NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
geïllustreerd weekblad
Voetlsel en Kleeflinï voor scRoolkinfleren.
RUITENLAND.
FEUILLETON.
BARON MONTEZ
No. 100.
Woensdag 16 December 1903.
Twee-en-dertigste jaarganfe.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
GRATIS
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het gelieele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Zij die zich wet I JA
NUARI 1904 op deze Cou
rant aboiincercii ontvangen de in
dit jaar nog verschijnende nummers
gratis.
Van I Januari 1904 af ontvangen
alle ahonné's (in de stad)
zonder eenigerlei prijsverliooging
ons
waarin behalve boeiende romans,
tai van prijsraadsels en rebussen
om fraaie prijzen.
DE UITGEVER.
Art. 35 van. de i in 1901 ingevoerde
Leerplichtwet luidt:
«Ter bevordering van schoolbe
zoek is de gemeenteraad bevoegd
voeding en kleeding te verstrekken
aan schoolgaande kinderen, voor
wie daaraan behoefte beslaat, ol
met dat doel subsidie te veileenen,
een en ander volgens regelen bij
algemeenen maatregel van bestuui
te stellen.
Kinderen, die openbare scholen,
en kindeien, die bijzondere scholen
als bedoeld in art. 2 eerste lid van
deze wet bezoeken, worden daarbij
op gelijken voet behandeld."
Dat voorschrift is destijds door
ons toegejuicht. Het maakte een eind
aan een twistvraag, waarover lang
gestreden was. Het onttrok de be
doelde verstiekking aan de sfeer van
armenzorg, om haar te stempelen tot
een bemoeiing in het belang van het
onderwijs. Een belang, dat voor de
hand lag. Want ock zonder dat onder
wijzers van heinde en van verre het
kwamen bevestigen door hun ervarin
gen, kon men, indien niet geheel
onbekend met de feitelijke toestanden,
het begrijpen, dat belaas maar al te
dikwerf de school wordt verzuimd
omdat bij ongunstige weersgesteldheid
toereikende kleeding of schoeisel ont-
bieekt, of omdat de ouders geen be
hoorlijk voedsel kunnen geven aan hun
iind. En daarbij bovendien de vraag,
die voor niemand een vraag wezen
moest, wat er van het onderwijs terecht
kan komen voor kinderen, die daarj
op de schoolbanken zitten met natte
voeten, verkleumde ledematen en
ledige maag
Intusschen: die bevoegd verklaring
van de gemeenten hoe goed ook op
zichzelve, gaf niet den geringsten
waarborg, dat zij er werkelijk gebruik
van zouden maken. Zij zouden dit nu
voortaan mogen doen. zonder dat zij
door Gedeputeerde Staten of door
de regeering op de vingers konden
worden getikt; maar zij zouden het
evengoed mogen laten, zonder dat de
regeering of Gedeputeerde Staten
daarop aanmerking maken konden.
En wie zich mocht hebben voorgesteld,
dat alom de gemeentebesturen zich
zouden haasten om hun bevoegdheid
om te zetten iri daden, moest bedrogen
uitkomen Want wie dat verwachtte,
hield geen rekening met tweeërlei.
Vooreerst niet met het feit, dat
al had de wetgever getoond er
anders ovér te oordeelen zéér
velen nog steeds meenen. öf dat hel
verstrekken van voedsel en van kleeding
aan behoeftige schoolkinderen maar
malligheid is, öf dat liet wel degelijk
armenzorg is en anders niet, zoodat
het, voorzoover noodig, aan de gewone
organen der armenverzorging moet
worden overgelaten.
In de tweede plaats echter verloor
de heet gebakerde ons volkskarakter
uit het oog. De trekschuit moge ih
onze vaarten en kanalen een zeld
zaamheid zijn geworden, dat langzame
vervoermiddel is toch het symbool
gebleven van ons handelen, ook op
publiek terrein. Op nieuwigheden, al
zou men denken dat het nut ervan
een iegelijk in het oog moest springen
zijn wij Nederlanders nu eenmaal niet
gebrand. Wij gaan er ten slotte wel
toe over; en komt het zoo ver, dan
geschiedt het ook niet zoo slecht.
