enge grenzen te beperken en dat het gevolg van de wijziging zal zijn meerdere onrust in andere gedeelten van de Gemeente, vermindering van ontvangsten voor de Gemeente, orndat de verspreide kramen de kosten niet meer kunnen goedmaken, terwijl het aantrekkelijke voor een goed geheel aan den rustigen kermisganger wordt ontnomen, en het doel meerdere ruimte voor de politie kan worden bevorderd door het niet-toelaten van al die kleine gelegenheden, die overal worden tusschen geplaatst, zoodat dislocatie voor hen die meenen, dat da kermis moet worden behouden, weinig aanlokkelijk kan zijn. Een lid steltvoor de kermis 'szomers te houden in plaats van in het najaar De/e verplaatsing vindt geen instem ming als practisch onuitvoerbaar met het oog op andere kermissen en wei nig invloed oefenend op de vermeende nadeelen der kermK die dan mis schien dubbel of sterker zullen optre den, door het meer gunstige jaargetij. De voorsteller, de heer Veis Heijn, vraagt welke motieven het Dagelijksch Bestuur had om andere voorstellen omtrent de kermis te doen, waarmee het dus ei kent, dat de tegenwoordige regeling schadelijk is. Hij houdt vol, dat de kermis gelegenheid biedt tot zondigen. De politie moet dan wel door de vingers zien en daarom geeft hij weinig om rapporten o\er de kermis De laatste kermis was rijk aan schandelijke feiten o a zag hij verscheidene jeugdige peisonen be schonken. liet financieele nadeel staat bij hem vast. Vele winkeliers klagen over weinig omzet in die week en ook het Armbestuur zal het later merken. De vereeniging «Handel en Nijverheid" heeft enquête gehouden, waarvan de resultaten wijzen op nadeel voor den winkelstand. De betrouwbaarheid dezer enquête wordt echter door anderen bestreden; misschien heeft een bepaalde categorie van winkeliers in dien tijd minder ontvangst, rnaar minder zaken zullen er niet gedaan worden, wat in het oog springt wanneer men let op de vele peisonen van buiten plus de kerrnisbevolking die binnen de Ge meente vertoeven en die toch allen moeten leven. Sommige winkeliers zullen wel minder, andere daaren tegen meer zaken doen dan in nor male tijden Ook acht een der leden de opgaven, aan «Handel en Nijver heid" verstrekt, niet bepaald geloof waardig, om dat reeds voor de aan gifte voor de Inkomsten-Belasting zoo menig winkelier niet juist weet te berekenen. O'erigens merkt men op, dat de vooistellers, zoo niet onder cijfers dan toch onder woorden kun nen brengen welke bedragen aan de winkeliers onttrokken zouden worden. Nog van anderen kant wordt een lans voor de kermis gebroken op grond van de noodzakelijkheid, dat ieder mensch zijn dagelijkschen arbeid eens moet kunnen onderbreken en de kermis voor den werkman is, wat de meer-gegoede in reizen en bui tenverblijven vindt. Men wijst daarbij op degoedkoope amusementen die Utrecht biedt, met het doel om de menschen te lokken, terwijl hier niets van dien aaid is, wat de kei mis zou kunnen vei vangen. Deze spreker zegt, dat de bezwaren, tegen de kermis ontwikkeld, op eiken Zondagavond toepasselijk zijn en dat de geheele beweging een gevolg is van de omstandigheid dat een klein gedeelte van de kermis misbruik maakt Het spijt hem, dat een voorstel tot inkrimping werd gedaan; den voor stellers van afschaffing komt dit toch niet te pas. De drukte op de andere dagen zal grootei, de ontvangsten voor de Gemeente zullen minder worden. Hjj vindt dat de werkman die geen ander middel tot vermaak heeft, dat feest, dat voor hem dan toch wol smakelijk is, ten einde toe moet kunnen geniPten. Daarom ook acht hij inperking van het sluitings uur der kroegen niet gewenscht. Wel wil hij overleg met den garnizoens commandant om op betaaldagen de jonge militairen binnen de kazerne te houden, en strenger