NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BARON MONTEZ
No. 3.
Zaterdag 9 Januari 1904.
Drie-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bij flit miner behoort m Bijvoegsel.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLaugestraat 77. Telephoonuo. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/» Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berek.nd.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Handel en Nijverheid.
De maandvergadering van boven
genoemde vereentging, Donderdag
avond op het gewone uur en degjnvone
plaats gehouden, werd door een 26 tal
leden bezocht.
Alvorens werd overgegaan tot het lezen
der notulen hield de heer van Duinen
een rede waarin hij afrekende met
het pas verscheiden jaar en een krach
tige opwekking gaf voor het loopende.
De heer van Duinen grijpt iedere
gelegenheid aan om den leden, eigenlijk
d.n gelieelen middenstand onzer ge>
meente wakker te schudden, hen op
te wekken tot krachtig werken aan
hun economischen lotsverbetering.
Daarmee toont hij te zijn den wakke
ren leidsman die steeds op zijn »qui
vive is."
Dergelijke speeches zooals de heer
van Duinen er zoo menige hield, moeten
door meerderen gehoord worden als
daar op de maandvergadering komen.
Doch niet alleen gehoord of gelezen,
maar ook ter harte worden genomen.
Wij laten hier het gesprokene van
den heer van Duinen in extenso volgen:
Mijne Heerenl
Vóór ik tot onzen geachten Secre
talis het verzoek zal richten, ons de
notulen der vergadering van 10 Dec.
te willen lezen, wenscli ik, bij de
plaats gehad hebbende jaarwisseling,
U eerst het welkom toe te roepen
in den nog zoo kort begonnen tijd-
cirkel, en spreek ik hierbij de hoop
uit, dat het nieuw aangevangen jaar
voor den handel en de nijverheid in
bet algemeen, en voor de stad
onzer inwoning in het bijzonder, be
ter moge zijn dan zijn voorganger.
Want om een zeer gemeenzame
spreekwijze te gebruiken «die heeft
het slecht laten liggen."
Ik kan hierbij echter niet ontvein
zen, dat voor den winkeldrijvenden
handelsstand de vooruitzichten niet
rooskl urig zijn.. De zieke toestand,
die zich in de financieele wereld op
zoo onrustbarende wijze heelt geopen
baard, zal nazieken en, naar te vree
zen staat, zich in tal van bediijven,
zoowel van handel als nijverheid, doen
gevoelen. Maar weet li wat "onze
voorouders hebben gezegd, indien
moeilijke tijden te wachten waren?
«Goede moed is het halve teergeld,"
en «laten wij ons niet hij de pakken
neerzetten."
Maar ondanks goeden moed, ja
ondanks den besten moed en niet
alleen dat, maar ondanks de beste,
de meest ijverige pogingen, kunnen
berekeningen falen door invloeden
van buiten, waar tegenover we eigen
lijk onmachtig komen te staan.
Onder die invloeden kunnen wc
twee schokkende gebeurtenissen van
het vorige jaar rekenen, naar tijds
orde, de spoorstaking met den aan
kleve van dien, en do financieele
crisis.
Vergun me, M. H., bij beide eenige
oogenblikken stil te staan, niet zoo
zeer bij de feiten zelf, als wel bij de
gevolgen, daaruit voortgevloeid.
We kunnen den handel, dunkt mij,
gevoeglijk vergelijken bij 't exploi-
teeren van een ijsbaan. Voor de laatste
is. om te slagen, wenschelijk fraai
helder winterweer, niet te koud, geen
sneeuw, geen wind, met andere
woorden liefst alle toestanden, die
daarop betrekking hebben zoo kalm
mogelijk, want dan rendeert de zaak
en zijn beide partijen tevreden. Maar
komt er een kwakkeldooi of sneeuw,
ijzel, felle wind, of vertoonen zich
donkere grijze luchten alsof 't zwerk
met grauw papier is dichtgeplakt, dan
blijven de bezoekers thuis, maar voor
de exploitanten komt een tijd van
hard werken, en trots al de moeite
die ze zich geven, marcheert het zaakje
met, doch eischt dagelijks meer fi
nancieele oiTers.