Doch liefst laten wij eerst geiuimen
lijd verstrijken, alvorens een zaak
aan te pakken. Vooral als dit geld
kost, zijn niet 't minst de vroede
vaderen in de raadzalen der gemeenten
geneigd te zeggen, zooals Hildebrand's
trekschuit-schipper zeide tot zijn
knecht: oppassen, dat de lijn niet
breekt
Neemt men dit een en ander in
aanmerking, dan is er eenige reden
om niet geheel onvoldaan te zijn over
de vruchten, die de boven-aangebaalde
bepaling van de Leerplichtwet tot-
dusver gedragen heeft.
In het eerste jaar. in 1901, waren
die vruchten begrijpelijkerwijs nog
miniem: toen werd in heet bet land
nog slechts f1200 daaraan ten koste
gelegd van overheidswege. Maar in
1902 is dat bedrag ten minste toch
reeds tot bijkans f 10.000 gestegen
Dit blijkt uit het hiervolgende
staatje, hetwelk wij onlleenen aan de
Memorie van Antwoord op hoofdstuk
V var, de staatsbegrooling
Recht
Sub
Gemeenten.
streeksche
sidieering.
Totaal.
verstrekking.
Arnhem
0 f
600.00 f
600.00
Dordrecht
93.08®
93.08®
Leiden
w
500.00
506.00
Hoorn
f 130 00
130 00
Krommenie
1.27
1.27
Zaandam
200.00
200.00
Vlissingen
D
36.02
36.02
Amersfoort
75.00
75.00
Utrecht
382.14®
382.14®
Dokkum
21.20®
21.-20®
Leeuwarden
192.32®
192.32®
Ooststelling
78.19
werf
78.19
Opsterland
414.53
73.36®
487.89®
Schoterland
144 525
D
144.52s
Smallingerland 154.37
20.00
174.37
Weststelling
45.69
werf
45.69
j>
Groningen
4.758 01®
866.50
5.624.51®
Oude-Pekela
233.35
-233.35
Winschoten
650.00
650.00
Sappemeer
83.52®
J>
83.52®
Zuidhorn
27.90
-27.90
Totaal
f6.412.38® f3.368.52® f9.780.91
Dus althans 21 gemeenten hebben
verleden jaar de bemoeiing tot de
bare gemaakt. Vele zijn er zeker
nog niet, en ten deele betreft het
slechts luttele geldbedragen. Doch
ook hiér zal gestadig-aan het trek
kende van vooi beelden zich openbaren.
En ofschoon wij voor het vervolg
evenmin als totnutoe aan een voor
spelling van groote dingen ons wagen,
toch dunkt het ons niet twijfelachtig,
dat de nu ten einde spoedende jaar
kring wederom vooruitgang zal aan
wijzen. Wij noemen bijvoorbeeld de
residentie waar onlangs de gemeen
teraad een aanzienlijke som als
wij ons niet vergissen f5000 's jaars
voor subsidieeiing eener bestaande
vereeniging beschikbaar heeft gesteld.
Als ons de vraag wordt gedaan, of
wij aan dit laatste, dan wel aan
rechtstreeksche voorziening door de
gemeente, de vootkeur geven, dan
neigen wij te antwoorden onze voor
keur heeft subsidieering, mits onder
behoorlijke voorwaarden van doel
treffendheid en toerekenbaarheid
Reeds orn deze reden, dat de be
moeiing, naast haar onmiddellijk stof
felijk doel, ook sociaal nut kan stichten,
hetwelk ons in handen van particu
lieren veiliger dunkt, dan in die van
ambtenaren. Doch voegen wij er da
delijk bij. dat ten deze vèèl afhangt
van plaatselijke omstandigheden, zoo
dat het verkeerd zou zijn een alge
meen te gelden gedragslijn aan te
bevelen Of het echter langs dezen of
langs genen weg geschiedt, als het.
slechts gebeurt.