optreden der politie tegen dronken jongens De Voorzitter wijst nog op het voordeel, dal de Gemeentekas, diiect en indirect, door de kermis heeft. Dat voordeel is hij invoering van andere vermaken niet te behouden. Volksfeesten kosten Gemeente en particulieren veel geld en het slot is toch gewoonlijk onordelijk. Hij ver zekert, dat de politie genoeg per soneel heeft om bij dislocatie vol doende te surveilleeren, terwijl haar toezicht minder scherp bohoeft te zijn, doordat het minder belemmerd zal worden. Zijn oordeel is, dat de neringdoenden niet anders dan voor deel van de kermis kunnen onder vinden De militaire hoofdwacht acht hij met de patrouilles voldoende voor de orde onder de militairen, die toch niet aan de kazernes gebonden zou den kunnen worden. Verzwaring van de taak van het Armbestuur na een kormis heeft hij nooit ondervonden. Ten slotte verklaren zich twee leden tegen handhaving der kermis; vóór dislocatie, als door B. en W. voorgenomen, zijn 5; daartegen 3 leden. Het denkbeeld der inkrimping, in de 2e afdeeling voorgestaan, om den Zaterdag te laten vervallen, vindt hier 4 tegenstanders. Vóór sluiting der kermis en kroegen op Zaterdag avond 11 uur verklaren zich alle leden. 2e afdeeling. Het Dagelijks bestuur ziet er nog al tegen op, de kermis plotseling op te heffen en zou liever inkrimping wenschen, terwijl het door verplaat sing van een gedeelte der kramen en tenten van den Hol naar 't Zand, Groenmarkt, (of Appelmaikt), en (voor schouwburg) bij de Koppel- poort en door wering der waarzeg sters en specialiteit-tentjes vermeent de jaarmarkt een meer kalm karak ter te kunnen geven. Op, 't Zand zouden dan, met het oog op de naburige kerk, slechts koek- of galanteriekramen behooren geplaatst te worden. Een lid stelt voor, de kermis te verplaatsen naar den zomer, omdat dit kans zou geven op beter politie toezicht en bezoek van zomer-gasten uit e.a. terwijl nu de meeste onre gelmatigheden ontstaan, doordat het publiek veelal bestaat uit boeren uit den omtrek, die hun loon en vrijen tijd in ongebondenheid komen zoek maken. Hiertegen wordt opgemerkt, dat dit denkbeeld reeds vroeger opkwam, maar afstuitte op de moeilijkheid om in verband met andere kermissen een geschikte zomerweek uit te zoe ken en op de vrees, dat dan toch tegen October een, zij het dan niet officieele, na-kermis zou ontstaan en de zomer-kermis nog meer publiek zou trekken dan nu reeds het ge val is. Oók vindt dit plan geen in stemming omdat men op de lange zomeravonden nog meer ongebonden heid vreest op straat dan in October waar het weer de menschen soms naar buis drijft of ze binnen de kroe gen bindt. Reeds nu bewijzen soms de feestviering op Koningins-verjaar- dag en de zomer-Zondagavonden de gegrondheid dier vrees. Terwijl enkele leden de kermis ge heel te veroordeelen achten, vinden andere ze niet zoo kwaad, omdat het volk toch iets dergelijks vraagt en het moeilijk is, een andere verma kelijkheid in de plaats te stellen. Zij willen meer beperking tot betame lijke viering door verscherpt politie toezicht en vermindering der drink- gelegenheden De heer Oosterveen blijft bij zijn meening, in het voorstel neergelegd. Het voorstel van het Dagelijksch Bestuur geeft wel verbetering, bij het beslaande vergeleken, maar kan hem niet bevredigen. Kan de Raad echter niet met het opheffen zich vereenigen, dan kan men toch tot beperking meewerken. Ten slotte vereenigen zich alle lederi met de door B. en VV. voorge stelde verandering in de plaatsing der kramen en tenten. Een lid bespreekt de mogelijkheid om de kermis te verkorten door die eerst Woensdag te doen beginnen. Een ander lid meent, dat, in plaats van de beide kalmste dagen af te snijden, het wenschelijke is den Zaterdagavond, die vroeger