NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BARON MONTEZ No. 7. Zaterdag 23 Januari 1904 Drie-en-dertigste jaargang. VERSCHUW \VllEi\SllAfi M ZATERDAG. Bjj dit immer Moort een Bijvoegsel. VAN WEEK TOT WEEK. BUITENLAND. BINNENLAND. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port. Afzonder 1 ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLaugestraat J7. Tclephooniio. 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Daar ruischen vreugdevolle klanken Accoorden vol van juigend danken. Door heel ons dierbaar vaderland! Ja, zoo betaamde het op den dag van gisteren. Geen woelig feestge- druiscli, geen jolige dag met nacht permissie voor de vergunning, maar orkestmuziek en orgeltoonen, en feest markten tot weldadigheid. Want het is een verheuging met dankbaarheid en eei bied, met bewondering van wat monschelijk is en schoon. Het is vijf en twintig jaar geleden dat II. M. de Koningin-moeder als Koningin haren intocht hier te lande deed; op 22 Januari '1879 was de plechtige intocht in den Haag. Nu zij een kwart eeuw de onze is en voor den geest oprijst wat zij tot heden ons geweest is, gevoelt heel het volk behoefte getuigenis af te leggen van de hoogachting welke het deze koninklijke vrouw toedraagt, van den dank die allen bezielt, van den eerbied die alom voor haar gekoesterd wordt, voor haar als vrouw, echtge- noote. moeder en Koningin Het laatste gedeelte van 's konings leven was niet rooskleurig. De meeste leden van zijn huis zag hij voor zich uitgaan. Dat hij nog een lielelijken levensavond genoten heeft, het is te danken aan koningin Emma Die het van nabij kunnen weten hebben ver klaard, dat het tweede huwelijk van den koning gelukkig is geweest, dat het koninklijk gezin een der geluk kigste gezinnen in Nederland was. Toen de tijd kwam, dat de koning de regeeririg niet kon waarnemen en weldra niet meer was, toen geen zweem van aarzeling omtrent de vraag aan wie het regentschap moest wor den opgedragen. De opdracht aan H. M. de Koningin Emma werd ge acht te zijn »in overeenstemming met het belang van hot vaderland en met den wensch van een getrouw volk." Zij had alle harten gewonnen door de wijze waarop zij hare roeping ver vulde. «Ik zweer trouw aan de koningin ik zweer al de plichten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, en er mij bijzonder op te zullen toe leggen om de koningin gehechtheid aan de grondwet en liefde voor haar volk ui te boezemen." Met dankbare waardeering geden ken wij nog heden hoe deze eed ge houden is in de acht jaren van het i egentschap. Maar vooral eeren wij in koningin Emma de uitnemende moeder. Want naar waarheid mag gezegd worden: «zelden werd een kind met zoo al- geheele toewijding, met zoo alles om vattende en nooit falendezorg voorzijn bestemming groot gebracht als dit koningskind door haar uitnemende moeder. Zelden werd voor een natie haar aanslaande vorst op zoo ver standige wijze opgevoed en tot het regeeren voorbereid ais deze slam- houdster der Oranjes voor do onze." Terecht wordt haar dan dank en eere gebracht voor hetgeen zij geweest is als vrouw, koningin en moeder, voor de uitnemende wijze waarop zij de hooge plaats bekleed heeft in een voor haar vreemd land, onder vreemde zeden en menschen. Voor wie zij gewoon zijn omlaag te halen wat hoog is en verheven moet deze herdenking opgeschroefd schijnen en kindoren als ijdele men schen vergoding Zij zullen beweren dal deze koninklijke viouw slechts staat in den lichtglans van den stra lenkrans door de volksverbeelding om elk koninklijk hoofd gevlochten. Zij zullen meenen, dat deze vrouw een voudig haar plicht deed, en daartoe beter in staat was gesteld dan ieder ander, omdat ook het beste haar ten dienste stond. Nu, koningin Emma zal de eerste zijn om te erkennen, dat zij niet meer dan haar plicht vervulde want plichts besef en bescheidenheid zijn haar voornaamste sieraden. Maar «men bedenke hoe het zou geweest zijn, als deze vrouw tot hoog heid verheven lichtzinnig ware geweest en heersclizuclitig, kortom wanneer zij niet die gaven van hoofd en liait had ton toon gespreid, welke wij thans dankbaar in haar bewonderenen eeren Ook mag het waar zijn, dat menig weduwe, die in bekrompen omstan digheden met eere haar kinderen groot brengt, zich een even goede moeder toont en evenzeer lof waardig is; dat verkleint niet de eere welke deze konirigin-moeder moet gegeven worden. In haar, de