Het volksonderwijs verslindt schat
ten. Op zichzelf treuren wij daarover
allerminst. Integendeel: hoe meer er
aan ten koste wordt gelegd, des te
liever zal het ons zijn, indien dan
ook slechts wordt gezorgd, dat de
resultaten evenredig kunnen zijn aan
de geldelijke offers, die er voor worden
gebracht. Welnu, de voorziening,
welke wij in deze regelen nog eens
onder de aandacht brengen van allen,
die in de gelegenheid zijn invloed te
oefenen, is een van de middelen,
waardoor, met betrekkelijk geringe
uitgaven, de kans op bevredigende
resultaten van het onderwijs aanmer
kelijk wordt vergroot. Gemeenteraden,
welke jaar in jaar uil de aanzienlijke
onderwijskosten goedkeuren, maar
nochtans nalatig blijven om, voorzoo-
veel er behoefte aan bestaat, dat
middel tot verhooging van de pro
ductiviteit dier kosten aan te wenden
zulke gemeenteraden bezondigen
zich niet alleen aan de arme school
kinderen, zij zijn bovendien slechte
financiers. Zij zijn gelijk aan den man,
van wien het Engelsche spreekwoord
zegt, dat hij scheutig is met guldens,
maar gierig op een dubbeltje; al is
juist dit dubbeltje noodig otn het uit
geven van de guldens naar eisch te
doen beantwoorden aan het doel.
Uit Buenos-Ayres wordt aan de
Daily Messenger berichtdr. Nordens-
Itjold heeft het volgende korte resultaat
van zijn Zuidpoolexpeditie gegeven:
In plaats van een grooteuitgestrektheid
land, die men aan den Zuidpool var-
wacht, trof ik op 66° Z B. slechts een
smalle streep bergachtig land aan.
Geologisch bestaat de bodem daarvan
uit graniet basalt, lava, met over
blijfselen van fossielen, voornamelijk
ammonites. De flora vertoont zeer veel
overeenkomst met die van Patagonië.
Wat de zoölogie betreft: er werden
geen landdieren aangrimden, wel tal
rijke zeedieren en een hijzonder groot
aantal vogels. Deze streken leenen zich
niet tot expedities in den geest van
die der Argentynsche Republiek.
Boris Sarafofl, het hoofd der Mace
donische opstandelingen, is Zaterdag
van Belgrado naar Parijs vei trokken
hij zal ook Rome en Londen bezoeken.
In een interview verklaarde Sarafofl
nogmaals dat bij niet het minste ver
trouwen stelt in de hervormingsplan-
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
15
Een seconde later wordt een pistoolschot
gehoord en de Amerikanen, die bijna hulpeloos
staan, nog gehinderd door de aanwezigheid van
hun vrouwen en kinderen, staan plotseling
bloot aan roof en plundering, moord en dood
slag van een laag, goed gewapend gepeupel.
De klok van de oude kerk van Santa Anna,
in het kwartier der inboorlingen, wordt geluid.
Honderden zwarten komen uit het Cuinago
aangeloopen, onder woest geschreeuw en hun
musquetten, machetes en pistolen zwaaiende.
Montez ziet dit en glimlacht; onderwijl
wordt er een hand op zijn 6chouder gelegd en
een stem schreeuwt hem toe"Houd die
woestelingen tegen tot de vrouwen en kinderen
aan boord van de stoomboot zijnDan trekt
George Ripley de revolver, springt de stoep
van het hotel af en stapt op de negers toe.
Een oogenblik later staan Mc Lean van de
«Pacific Mail Company" en Nelson van de
spoorwegmaatschappij, naast hem.
«Brengt de vrouwen aan boord, vlug! Als
zij een stap nader komen, schiet ik", schreeuwt
de Californiër. "En ik schiet niet zonder
iemand te raken."
