enge grenzen te beperken en dat het
gevolg van de wijziging zal zijn
meerdere onrust in andere gedeelten
van de Gemeente, vermindering van
ontvangsten voor de Gemeente, orndat
de verspreide kramen de kosten niet
meer kunnen goedmaken, terwijl het
aantrekkelijke voor een goed geheel
aan den rustigen kermisganger wordt
ontnomen, en het doel meerdere
ruimte voor de politie kan worden
bevorderd door het niet-toelaten van
al die kleine gelegenheden, die overal
worden tusschen geplaatst, zoodat
dislocatie voor hen die meenen, dat
da kermis moet worden behouden,
weinig aanlokkelijk kan zijn.
Een lid steltvoor de kermis 'szomers
te houden in plaats van in het najaar
De/e verplaatsing vindt geen instem
ming als practisch onuitvoerbaar met
het oog op andere kermissen en wei
nig invloed oefenend op de vermeende
nadeelen der kermK die dan mis
schien dubbel of sterker zullen optre
den, door het meer gunstige jaargetij.
De voorsteller, de heer Veis Heijn,
vraagt welke motieven het Dagelijksch
Bestuur had om andere voorstellen
omtrent de kermis te doen, waarmee
het dus ei kent, dat de tegenwoordige
regeling schadelijk is. Hij houdt vol,
dat de kermis gelegenheid biedt tot
zondigen. De politie moet dan wel
door de vingers zien en daarom geeft
hij weinig om rapporten o\er de
kermis De laatste kermis was rijk
aan schandelijke feiten o a zag hij
verscheidene jeugdige peisonen be
schonken. liet financieele nadeel staat
bij hem vast. Vele winkeliers klagen
over weinig omzet in die week en
ook het Armbestuur zal het later
merken. De vereeniging «Handel en
Nijverheid" heeft enquête gehouden,
waarvan de resultaten wijzen op
nadeel voor den winkelstand.
De betrouwbaarheid dezer enquête
wordt echter door anderen bestreden;
misschien heeft een bepaalde categorie
van winkeliers in dien tijd minder
ontvangst, rnaar minder zaken zullen
er niet gedaan worden, wat in het
oog springt wanneer men let op de
vele peisonen van buiten plus de
kerrnisbevolking die binnen de Ge
meente vertoeven en die toch allen
moeten leven. Sommige winkeliers
zullen wel minder, andere daaren
tegen meer zaken doen dan in nor
male tijden Ook acht een der leden
de opgaven, aan «Handel en Nijver
heid" verstrekt, niet bepaald geloof
waardig, om dat reeds voor de aan
gifte voor de Inkomsten-Belasting zoo
menig winkelier niet juist weet te
berekenen. O'erigens merkt men op,
dat de vooistellers, zoo niet onder
cijfers dan toch onder woorden kun
nen brengen welke bedragen aan de
winkeliers onttrokken zouden worden.
Nog van anderen kant wordt een
lans voor de kermis gebroken op
grond van de noodzakelijkheid, dat
ieder mensch zijn dagelijkschen arbeid
eens moet kunnen onderbreken en
de kermis voor den werkman is, wat
de meer-gegoede in reizen en bui
tenverblijven vindt.
Men wijst daarbij op degoedkoope
amusementen die Utrecht biedt, met
het doel om de menschen te lokken,
terwijl hier niets van dien aaid is,
wat de kei mis zou kunnen vei vangen.
Deze spreker zegt, dat de bezwaren,
tegen de kermis ontwikkeld, op eiken
Zondagavond toepasselijk zijn en dat
de geheele beweging een gevolg is
van de omstandigheid dat een klein
gedeelte van de kermis misbruik maakt
Het spijt hem, dat een voorstel tot
inkrimping werd gedaan; den voor
stellers van afschaffing komt dit toch
niet te pas. De drukte op de andere
dagen zal grootei, de ontvangsten
voor de Gemeente zullen minder
worden. Hjj vindt dat de werkman
die geen ander middel tot vermaak
heeft, dat feest, dat voor hem dan
toch wol smakelijk is, ten einde toe
moet kunnen geniPten. Daarom ook
acht hij inperking van het sluitings
uur der kroegen niet gewenscht. Wel
wil hij overleg met den garnizoens
commandant om op betaaldagen de
jonge militairen binnen de kazerne
te houden, en strenger optreden der
politie tegen dronken jongens
De Voorzitter wijst nog op het
voordeel, dal de Gemeentekas, diiect
en indirect, door de kermis heeft.