zeer stil; in de laatste jaren zeer woelig is ge worden, wat te besnoeien, door wat vroegere sluiting en de politie te doen zorgen, dat die werkelijk worde uitgevoerd. B. en W. geven daarop in over weging, de kermis Vrijdag te doen eindigen, waarmede men zich in hoofdzaak vereen igt. Twee leden ech ter verklaren aan geheele opheffing de voorkeur te blijven geven Nog wijst men op de steeds stijgende rumoerigheid der militairen op ker misavonden en wenscht daartegen oveileg met militaire autoriteiten, terwijl de aandacht van de politie tevens moet gevestigd worden op enkele beruchte kroegen, waarvoor het misschien goed was, in kei mis tijd meer beperkende voorschriften te geven. Antwoord van Burgemeester en Wethouders op boven genoemde verslagen. Ter beoordeelingen of door de voor stellers aangevoerde zodelijkheids-mo- tieven tot het afschaffen van de kermis gegrond zijn, werd in de 1ste afdeeling de wensch te kermen gegeven tot overlegging van officieele rapporten over de laatste vijf jaren betreffende het aantal gedurende de kermisweek geconstateerde overtredingen in ver gelijking van dit aantal over het geheele jaar, alsmede aangaande het aantal geboorten buiten echt. Uit een ter zake ingesteld onderzoek is gebleken, dal het aantal processen- verbaal door de Politie, wegens open bare dronkenschap opgemaakt gemid deld per week bedroeg in 1899 3.6 1900 42 1901 38 1902 4.- en 1903 6.- dat dit aantal in de kermisweek bedroeg iu 1899 4 1900 11 1901 5 1902 3 en 1903 16; dat het aantal buiten echt geboren kinderen bedroeg in de maanden 1899 1900 1901 1902 1903 Totaal Januari 2 2 112 8 Februari 2 1 1 2 6 Maart 2 2 4 3 4 15 April 3 2 2 1 3 11 Mei 4 1 1—6 Juni 3 1 2 1 3 10 Juli 2 3 1 3 2 11 Augustus 1 3 3 3 1 11 September 5 3 3 3 6 20 October 9 2 3 3 16 November 2 4 1 3 10 December 4 3 2 1 1 11 135 gemiddel per maand ll'/t- De wijze waarmede een der andere leden dezer afdeeling de bespreking van het kermis vraagstuk heeft inge leid en waarbij ons college werd aan geklaagd weinig deferentie jegens den Raad aan den dag te leggen, hetgeen hieruit zoude blijken, dat in den laatsten tijd niet tijdig de gegevens worden gezonden ter behoorlijke be oordeeling van de zaken, betreuren wij, vooral omdat het Dagelijksch Bestuur zich steeds beijverde, alle mogelijk gegevens te verzamelen en aan de leden van den Raad mede te deelen tot toelichting van de in behan deling zijnde onderwerken. Dat de ingekomen adressen niet gedrukt zijn rondgezonden, vindt zijne aanleiding hierin, dat de inhoud der meeste strekte tot betuiging van ad haesie aan het voorstel, of wel tot protest, zonder aanvoering van ge wichtige motieven. Bovendien merken wij op, dat van den inhoud der adres sen ter Secretaris kennis kon worden genomen. Zoowel in de 1ste als in de 2e afdeeling werd door enkele leden de wenschelijkheid uitgesproken de ker mis des zomers te houden. Terecht werd reeds opgemerkt, dat dit denk beeld, ook al vroeger geoppetd, be zwaren ontmoet met het oog op andere kermissen en de vrees, dat juist het houden der kermis in een gunstiger jaargetijde, waarin de heerlijke zomer nachten reeds op zich zelf naar huiten lokken, aan ontmoetingen welke het licht schuwen, bevorderlijk zal zijn en bovendien eene grootere massa buiten lieden naar de stad zal trekken, waar door het doel, dat men met eene ver plaatsing beoogt, niet zal worden bereikt, integendeel de toestand zal verslechteren. Door de heeren Veis Heyn en Oosterveen is voorgesteld te besluiten t'n beginsel de kermis af te schaffen, dat wil zeggen: niet te besluiten tot dadelijk opheffing, rnaar tot het uitspre ken van een afkeurend oordeel over de kermis, waarvan eene geleidelijke afschaffing het gevolg zal moeten zijn. Het standpunt nu waarop