't Gaat met den handel en de nij
verheid evenzoo.
Gaat alles zijn gewonen gang,
komen zomer en winter op hun tijd
en hebben noch afwijkingen aan de
eene noch aan de andere zijde plaats,
dan marcheeren de zaken ook ge
regeld maar komen werkstakingen,
epidemieën, mislukte oogsten, oorlog,
trusts en crisissen, dan lijdt en kwijnt
alles daaronder, 't Begint van boven
at en loopt alle geledingen der maat
schappij door. We hebben 't kunnen
hooren hoe groot de financieele schade
is geweest, aan duizenden toegebracht,
door de spoorstaking, die eigenlijk
nog mislukt is, maar toch zeer diepe
wonden heeft geslagen.
Een paar maanden daarna kwam
de daling der Amerikaansche fondsen,
die millioenen schats (er wordt zelfs
gesproken van tusschen 200 en 300
millioen) aan ons land ontroofdeof
neen, ik geloof niet dat dit woord
juist is ontrooven sluit in zich weder
rechtelijk, en dit had niet plaats,
want feitelijk zijn de offers vrijwillig
gebracht. Een overdreven zucht naar
't bezit van geld is er oorzaak van
geweest, Ten onrechte worden sooit
gelijke speculatiën ingedeeld bij de
handels-rubriek. Dit is evenmin juist.
Tusschen soortgelijke speculatien en
reeëlen handel, ook dan wanneer bij
de laatste, bij een vooruitloopende
markt, groote voorraden worden in
geslagen met hoop op winst, is een
groot verschil. Dit is een echte ka
raktertrek van den handelhet eerste
dat van 't dobbelspel. Bij den handel
ontvangt de kooper waar voor zijn
geldbij het speculeeren niet. En
toch schijnt die dobbelzucht voor velen
een levensbehoefte te zijn.
Wat zouden veel takken van han
del, maar vooral van nijverheid, ge
baat zijn geweest, indien al die millioe
nen niet waren gestoken in betrek
kelijk waardelooze papieren, maar in
flinke, soliede ondernemingen, 't Is
waar, daarmee kunnen geen honder
den in één dag worden gewonnen
door den geldschieter, maar er kun
nen ook geen duizenden in éér» uur
mee worden verloren.
Onze voorouders, die groot zijn
geworden door den handel, hadden
tot Leitmotiv: «een klein winsjen,
een zoet winsjen" of, als ge 't anders
wilt, «een gestadige wagen wint."
Maar de geest van overdrijving, die
in onze dagen in alles merkbaar is,
heeft ook op die speculatiën zijn
stempel gezet. Hoorden we niet een
paar jaar geleden de stelling verkon
digen, dat 't geld «maar voor 't op
scheppen" lag voor hem die durf in
zijn body had. Die opschepperij is
echter oorzaak geweest van de on
gelukkige toestanden, waarvan we
hooren gewagen uit alle oorden van
ons land.
'k Zou U tal van voorbeelden kun
nen noemen van hen die vielen als
slachtoffer van de dobbelzucht.
Of 't niet een harde les geweest
zal zijn en daardoor verbetering zal
worden aangebracht? 't Is mogelijk,
maar ik geloof het niet. Reeds als
jongen hoorde ik te Groningen van
die en die en die, allen «verdronken
in de olie". Daar was toch zeker
óok een hiaat ontstaan in den geld
buidel van de speculantenMaar voor
zoover ik mij herinner overvleugelt
de jongste crisis al haar voorgangsters.
Meer dan een twintigtal firma's, die
als uiterst soliede bekend stonden,
waarbij agenten der Nederlandsche
Bank, en huizen waarop men meende
te kunnen bouwen, zijn allen geval
len; en er vallen er nóg. Wat Troel
stra in de Kamer zeide op 1 Decem
ber: «Het is een kraken en een bre
ken om ons heen," is nog helaas!
even waar als toen.