Dat voordeel is hij invoering van
andere vermaken niet te behouden.
Volksfeesten kosten Gemeente en
particulieren veel geld en het slot is
toch gewoonlijk onordelijk. Hij ver
zekert, dat de politie genoeg per
soneel heeft om bij dislocatie vol
doende te surveilleeren, terwijl haar
toezicht minder scherp bohoeft te zijn,
doordat het minder belemmerd zal
worden. Zijn oordeel is, dat de
neringdoenden niet anders dan voor
deel van de kermis kunnen onder
vinden De militaire hoofdwacht acht
hij met de patrouilles voldoende voor
de orde onder de militairen, die toch
niet aan de kazernes gebonden zou
den kunnen worden. Verzwaring van
de taak van het Armbestuur na een
kormis heeft hij nooit ondervonden.
Ten slotte verklaren zich twee
leden tegen handhaving der kermis;
vóór dislocatie, als door B. en W.
voorgenomen, zijn 5; daartegen 3
leden. Het denkbeeld der inkrimping,
in de 2e afdeeling voorgestaan, om
den Zaterdag te laten vervallen, vindt
hier 4 tegenstanders. Vóór sluiting
der kermis en kroegen op Zaterdag
avond 11 uur verklaren zich alle leden.
2e afdeeling.
Het Dagelijks bestuur ziet er nog
al tegen op, de kermis plotseling op
te heffen en zou liever inkrimping
wenschen, terwijl het door verplaat
sing van een gedeelte der kramen
en tenten van den Hol naar 't Zand,
Groenmarkt, (of Appelmaikt), en
(voor schouwburg) bij de Koppel-
poort en door wering der waarzeg
sters en specialiteit-tentjes vermeent
de jaarmarkt een meer kalm karak
ter te kunnen geven.
Op, 't Zand zouden dan, met het
oog op de naburige kerk, slechts
koek- of galanteriekramen behooren
geplaatst te worden.
Een lid stelt voor, de kermis te
verplaatsen naar den zomer, omdat
dit kans zou geven op beter politie
toezicht en bezoek van zomer-gasten
uit e.a. terwijl nu de meeste onre
gelmatigheden ontstaan, doordat het
publiek veelal bestaat uit boeren uit
den omtrek, die hun loon en vrijen
tijd in ongebondenheid komen zoek
maken.
Hiertegen wordt opgemerkt, dat
dit denkbeeld reeds vroeger opkwam,
maar afstuitte op de moeilijkheid
om in verband met andere kermissen
een geschikte zomerweek uit te zoe
ken en op de vrees, dat dan toch
tegen October een, zij het dan niet
officieele, na-kermis zou ontstaan en
de zomer-kermis nog meer publiek
zou trekken dan nu reeds het ge
val is. Oók vindt dit plan geen in
stemming omdat men op de lange
zomeravonden nog meer ongebonden
heid vreest op straat dan in October
waar het weer de menschen soms
naar buis drijft of ze binnen de kroe
gen bindt. Reeds nu bewijzen soms
de feestviering op Koningins-verjaar-
dag en de zomer-Zondagavonden de
gegrondheid dier vrees.
Terwijl enkele leden de kermis ge
heel te veroordeelen achten, vinden
andere ze niet zoo kwaad, omdat het
volk toch iets dergelijks vraagt en
het moeilijk is, een andere verma
kelijkheid in de plaats te stellen. Zij
willen meer beperking tot betame
lijke viering door verscherpt politie
toezicht en vermindering der drink-
gelegenheden
De heer Oosterveen blijft bij zijn
meening, in het voorstel neergelegd.
Het voorstel van het Dagelijksch
Bestuur geeft wel verbetering, bij
het beslaande vergeleken, maar kan
hem niet bevredigen. Kan de Raad
echter niet met het opheffen zich
vereenigen, dan kan men toch tot
beperking meewerken.
Ten slotte vereenigen zich alle
lederi met de door B. en VV. voorge
stelde verandering in de plaatsing
der kramen en tenten.
Een lid bespreekt de mogelijkheid
om de kermis te verkorten door die
eerst Woensdag te doen beginnen.