Burge meester eu Wethouders zich meenen te moeten plaatsen is dit: Naar hun oordeel moet men de kermis beschou wen als een oud volksgebruik, dat zijn eigen dood moet slerven en daar waar blijkt, dat dit rneer en meer van zijn oorspronkelijk karakter ontaard, daar achten zij het de roeping van het openbaar gezag, te waken dat het blijft binnen de perken van orde en goede zeden. En nu meent het Dagelijksch Bestuur zich in die lijn te bewegen met zijn voorstel 1°. tot dislocatie, waardoor wordpn vermeden: eene opeenhooping van de volksbeweging binnen een engen kring en eene belemmering van het vrije verkeer, welke vooral veelal tot twis ten, vechterijen en moeilijkheden aanleiding gaven; 2°. tot wering van waarzeggers, misvormde personen, wonderen van de wereld, geheime specialiteitstentjes en andere sensatie wekkende ver tooningen 3°. tot beperking van de kermis lot 5 dagen door sluiting des Vrijdags te middernacht ter voorkoming van de brooddronkenheid en het groote misbruik van sterken drank, welke den Zaterdag gewoonlijk kenmerkt als vruchten- van de op dien dag uit betaald wordende loonen. (Het derde of laatste voorstel gaat uit van de meerderheid van het Dage- lijksche Bestuur. De minderheid ver- eenigt zich met het in de 1ste af deeling gedaan voorstel tot sluiting der kermis gelijktijdig met het gewoon sluitingsuur van de kroegen, Zaterdags des avonds 11 uur) Inderdaad wordt etkend, dat de tegenwoordige inrichting van de ker mis voor verbetering vatbaar is en Burgemeester en Wethouders vleien zich, dat door de hierboven voorge stelde middelen tot verbetering de schadelijke gevolgen van de kermis zoo niet geheel, dan toch grootendeels zullen worden onderdrukt. Dat de kermis gelegenheid biedt tot zondigen, kan niet worden betwist; het geheele menschelijk leven biedt onder alle omstandigheden daartoe gelegenheid, doch daarom mag aan het openbaar Gezag niet de eisch gesteld worden tot demping van de bron, waaruit het kwade voortspruit. Wenschte men hieraan te voldoen, dan zouden de wettelijke grondslagen waarop do samenleving gebouwd is, eene vooraf gaande geheele verandering moeten ondergaan en o.a. zoude geene wette lijke sanctie moeten worden verleend aan gelegenheden waar misbruik van sterkendrank kan worden gemaakt, des noods, nóg een stap verder gaande, een verbod moeten worden uitgevaar digd tot het stoken van jenever of vervaardiging van anderebedwelmende dranken. Hoe dit zij, Burgemeester en Wethouders onderschtijven de in de lste afdeeling gemaakte opmerking, dat de kermis als zoodanig geen inbreuk maakt op Godsdienstige ge voelens en onzedelijkheid geen euvel is, dat eigen is aan de kermis. Hiermede meenen wij tevens do vraag door een der leden in de lste Afdeeling gedaan, te hebben beant woord «welke motieven het Dagelijksch Bestuur had om andere voorstellen omtrent de kermis te doen, waarmede het dus erkent dat de tegenwoordige regeling schadelijk is?" Wat de financieele zijde van het vraagstuk betreft, achten Burgemees ter en Wethouders zich niet in staat, de financieele voor- en nadeelen. aan de kermis verbonden, onder cijfers te brengen, althans niet zonder een langdurig, tijdroovend en kostbaar onderzoek, en verklaren zij aldus niet te kunnen beoordeelen of de kermis geldelijk, ten voor- of ten nadeele van de Gemeente is. Evenwel meenen zij, dat zulks tot de zaak zelve weinig afdoet, omdat, wanneer het algemeen belang mede bracht de kermis op te heffen, het financieel nadeel toch geen gewicht in de schaal zou mogen leggen en daarentegen, wanneer het algemeen belang de opheffing van de kermis niet rechtvaardigt het nadeel voor de Gemeente evenmin zoude mogen wegen. Ten slotte nog een enkel woord ter beantwoording van de vraag of bij dislocatie