edele vrouw eu waardige moeder, eeren wij de vrouw, de moeder. «Wat hebben wij noodig, vroeg Napoleon eens aan mevrouw de Cam- pan, om het volk een goede opvoe ding te geven?" «Moeders," zeide mevrouw Campan. Het antwoord trof den keizer. «Ja, zeide hij. in dit ééne woord hebben wij een vol ledig stelsel van opvoeding." Nu zooveel over opvoeding gepraat wordt en het noodig is boven al dat geredeneer uit te roepen toch niet te vergeten dat vöör alles een land moeders noodig heeftnu mogen wij koningin Emma dankbaar zijn voor het voorbeeld van een goede en ver standige moeder. Waai' in de vrouwenbeweging en het ijveren voor de rechten der vrouw- vaak wordt vooibijgezien welke de rechte plaats en roeping blijft voor al wat vrouw is, mogen wij koningin Emma danken voor het heerlijk voor beeld dat zij gegeven heeft van de edele vrouw die haar vermaak vindt in het bezoeken en steunen van zie ken en armen, in het brengen van lafenis en redding, die optreedt als beschermster van al wat edel, schoon goed is. Het zal .een zegen voor ons land zijn, wanneer het zich nog langen tijd in het bezit van dit heerlijke vooi beeld mag verheugen. Vredesidealen. Met den olijftak in den bek zweeft de vredesduif boven het paleis te Tsaikoselo, waar do Tsaar van Rus land den Japanschen gezant uitge- noodigd heeft tot een bijeenkomst: misschien heeft de audiëntie reeds plaats gehad. Niemand betwijfelt het meer, dat keizer Nicolaas in vollen ernst vredes idealen koestert en ze zal trachten te verwezen lijken. De woorden door den beheerscher aller Russen op de Nieuwjaarsreceptie in het bijzijn van het corps diplomatique uitgesproken dwingen zelfs den meest sceptisch aangelegden hieromtrent zijn achter docht te laten varen. Er bestaat, het is maar al te hekend, in Rusland een sterke oorlogspartij, die zeker haar doel niet uit het oog verliezen zal, maar op het oogen- blik schijnt de Tsaar zich van haar te hebben losgemaakt en wil hij de wereld toonen, dat hij inderdaad een aredevorst is. Ofschoon wij in de ijzeren eeuw- van Kiupp-kanonnen en monitors niet al te snel geloof kunnen slaan aan de ontboezemingen van de idealisten, die reeds in de nabijzijmle toekomst gelooven van vereffeningen der ge schillen tusschen de volkeren door Arbitrage, is het tocli niet onge- wenscht het oog te blijfen richten op hun streven, omdat het toch in derdaad een echt humanitair stre ven is. Vandaar dat wij hier liet gesprek willen opnemen tusschen den corres pondent van de «Matin" en de heer Cremer, den winner van den Nobel prijs voorde vredeszaak, over den toestand van Oost-Azië. De heer Cremer gelooft, dat de vrede zal bewaard blijven. Hij koestert een groote en oprechte vereering voor- Keizer Nicolaas, den grooten vrede vriend. En ook heeft hij vertrouwen in de wijsheid en het bezadigd over leg van den Mikado en diens raads lieden. Hij koestert dezelfde redealen als zijn vriend Stead, en zou zoo gaarne zien dat het Haagsche hof nu ook eens met eene «groote zaak" werd belast. Hij is niet alleen man van idealen, de heer Cremer, maar ook van practische daden. Daarom heeft hij weten gedaan te krijgen, (en hier blijkt niet Stead, maar hij het initiatief te hebben genomen) dat, door een groot getal klinkende namen onderteekerrd, aan den Midako zal worden gericht het navolgende beroep «Wij ondorgeteekenderi, die met vreugde de Haagsche conferentie heb ben begroet, die met geestdrift heb- meègewerkt aan haar welslagen en die in de arbitrage overeenkomst en in hare werken den besten waarborg zien voor den internationalen vrede, wij wenschen tot uwe majesteiten onze innige wenschen te richten voor liet geval alle diplomatieke stappen zouden falen. Uwe Majesteiten mogen rechtvaardigen het vertrouwen, dat wij in hare toewijding aan de vredes zaak stellen, door het punt van ge schil te onderwerpen aan het Hooge Internationale Haagsche Hof en door te vermijden de inbreuk op bescha ving en vooruitgang der menschheid, welke zou in het leven worden ge roepen door het doen beslissen, door oorlog, van dergelijk geschil, Vooral doen wij een beroep op den Tsaar van Rusland, aan wiens moedig initia tief de Haagsche conferentie moet worden toegeschreven, vertrouwende, dat hij bij de regeling van het aan hangig geschil de beginselen der arbitrage zal willen in toepassing brengen." Het gala-diner Donderdagavond te 6'/j uur ten Hove gegeven ter eere van het jubileum van H. M. de Ko- ARCHIBALD CLAVERING GUNTER. 