Een ander lid meent, dat, in plaats
van de beide kalmste dagen af te
snijden, het wenschelijke is den
Zaterdagavond, die vroeger zeer stil;
in de laatste jaren zeer woelig is ge
worden, wat te besnoeien, door wat
vroegere sluiting en de politie te
doen zorgen, dat die werkelijk worde
uitgevoerd.
B. en W. geven daarop in over
weging, de kermis Vrijdag te doen
eindigen, waarmede men zich in
hoofdzaak vereen igt. Twee leden ech
ter verklaren aan geheele opheffing
de voorkeur te blijven geven Nog
wijst men op de steeds stijgende
rumoerigheid der militairen op ker
misavonden en wenscht daartegen
oveileg met militaire autoriteiten,
terwijl de aandacht van de politie
tevens moet gevestigd worden op
enkele beruchte kroegen, waarvoor
het misschien goed was, in kei mis
tijd meer beperkende voorschriften
te geven.
Antwoord van Burgemeester
en Wethouders op boven
genoemde verslagen.
Ter beoordeelingen of door de voor
stellers aangevoerde zodelijkheids-mo-
tieven tot het afschaffen van de
kermis gegrond zijn, werd in de 1ste
afdeeling de wensch te kermen gegeven
tot overlegging van officieele rapporten
over de laatste vijf jaren betreffende
het aantal gedurende de kermisweek
geconstateerde overtredingen in ver
gelijking van dit aantal over het geheele
jaar, alsmede aangaande het aantal
geboorten buiten echt.
Uit een ter zake ingesteld onderzoek
is gebleken, dal het aantal processen-
verbaal door de Politie, wegens open
bare dronkenschap opgemaakt gemid
deld per week bedroeg
in 1899 3.6
1900 42
1901 38
1902 4.- en
1903 6.-
dat dit aantal in de kermisweek
bedroeg
iu 1899 4
1900 11
1901 5
1902 3 en
1903 16;
dat het aantal buiten echt geboren
kinderen bedroeg in de maanden
1899 1900 1901 1902 1903 Totaal
Januari 2 2 112 8
Februari 2 1 1 2 6
Maart 2 2 4 3 4 15
April 3 2 2 1 3 11
Mei 4 1 1—6
Juni 3 1 2 1 3 10
Juli 2 3 1 3 2 11
Augustus 1 3 3 3 1 11
September 5 3 3 3 6 20
October 9 2 3 3 16
November 2 4 1 3 10
December 4 3 2 1 1 11
135
gemiddel per maand ll'/t-
De wijze waarmede een der andere
leden dezer afdeeling de bespreking
van het kermis vraagstuk heeft inge
leid en waarbij ons college werd aan
geklaagd weinig deferentie jegens den
Raad aan den dag te leggen, hetgeen
hieruit zoude blijken, dat in den
laatsten tijd niet tijdig de gegevens
worden gezonden ter behoorlijke be
oordeeling van de zaken, betreuren
wij, vooral omdat het Dagelijksch
Bestuur zich steeds beijverde, alle
mogelijk gegevens te verzamelen en
aan de leden van den Raad mede te
deelen tot toelichting van de in behan
deling zijnde onderwerken.
Dat de ingekomen adressen niet
gedrukt zijn rondgezonden, vindt zijne
aanleiding hierin, dat de inhoud der
meeste strekte tot betuiging van ad
haesie aan het voorstel, of wel tot
protest, zonder aanvoering van ge
wichtige motieven. Bovendien merken
wij op, dat van den inhoud der adres
sen ter Secretaris kennis kon worden
genomen.
Zoowel in de 1ste als in de 2e
afdeeling werd door enkele leden de
wenschelijkheid uitgesproken de ker
mis des zomers te houden. Terecht
werd reeds opgemerkt, dat dit denk
beeld, ook al vroeger geoppetd, be
zwaren ontmoet met het oog op andere
kermissen en de vrees, dat juist het
houden der kermis in een gunstiger
jaargetijde, waarin de heerlijke zomer
nachten reeds op zich zelf naar huiten
lokken, aan ontmoetingen welke het
licht schuwen, bevorderlijk zal zijn en
bovendien eene grootere massa buiten
lieden naar de stad zal trekken, waar
door het doel, dat men met eene ver
plaatsing beoogt, niet zal worden
bereikt, integendeel de toestand zal
verslechteren.
Door de heeren Veis Heyn en
Oosterveen is voorgesteld te besluiten
t'n beginsel de kermis af te schaffen,
dat wil zeggen: niet te besluiten tot
dadelijk opheffing, rnaar tot het uitspre
ken van een afkeurend oordeel over de
kermis, waarvan eene geleidelijke
afschaffing het gevolg zal moeten zijn.