volgens het overgelegd plan de politie in staat is de orde te hand haven De Commissaris van Politie, met wien het plan is opgemaakt, ver klaarde ons. het aangegeven denkbeeld tot verspreiding van de kermisver makelijkheden zeer te moeten toe juichen en er volstrekt geen bezwaar tegen te hebben, aangezien naar zijne meening de meeste twisten en vechte rijen ontstaan door het gedrang, terwijl het voor de politiebeambten dan dik wijls ondoenlijk is, tusschen beiden te komen en vechtenden te scheiden. Van eene verspreiding van spellen en kramen verwacht hij ook eene ver spreiding van kermis-houders, waar door de politiebeambten het hun toe vertrouwd bewakingsterrein herhaal delijk kunnen overzien en terstond krachtdadig zullen kunnen optreden, daar waar zulks noodig is. Bij de opening der besprekingen verkrijgt de heer Vels-Hoyn als oudste der voorstellers het eerst het woord, tot het houden der in extenso vol gende rede. Mijnheer de Voorzitter! 't Zij mij vergund naar aanleiding van het antwoord door het Dagelijks bestuur gegeven een en ander in het midden te brengen. Allereerst dan wil ik aan Burgemeester en Wethouders mijnen dank brengen voor de welwillende beschikking op ons verzoek om het voorstel in zake "kermis" op te schorten totdat de burgerij gelegenheid had gevonden zich daaromtrent uit te spreken. En wanneer ik dan het Dagelijks Bestuur onzen dank daarvoor breng, dan is het mij tevens oorzaak van groote voldoening te kun nen constateeren dat zijne welwillendheid niet te vergeefs is geweest, daar toch in de weken, verloopen tusschen indiening en behande ling een krachtige beweging is ontstaan en ^geleid, zoowel voor als tegen ons voorstel en wensch ik hier met groote waardeering te memoreeren dat over het algemeen op alleszins waardige wijze in woord, in adres en door de pers zoowel door voor- als tegenstanders de zaak is behandeld geworden. En wanneer ik dan nu terstond reeds het woord heb gevraagd, Mijnheer de Voorzitter, dan is dit niet om al dadelijk het vuur te openen van den strijd die hier wellicht, maar dan ongetwijfeld op niet minderwaardige wijze, zal worden gestreden, doch om met een enkel woord in te gaan op het door B. en W. ge geven antwoord op de verslagen van het ver handelde in de atdeelingen, betreffende ons voorstel. Dubbel gevoel ik mij hiertoe gedrongen; eenerzijds omdat in hun antwoord is tegemoet gekomen aan ons verlangen om het advies te mogen vernemen van het Dagelijks Bestuur, anderzijds om den inhoud van dat antwoord zelve. Spreek ik mijn dank uit voor dat advies, ik acht mij gelukkig er aan toe te kunnen voegen dat ik zeer waardeer den ernst, waarmede het antwoord is opgesteld en de goede bedoelingen die er uit spreken. Immers, mij thans bij de hoofdzaak bepalend, uit dat antwoord, blijkt dat de kermis door B. en W. wordt beschouwd als een oud volks gebruik, dat rneer en meer van zijn oorspron kelijk karakter ontaardt; dat zij gelegenheid biedt tot zondigen} dat hare tegenwoordige inrichting voor verbetering vatbaar is, terwijl haar dood, althans ten gevolge van zelfmoord, door B. en VV. blijkbaar geen reden tot rouw zal zijn. Met deze beschouwing kan ik geheel accoord gaan. Wanneer ik voor het oogenblik dan nu laat rusten, hoewel met belangstelling er kennis van genomen hebbende, de officieele statistieken van dronkenschap en ontucht over de laatste vijf jaren en eveneens niet wil aantasten het onzijdige standpunt door B. en W. ingenomen ten opzichte van de finantieele zijde van 't vraag stuk, al veroorloven wij ons daaromtrent een opinie te hebben, als neergelegd in onze memorie van toelichting, dit punt kan door mij ook te eer met rust gelaten worden, waar ik 't geheel eens ben met het oordeel van B. en W. dat zulks tot de zaak