Een oogenblik later zou hij hebben getracht
zijn pistool af te schieten, zou hij ontdekt
hebben, dat het niet te gebruiken was en had
hij misschien zijn leven nog kunnen redden.
Doch daar fluistert Montez hem haastig toe
"Halt! De politie komt! Hoor de trompet!''
Ripley hoort de tonen der trompet.
"Ha, dan is het goed," monpelt hij en steekt
zijn revolver op.
Een zekere Willis rolt een zesponder uit de
goederenloods en sleept het geladen stuk de
laan af, die naar het Cuinago loopt en welke
met zwarten is bedekt. Hij draait het om en
schreeuwt:
»Voor reclit en orde! Wij zijn nu allen
klaar." Daar nadert de politie, aangevoerd
door Garrido, wanordelijk door elkaar loopende
en onverschillig de geweren dragende. Zij vat
post voor het hotel. Weer klinkt de trompet.
Een salvo van de politie.
"Mijn God", schreeuwt George, "zij vergissen
zich! Zij schieten op ons! Zij hehben hier
vlak naast mij een kind gedoodDaar de
moeder ligt er juist over gebogen:»
Weer een salvo!
Weer een vergissing! Dat is geen opstand!
Dat is een moordpartij
Negers vallen op de loods aan, steeds moor
dende en plunderende. Koffers worden open
gebroken; een klein meisje wordt nit de armen
barer moeder gescheurd en door de woeste
kerels en nog woester vrouwen heen en weer
geworpen tot het een vormlooze klomp is ge
worden.
Weer vuurt de politie
Nog meer Angel-Saksisch bloed wordt er ver
goten
Een Amerikaansche dame komt op Ripley
toe waggelen en hijgt: "Zeg mijn echtge
noot dien ik wilde gaan bezoeken zeg
Harry Nesmith van Columbia, hoe ik stierf;"
dan valt zij, door een kogel getroffen neer.
Op dit gezicht krijgt de Californiër zijn be
zinning terug. "Mijn God, mijn vrouw," roept
hij en ijlt het hotel binnen om zoo mogelijk
zijn vrouw en zijn schat te redden. En kan
hij dat beideD niet, dan toch de vrouw, die hij
aanbidt.
Montez, Domingo en drie andere zwarten
sluipen hem na. Het naamregister ligt open
in het verlaten kantoor. Fernando scheurt het
stuk met de woorden: "Zie zoo, nu is er op
het gansche schiereiland niets meer van den
Amerikaan bekend. Niemand zal iets omtrent
zijn lot weten te vertellen. Nu aan het werk I"
Een oogenblik later staat George Ripley, on
der het geknetter der salvo's, den eenen arm
om het slanke lichaam zijner vrouw geslagen,
den voet geplaatst op den koffer, die de
schatten bevat, waarvoor hij zijn leven tusschen
de Sierra's van Californië heeft gewaagd, te
genover eenige negers. Vooraan staat Domingo
met bloedroode oogen, een verraillioen kleur
op de wangen.
"Dood aan de Americano," schreenwt de oude
bandiet. "Red de dameHaar schoonheid is
een waarborg voor haar leven."
Ripley's revolver zal een antwoord geven
op dezen kreet; de haan gaat over, doch, er
volgt geen schot. Een vloek ontsnapt aan zijn
lippen.
Zij springen op hem toe. Weer haalt hij den
haan over: weer weigert zijn wapen.
«Mijn hemelEr is iets met mijn revolver
gebeurd!" Jammert hij; hij grijpt de hand van
zijn vrouw, om met haar te vluchten, doch in
de deur staat de man, dien hij zijn vriend
waande. «Goddank, Montez," roept hijjuist
bij tijds."
Ook Alice roept verheugd: «God zegene u,
waarde Senor Montez, dat gij gekomen zijt.''
De kleine duivel laat thans het masker vallen
met een triomfeerenden glimlach op het gelaat
en op spottenden toon roept hij«Vrees zijn
pistool niet! hij kan niet vuren.!"
(Wordt vervolgd).