Het standpunt nu waarop Burge
meester eu Wethouders zich meenen
te moeten plaatsen is dit: Naar hun
oordeel moet men de kermis beschou
wen als een oud volksgebruik, dat
zijn eigen dood moet slerven en daar
waar blijkt, dat dit rneer en meer van
zijn oorspronkelijk karakter ontaard,
daar achten zij het de roeping van
het openbaar gezag, te waken dat
het blijft binnen de perken van orde
en goede zeden. En nu meent het
Dagelijksch Bestuur zich in die lijn
te bewegen met zijn voorstel
1°. tot dislocatie, waardoor wordpn
vermeden: eene opeenhooping van de
volksbeweging binnen een engen kring
en eene belemmering van het vrije
verkeer, welke vooral veelal tot twis
ten, vechterijen en moeilijkheden
aanleiding gaven;
2°. tot wering van waarzeggers,
misvormde personen, wonderen van
de wereld, geheime specialiteitstentjes
en andere sensatie wekkende ver
tooningen
3°. tot beperking van de kermis
lot 5 dagen door sluiting des Vrijdags
te middernacht ter voorkoming van
de brooddronkenheid en het groote
misbruik van sterken drank, welke
den Zaterdag gewoonlijk kenmerkt als
vruchten- van de op dien dag uit
betaald wordende loonen.
(Het derde of laatste voorstel gaat
uit van de meerderheid van het Dage-
lijksche Bestuur. De minderheid ver-
eenigt zich met het in de 1ste af
deeling gedaan voorstel tot sluiting
der kermis gelijktijdig met het gewoon
sluitingsuur van de kroegen, Zaterdags
des avonds 11 uur)
Inderdaad wordt etkend, dat de
tegenwoordige inrichting van de ker
mis voor verbetering vatbaar is en
Burgemeester en Wethouders vleien
zich, dat door de hierboven voorge
stelde middelen tot verbetering de
schadelijke gevolgen van de kermis
zoo niet geheel, dan toch grootendeels
zullen worden onderdrukt. Dat de
kermis gelegenheid biedt tot zondigen,
kan niet worden betwist; het geheele
menschelijk leven biedt onder alle
omstandigheden daartoe gelegenheid,
doch daarom mag aan het openbaar
Gezag niet de eisch gesteld worden
tot demping van de bron, waaruit het
kwade voortspruit. Wenschte men
hieraan te voldoen, dan zouden de
wettelijke grondslagen waarop do
samenleving gebouwd is, eene vooraf
gaande geheele verandering moeten
ondergaan en o.a. zoude geene wette
lijke sanctie moeten worden verleend
aan gelegenheden waar misbruik van
sterkendrank kan worden gemaakt,
des noods, nóg een stap verder gaande,
een verbod moeten worden uitgevaar
digd tot het stoken van jenever of
vervaardiging van anderebedwelmende
dranken. Hoe dit zij, Burgemeester en
Wethouders onderschtijven de in de
lste afdeeling gemaakte opmerking,
dat de kermis als zoodanig geen
inbreuk maakt op Godsdienstige ge
voelens en onzedelijkheid geen euvel
is, dat eigen is aan de kermis.
Hiermede meenen wij tevens do
vraag door een der leden in de lste
Afdeeling gedaan, te hebben beant
woord «welke motieven het Dagelijksch
Bestuur had om andere voorstellen
omtrent de kermis te doen, waarmede
het dus erkent dat de tegenwoordige
regeling schadelijk is?"
Wat de financieele zijde van het
vraagstuk betreft, achten Burgemees
ter en Wethouders zich niet in staat,
de financieele voor- en nadeelen.
aan de kermis verbonden, onder cijfers
te brengen, althans niet zonder een
langdurig, tijdroovend en kostbaar
onderzoek, en verklaren zij aldus niet
te kunnen beoordeelen of de kermis
geldelijk, ten voor- of ten nadeele van
de Gemeente is.
Evenwel meenen zij, dat zulks tot
de zaak zelve weinig afdoet, omdat,
wanneer het algemeen belang mede
bracht de kermis op te heffen, het
financieel nadeel toch geen gewicht
in de schaal zou mogen leggen en
daarentegen, wanneer het algemeen
belang de opheffing van de kermis
niet rechtvaardigt het nadeel voor de
Gemeente evenmin zoude mogen
wegen.