zelve weinig afdoet, omdat, wanneer het algemeen belang meebracht de kermis op te heften, het /inantieel nadeel toch geen gewicht in de schaal zou mogen leggen, dan blijft slechts uit dat antwoord over en dat is de spil, waarom het ten slotte draait het oordeel over de taak der Overheid. Daarin nu moet ik mij beslist stellen tegenover B. en W. Ik acht het wel degelijk de roeping der Overheid f>bronnen te dempen, waaruit het kwade voortspruit" en zou 't waar zijn wat B. en W. in hun antwoord verklaren dat »om aan dien eisch te. voldoen de wettelijke grond slagen, waarop de samenleving is gebouwd, eene voorafgaande geheele verandering moeten ondergaan", ik zou niet aarzelen met 't oog op die roeping eene dusdanige verandering drin gend noodig te achten, doch ik zou in alle bescheidenheid willen vragen, wat is 't anders dan hetgeen door den wetgever steeds wordt bedoeld en verricht als hij misstanden ontdekt en overeenkomstig zijn taak door wetgeving of wetswijziging ze tracht uit den weg te ruimen. Doch, mijnheer de voorzitter zoo ver behoe ven wij hier niet te gaan. De zaak die ons thans bezighoud is van meer eenvoudigen aard. Het geld hier slechts een voorstel om in beginsel te besluiten tot afschaffing der kermi9 en het kan toch niet gezegd, dat, tot aanne ming van dit voorstel noodzakelijk is, eene voorafgaande geheele verandering der wette lijke grondslagen waarop de samenleving is gebouwd. Dat voorstel nu deden wij, en we handhaven hetomdat wij als de roeping der Overheid, als onze roeping derhalve eveneens, erkennen, het weren van al wat openlijk het godsdien stig gevoel kwetst, de onzedelijkheid bevordert en als wij nu bepaaldelijk de kermis als zoo danig afgeschaft wenschen, dan is dit omdat zij door de overheid wettelijk is gesanctioneerd. 't Is de Overheid toch, die den tijd bepaalt, de plaats aanwijst en verhuurt, haar gansche bedrijf regelt en bestuurt. Mijnheer de voorzitter ik zou het hierbij kunnen laten, doch bedoelend antwoord te geven op het antwoord van B. en W. mag ik niet zwijgen over een voorstel, dat naar aan leiding van ons voorstel door het Dag. Best. is gedaan. Het is vervat in de drie artikelen, u allen bekend. Van oordeel dat eventueele uitvoering van deze bepalingen krachtig zal doen medewerken om het einde te verhaasten van den vijand onzer gemeente, die wij, barmhartiger en prak tischer dan B. en W, liever met éénen slag zagen gedood, dan hem te martelen en lang zaam te laten omkomen van honger, geef ik, onder welgemeende en hartelijke dankzegging aan B. en W. voor hun advies, den Raad be- scheidenlijk in overweging, desgewenscht beide voorstellen te combineeren en eerst uitsprekend over de kermts in beginsel het vonnis des doods, en zoo de Raad schroomvallig is beuls werk te verrichten, daarna door aanneming van het voorstel van het Dagelyks bestuur een slag toe te brengen aan den vijand die wel niet doodelijk zal zijn, maar toch mijns inziens zóó gevoelig dat in latere jaren weinige slagen voldoende zullen blijken om hem ook naar de wenschen van B. en W. zijn eigen dood te doen sterven. De heer Prikken. De geachte voor stellers hebben hun voorstel om in beginsel te besluiten tot afschaffing iler kermis laten volgen door eene uitvoerige toelichting, waaruit blijkt dat het voorstel tot afschaffing is gedaan op gronden van financieelen-, moreelen- en godsdienstigen aard. Wat het eerste motief betreft, nl. den financieelen grond, komt het spr. voor dat genoemd punt geen breed voerige bespreking behoeft, daar de voorstellers hun bewering door geen enkel feit hebben gestaafd. 't Is een meening, die zij hebben verkondigd, bewijzen dat de kermis een financieel nadeel is hebben zij

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 2