Vóór 't oude jaar den aftocht blies,
hoorden we den laatsten dag nog
van een gevallen huis, waarvan de
eigenaar voortvluchtig is. 't Kan niet
uitblijven of, als gevolg van dit kraken
en breken, zal de winkelstand en
hier bedoel ik meer den middenstand
de nadeelige gevolgen ondervinden.
Een der meest ingrijpende gevol
gen van deze financieele cricis is wel,
dat het vertrouwen zóo zwaar is ge
schokt het vei trouwen, een der
eerste voorwaarden waardoor handel
en nijverheid kunnen bloeien. En zij,
die part noch deel hebben aan de
bestaande toestanden, worden 't meest
bedreigd door het geschokt vertrouwen
en het daarmee samenhangend crediet.
Wij hebben gezien hoe groot mis
bruik van vertouwen is gemaakt;
't is dus niet te verwonderen, dat
daarin een waarschuwing voor velen
ligt opgesloten. Dit moge voor specu
lanten mede een reden zijn, voor
't vervolg meer na te denken.
Niet alleen zichzelven, maar ook
anderen, totaal onschuldig aan- en
onkundig van de daad, brengen zij
ondanks zichzelven in moeilijke finan
cieele positie.
En toch heb ik hoop, dat uit al
dit leed voor den handel en de nijver
heid iets goeds geboren zal worden.
Mij dunkt, er zal toch iets gedaan
moeten worden om heeren Commis-
saren van Naamlooze Vennootschappen
beter aan hun plicht te herinneren.
Zij worden gekozen door de aandeel
houders om hunne belangen te be
hartigen, maar velen schijnen slecht
doordrongen van den ernst en de
hooge waarde van hunne opdracht.
Zij vinden er iets «unfashionable"
in, indien ze als dwarskijkers optreden
tegenover een of meer Directeuren.
Maar wanneer de laatsten 't niet als
zoodanig opvatten, doch het gewicht
beseffen van de roeping der Com
missarissen, kan het hun, bij eene
eerlijke zaak, niet anders dan aange
naam zijn wanneer zij de- verant
woordelijkheid niet alleen dragen,
doch een groot gedeelte daarvan kun
nen schuiven op de schouders van
heeren Commissarissen.
En hoe zal t gaan voor 't vervolg
met de curators in faillissementen?
't Is noodig, dat ook daarin een ver
beterde toestand intrede. Het ge
beurde te Delft met een curator kan
tot leering strekken. Maar er is meer.
We hebben dezer dagen nog in een
ingezonden stuk in 't Handelsblad
kunnen lezen, dat een crediteur zijn
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
22
De oude Domingo, die vier-en-twintig jaar
ouder is geworden sedert den avond, waarop
hij Montez rijk hielp maken, woont bij hem
in, niet als een soort gast want de oude man
is vrij welgesteld. De oude zeeroover kent de
stelregels der boekaniers: «Ieder zijn deel"
En hij was zeeroover genoeg, om van Montez
de helft van het goud van den Amerikaan te
eischen.
Hiervan heeft hij geleefd, en niettegenstaande
hij reeds over de zeventig is, blijft hij even
gezond en sterk en is hij nog altijd de grootste
zondaar, die ooit in Zuid-Amerika kan worden
gevonden.
«Wat nu, Senor? U schijnt in uw schik!"
luidt de groet van Domingo, zoodra hij zijn
mentor ziet aankomen, die juist zijn sappige
peer heeft gegeten, zijn oranjeappel heeft uit
gezogen en zijn kop koffie heeft gedronken.
«Wat nu, Senor Montez?"
«Caramba! In het vervolg steeds Baron
Montez! Ik ben van adel geworden," merkt
Fernando op, terwijl hij Domingo het stukje
papier met het «baron" onder de oogen houdt.
«O, ho! Door den grooten Franschman, die
hier is
«Ja, door den grooten Franschman, die ons
allen rijk zal maken."