Ten slotte nog een enkel woord ter
beantwoording van de vraag of bij
dislocatie volgens het overgelegd plan
de politie in staat is de orde te hand
haven De Commissaris van Politie,
met wien het plan is opgemaakt, ver
klaarde ons. het aangegeven denkbeeld
tot verspreiding van de kermisver
makelijkheden zeer te moeten toe
juichen en er volstrekt geen bezwaar
tegen te hebben, aangezien naar zijne
meening de meeste twisten en vechte
rijen ontstaan door het gedrang, terwijl
het voor de politiebeambten dan dik
wijls ondoenlijk is, tusschen beiden te
komen en vechtenden te scheiden.
Van eene verspreiding van spellen en
kramen verwacht hij ook eene ver
spreiding van kermis-houders, waar
door de politiebeambten het hun toe
vertrouwd bewakingsterrein herhaal
delijk kunnen overzien en terstond
krachtdadig zullen kunnen optreden,
daar waar zulks noodig is.
Bij de opening der besprekingen
verkrijgt de heer Vels-Hoyn als oudste
der voorstellers het eerst het woord,
tot het houden der in extenso vol
gende rede.
Mijnheer de Voorzitter!
't Zij mij vergund naar aanleiding van het
antwoord door het Dagelijks bestuur gegeven
een en ander in het midden te brengen.
Allereerst dan wil ik aan Burgemeester en
Wethouders mijnen dank brengen voor de
welwillende beschikking op ons verzoek om
het voorstel in zake "kermis" op te schorten
totdat de burgerij gelegenheid had gevonden
zich daaromtrent uit te spreken.
En wanneer ik dan het Dagelijks Bestuur
onzen dank daarvoor breng, dan is het mij
tevens oorzaak van groote voldoening te kun
nen constateeren dat zijne welwillendheid niet
te vergeefs is geweest, daar toch in de weken,
verloopen tusschen indiening en behande
ling een krachtige beweging is ontstaan en
^geleid, zoowel voor als tegen ons voorstel en
wensch ik hier met groote waardeering te
memoreeren dat over het algemeen op alleszins
waardige wijze in woord, in adres en door de
pers zoowel door voor- als tegenstanders de
zaak is behandeld geworden.
En wanneer ik dan nu terstond reeds het
woord heb gevraagd, Mijnheer de Voorzitter,
dan is dit niet om al dadelijk het vuur te
openen van den strijd die hier wellicht, maar
dan ongetwijfeld op niet minderwaardige wijze,
zal worden gestreden, doch om met een enkel
woord in te gaan op het door B. en W. ge
geven antwoord op de verslagen van het ver
handelde in de atdeelingen, betreffende ons
voorstel.
Dubbel gevoel ik mij hiertoe gedrongen;
eenerzijds omdat in hun antwoord is tegemoet
gekomen aan ons verlangen om het advies te
mogen vernemen van het Dagelijks Bestuur,
anderzijds om den inhoud van dat antwoord
zelve.
Spreek ik mijn dank uit voor dat advies, ik
acht mij gelukkig er aan toe te kunnen voegen
dat ik zeer waardeer den ernst, waarmede het
antwoord is opgesteld en de goede bedoelingen
die er uit spreken.
Immers, mij thans bij de hoofdzaak bepalend,
uit dat antwoord, blijkt dat de kermis door
B. en W. wordt beschouwd als een oud volks
gebruik, dat rneer en meer van zijn oorspron
kelijk karakter ontaardt; dat zij gelegenheid
biedt tot zondigen} dat hare tegenwoordige
inrichting voor verbetering vatbaar is, terwijl
haar dood, althans ten gevolge van zelfmoord,
door B. en VV. blijkbaar geen reden tot rouw
zal zijn.
Met deze beschouwing kan ik geheel accoord
gaan. Wanneer ik voor het oogenblik dan nu
laat rusten, hoewel met belangstelling er kennis
van genomen hebbende, de officieele statistieken
van dronkenschap en ontucht over de laatste
vijf jaren en eveneens niet wil aantasten het
onzijdige standpunt door B. en W. ingenomen
ten opzichte van de finantieele zijde van 't vraag
stuk, al veroorloven wij ons daaromtrent een
opinie te hebben, als neergelegd in onze memorie
van toelichting, dit punt kan door mij ook te
eer met rust gelaten worden, waar ik 't geheel
eens ben met het oordeel van B. en W. dat
zulks tot de zaak zelve weinig afdoet, omdat,
wanneer het algemeen belang meebracht de
kermis op te heften, het /inantieel nadeel toch
geen gewicht in de schaal zou mogen leggen,
dan blijft slechts uit dat antwoord over en
dat is de spil, waarom het ten slotte draait
het oordeel over de taak der Overheid.