26 «Zwijg toch! Noem mij niet Henri. Meen je soms, dat ik je ooit Francois zou noemen barst de jongere broeder los. «Frank," vervolgt hij daarna gemoedelijk, «wees een Amerikaan en een man. Yerlaat deze vreemde plaats, waar je je leven verbeuzelt.*' «En wat doe jij in Amerika?" «Niets I" «Doe ik dan niet hetzelfde te Parijs?" vraagt de oudere broeder met een poging om te lachen, die echter overgaat in een zucht. «Ik wou, dat ik Parijs kon verlaten." «Wat houdt je hier?" «Mijn belangen." «Bahl Je vermogen-is goed belegd en deze lieve villa kan je met eenig voordeel verkoopen, al zijn de Panama-aandeelen naar beneden gegaanantwoordt de jonste broeder. Het ontbreekt dezen jongen man, ofschoon een man van de wereld, niets, maar toch heeft hij macht over zich zelf. Hij is een lief hebber van lichaamsoefeningen, jagen en duivenschieten, is zelfs in sommige deelen dier sport goed bedreven, en al mogen zij nu juist een man niet verheffen, zij houden tenminste zijn spieren in orde en zijn geest wakker. Hij is een uit stekend voetbalspeler geweest, en nog geldt hij als een geducht tegenstander. Op de Del- monico-bals is hij het, die steeds den cottillon dirigeert en hij doet dat met een levendigheid, die veel jongeren jaloersch maakt. De jonge dames zijn gelukkig, wanneer zij op zijn sterken arm kunnen leunen en zijn stevige elleboog beschut haar onder het dansen tegen elke onaangename botsing. Deze elleboog, die er zoo onschuldig uitziet, heeft den jongen Johnnie Ballet, die zoo roekeloos danst, en Yon Duzen Von Bobbins, die zoo zorgeloos deftig zwaait, dikwijls ver wonderd en buiten adem doen staan, wanneer zij onverwachts met hem in aanraking kwamen. Maar zij weten niet, hoe menigmaal die zelfde elleboog hij het voetbalspel een tegenstander tegen den grond heeft geworpen in een heete worsteling. Het loopt tegen het einde van 1887, als Harry Larchmont zijn Duitsche reis aanvaardt in die zorgelooze stemming, waarin hij zijn gansche leven heeft doorgebracht. Drie dagen later ontvangt hij te Keulen een opgewonden brief van miss Jessie Severn, waarin zij hem bidt, om 's Hemelswil hij haar te komen, voor hij Europa verlaat. De brief eindigt op een wijze, die dezen zorgeloozen jongen man ver schrikt het slot is „Lieve, beste Harry, bij de herinnering aan uto moeder laat uw broeder niet bemerken, dat ik dit geschreven heb." Uw doodsbenauwde Jessie. HOOFDSTUK VII. Een dube eed. Er is een traan op het papier gevallenhet gansche epistel maakt den jongen man onwille keurig angstig. Hij tracht dien angst van zich af te zetten met de opmerking: «Kom, het is nog een kind in korte rokkenZij zal stout zijn geweest. Maar al was zij ongehoorzaam geweest, dan nog behoefde zij Frank niet te vreezen, want hij is de zachtzinnigheid in eigen persoon voor haar." Met zulk een redeneering kan hij zich echter niet tevreden stellen. Na vijftien minuten met zichzelf te hebben beraadslaagd, treedt de man in hem op. En een half uur later is hij op weg naar Parijs, zoo vlug een snel trein dat kan doen. Den volgenden dag is hij in de hoofdstad, gaat door naar het Gare de l'Est en rijdt van daar, zoo vlug een fiacre rijden kan, naar de lieve villa op den Boulevard Malesherbes. «Wel, mijnheer Henri, is u weer terug uit Duitschlaud vraagt de bediende, die de deur opent, verbaasd, terwijl er een glimlach op zijn breed gelaat komt, want de jonge man heeft zich door middel van eenige fooien zeer bemind gemaakt bij den bediende. «Je behoeft er niets van tegen mijn broeder te zeggen, wanneer hij thuis is," zegt mr. Larchmont, «doch ik veronderstel, dat hij wel uit zal zijn?" «Ik geloof, dat hij op de Benrs is, mijnheer". «Op de Beurs? Dat is iets zonderlings." «O, mijnheer gaat iederen dag naar de Beurs." «Drommels!" roept Harry; dit nieuws zou hem geheel verbaasd hebben doen staan, ware zijn geest niet met een andere gedachte ver vuld geweest. «Loop even naar boven, Robert, en zeg juffrouw Jessie, dat ik hier ben en haar gaarne zou willen spreken." «Mademoiselle Jessie heeft les," antwoordt de bediende, «en ik geloof, dat de gouvernante niet gaarne heeft, dat men haar stoort." «Wat gaan mij die studies aan? Ik kan hier maar een paar uur blijven. Wijs mij de leer kamer en ik zal haar bij haar lessen een handje helpen," zegt mr. Harry en wandelt naar boven. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1