«San JagoWeer een moord! Er zijn er nu
genoeg! Er zijn er nu genoeg! En mooie
vrouwen ook! Ik wou dat ik jonger was!"
monpelt de ex-zeeroover, terwijl zijn oogen
weer beginnen te fonkelen.
«Neen, nu nietl Zij zullen ons meer opbrengen,
wanneer wij hen laten leven!" antwoordt
Montez I"
De herinnering aan hetgeen op den bewusten
avond in 1856 is geschied, schijnt hem echter niet
te bevallen. Nieuwsgierig ziet hij Domingo aan
en haalt dan weer eenigszins ruimer adem, want
de houding van zijn medehelper zegt hem, dat
diens mond voor altijd gesloten zal zijn. De
tijd heeft het overige gedaan. Zij zijn dood;
zelfs het schoone Indiaansche meisje, Anita
van Toboga, is gestorven, toen zij dertig jaar
oud was.
Met een tevreden glimlach slentert Fernando
verder, om zijn nieuwe adeldom in gebruik te
stellen.
Hij zendt zijn kaartje naar den Amerikaan,
gaat zeer kort daarna zelf en wordt in de spreek
kamer van het Grand Hotel ontvangen met
een «Goeden morgen, baron!" en een harte-
lijken handdruk.
Eén seconde blijft hij verschrikt staan, in
de meening dat iemand anders wordt aange
sproken het is niet gemakkelijk om zich
in één nacht aan een adellijken titel te ge
wennen doch dan beantwoordt hij den groet
met zekere neerbuigende goedheid.
Spoedig daarna noemen allen hem baron;
niemand schijnt aan zijn titel te twijfelen, om
de volgende redenen: De Franschen, die weinig
van hem weten, meenen. dat hij werkelijk een
Spaansche Hidalgo is. Zijn Columbiaansche
confrères, waarvan sommigen hem reeds hebben,
gekend toen hij nog koorknaap was in de
kapel van Cruses, denkeu, dat Fernando op de
eene of andere wijze zijn adelbrief heeft ge
kregen van den grand Francais De Lesseps.
En behalve dat, zijn zij veel te druk bezig met
het op touw zetten van een revolutie, die
moet uitbarsten, doch die zij nu hebben uit
gesteld, uit vrees dat door hun schieten en
vechten de opening van het kanaal zou kunnen
worden uitgesteld. Zoo spoedig als monsieur
De Lesseps Panama zal hebben verlaten, zullen
zij echter weer vlijtig aan den arbeid gaan.
Zoo geschiedt het, dat de ex-muilezeldrijvers
jongen el muchacho diablo door allen beschouwd
wordt, als te zijn baron Montez, die zich gereed
maakt om zijn titel te doen klinken in de
salons van Europa en op de Parijsche Beurs.
HOOFDSTUK YI.
Jessie's beiep.
De tijd gaat in Panama voor den grooten
Franschman en zijn gevolg zeer aangenaam
voorhij met picnics en uitstapjes langs de
schoone baai. Zij gaan ook naar de Parel
eilanden en brengen een bezoek aan Montez'
villa op Toboga. Zij bezichtingen de ruïnes
der oude stad en als eindelijk de voorloopige
rapporten der ingenieurs zijn ingekomen, wordt
een kleine dynamietpatroon gelegd in een
spleet van den grooten berg Culebra, waar de
diepste boring langs de lijn moet zijnde
kleine mademoiselle Fernanda de Lesseps doet
de patroon springen en er wordt bekend ge
maakt, dat er werkelijk een begin met de
werkzaamheden is gemaakt.
Monsieur De Lesseps neemt een stoomboot
van Colon naar de Vereenigde Staten, om van
de Panama-spoormaatschappij de toestemming
te verkrijgen, welke noodig is om zijn ontwerp
uit te kunnen voeren. Baron Montez en zijn
vriend begeven zich echter naar Frankrijk,
over Martinique en St. Lucia.
Wordt vervolgd).