Daarin nu moet ik mij beslist stellen tegenover
B. en W. Ik acht het wel degelijk de roeping
der Overheid f>bronnen te dempen, waaruit het
kwade voortspruit" en zou 't waar zijn wat
B. en W. in hun antwoord verklaren dat »om
aan dien eisch te. voldoen de wettelijke grond
slagen, waarop de samenleving is gebouwd,
eene voorafgaande geheele verandering moeten
ondergaan", ik zou niet aarzelen met 't oog op
die roeping eene dusdanige verandering drin
gend noodig te achten, doch ik zou in alle
bescheidenheid willen vragen, wat is 't anders
dan hetgeen door den wetgever steeds wordt
bedoeld en verricht als hij misstanden ontdekt
en overeenkomstig zijn taak door wetgeving of
wetswijziging ze tracht uit den weg te ruimen.
Doch, mijnheer de voorzitter zoo ver behoe
ven wij hier niet te gaan. De zaak die ons
thans bezighoud is van meer eenvoudigen aard.
Het geld hier slechts een voorstel om in
beginsel te besluiten tot afschaffing der kermi9
en het kan toch niet gezegd, dat, tot aanne
ming van dit voorstel noodzakelijk is, eene
voorafgaande geheele verandering der wette
lijke grondslagen waarop de samenleving is
gebouwd.
Dat voorstel nu deden wij, en we handhaven
hetomdat wij als de roeping der Overheid,
als onze roeping derhalve eveneens, erkennen,
het weren van al wat openlijk het godsdien
stig gevoel kwetst, de onzedelijkheid bevordert
en als wij nu bepaaldelijk de kermis als zoo
danig afgeschaft wenschen, dan is dit omdat
zij door de overheid wettelijk is gesanctioneerd.
't Is de Overheid toch, die den tijd bepaalt,
de plaats aanwijst en verhuurt, haar gansche
bedrijf regelt en bestuurt.
Mijnheer de voorzitter ik zou het hierbij
kunnen laten, doch bedoelend antwoord te
geven op het antwoord van B. en W. mag ik
niet zwijgen over een voorstel, dat naar aan
leiding van ons voorstel door het Dag. Best.
is gedaan.
Het is vervat in de drie artikelen, u allen
bekend.
Van oordeel dat eventueele uitvoering van
deze bepalingen krachtig zal doen medewerken
om het einde te verhaasten van den vijand
onzer gemeente, die wij, barmhartiger en prak
tischer dan B. en W, liever met éénen slag
zagen gedood, dan hem te martelen en lang
zaam te laten omkomen van honger, geef ik,
onder welgemeende en hartelijke dankzegging
aan B. en W. voor hun advies, den Raad be-
scheidenlijk in overweging, desgewenscht beide
voorstellen te combineeren en eerst uitsprekend
over de kermts in beginsel het vonnis des
doods, en zoo de Raad schroomvallig is beuls
werk te verrichten, daarna door aanneming
van het voorstel van het Dagelyks bestuur een
slag toe te brengen aan den vijand die wel niet
doodelijk zal zijn, maar toch mijns inziens zóó
gevoelig dat in latere jaren weinige slagen
voldoende zullen blijken om hem ook naar de
wenschen van B. en W. zijn eigen dood te
doen sterven.
De heer Prikken. De geachte voor
stellers hebben hun voorstel om in
beginsel te besluiten tot afschaffing
iler kermis laten volgen door eene
uitvoerige toelichting, waaruit blijkt
dat het voorstel tot afschaffing is
gedaan op gronden van financieelen-,
moreelen- en godsdienstigen aard.
Wat het eerste motief betreft, nl.
den financieelen grond, komt het spr.
voor dat genoemd punt geen breed
voerige bespreking behoeft, daar de
voorstellers hun bewering door geen
enkel feit hebben gestaafd.
't Is een meening, die zij hebben
verkondigd, bewijzen dat de kermis
een financieel nadeel is hebben zij