NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Het tarief ei de arbeidslonen.
BARON MONTEZ
No. 42.
Woensdag 25 Mei 1904
Drie-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BULTEN LAN L).
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk
Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Door de protectionisten is steeds
den arbeiders voorgespiegeld dat be
scherming zal strekken tot bevordering
van den nationalen arbeid.
Wat hiervan aan is, bespraken wij
reeds een vorige maal. Doch daar
naast moge de vraag opzettelijk wor
den onderzocht, welke invloed de her
ziening van het tarief op de arbeids-
loonen zal hebben.
Arbeidsloon is de som gelds, die
een patroon den werkman voor diens
arbeid betaalt. De werkman koopt
voor die som wat hij noodig heeft
om van te leven. Hij heeft er dus
eenerzijds groot belang bij een zoo
hoog mogelijk loon te verdienen, en
anderzijds zijne levensbehoeften zoo
goedkoop mogelijk te verkrijgen.
Wat doet nu het nieuwe tarief?
Het stelt voor invoerrechten te leg
gen op tal van artikelen, ook voor
den werkman van dagelijksch ge
bruik zijn voedsel zal worden belast,
b v. havermout met f2 50 per 100
K G., d. i. 20 pCt. van de waarde,
stokvisch met 10 pCt.zijn kleederen
en de grondstoffen daarvan, de manu
facturen, zijn hoed of zijn pet met
12 pCt., zijn schoenen, laarzen of
klompen met 10 pCt.petroleum,
bijna het eene licht dat hem ten
dienste staat, met 12 pCt.zijn schop
of zijn spa, zijn boor of zijn beitel
en ander gereedschap mei 3 pCt.,
de naaimachine van kleermaker en
naaister eveneens met 3 pCt., zelfs
zijn bed om op te slapen met 12
pCt., etc., alles mits die zaken wor
den ingevoerd. Komen deze uit het
binnenland, dan zullen zij duurder
worden met een waarschijnlijk iets
geringer bedrag, doch stellig niet
goedkooper.
De prijsstijging der verbruiksarti-
kelen zal maken dat de werkman
voor zijn loon minder kan koopen
dan thans het geval is. Het springt
in het oog dat daardoor de arbeiders
in alle bedrijven zullen worden be
nadeeld, immers zij deelen het lot
van al de verbruikers, op wie de
verhooging der prijzen verhaald wordt.
Wordt dit nadeel vergoed door een
algemeene verhooging der loonen
Door de protectionisten wordt de
verwachting uitgesproken dat »de"
nationale nijverheid zich zal ontwik
kelen, dat m. a. w. het onzen industri
eelen en ondernemers beter zal gaan,
zoodat ook hun werklieden zullen
worden gebaat. Doch betwijfeld mag
worden dat de werkgevers, nu eens
aangenomen, dat het tarief hun aller
belangen behartigt, hooger loon zullen
uitkeeren, reeds op den enkelen grond
dat het hun goed gaat. Een werk
gever betaalt meer loon, wanneer hij
moeilijk geschikte arbeiders kan krij
gen en minder loon, naarmate meer
werklieden zich aanbieden om werk.
Zal de wijziging van het tarief
hoogere loonen brengen, dan moet
één van beide gebeuren: er moet
meer werk komen, zoodat meer arbei
ders worden gevraagd, of wel er zul
len minder werklieden beschikbaar
moeten zijn. Dit laatste is van zelf
uitgesloten, omdat door het nieuwe
tarief wel tal van buitenlandsche
goederen worden geweerd, maar niet
de buitenlandsche arbeiders. De ver-
koopers van goederen, de werkgevers,
zullen dus wèl, de vetkoopers van
arbeid, de werklieden, niet tegen de
buitenlandsche concurrentie worden
beschermd. Waaruit reeds blijkt dat
slechts een klein deel der deelhebbers
aan de productie zal worden begunstigd.
En zullen al de verschillende groe
pen van werklieden hun loonen zien
stijgen omdat door de verhooging der
inkomende rechten er meer werk in
»de" nationale bedrijven zal komen
Deze vraag moet reeds aanstonds
ten stelligste worden ontkend voor al
de tegen vast loon werkzame personen
in dienst van provincie, Rijk en ge
meente. Moeilijk toch kan worden
beweerd, dat de loonen der spoorweg
mannen en tramkoetsiers, der post
beambten, schrijvers en klerken, van
wegweikers en slraatreinigers, der
arbeiders op rijks- engemeentbwerven,
aan gasfabrieken en waterleidingen en
van zooveel meer tegen een vastgesteld
loon arbeidende werkers, door de tarief
herziening omhoog zullen gaan.
Hetzelfde geldt voor de werklieden
in de onbeschermde bedrijven, zooals
landbouw en veeteelt, veenderij, vis
scherij, diamantindustrie, de bouw
bedrijven, spinnerijen en drukkerijen.
Meent men werkelijk dat de verhooging
der productiekosten dezer bedrijven
bevorderlijk zal zijn aan hunne ont
wikkeling? Mag in ernst worden be
weerd dat de boer zijn arbeiders meer
daggeld zal geven, als hij gedwongen
wordt meer te betalen dan thans voor
zijn ploeg en zijn egge en andere
werktuigen, noodig voor de uitoefening
van zijn bedrijf? Is er eenige grond
te verwachten dat de reeder zijn vis-
schers een hooger aandeel zal geven
in de besomming, wanneer hij zijn
zeilen en netten, zijn ankers en touwen
en wat er meer noodig is om zijn schip
uit te rusten, duurder moet koopen?
Moet het in bet belang der arbei
dende klassen worden genoemd eene
belasting te leggen op steenen, ge
zaagd hout en andere bouwmateria
len, waardoor het bouwen van arbei
derswoningen duurder moet worden
en daardoor de buren dan stijgen
Zal dit niet een belemmering blijken
voor het slagen van maatregelen tot
verbetering van volkshuisvesting?
En is voor de ondernemers in de
bouwvakken en de andere bovenge-
genoemde bedrijven de stijging der
bedrijfskosten niet eer een prikkel tot
verlaging der loonen? Meermalen toch
heeft de werkman ondervonden dat
het duurder worden van grondstof en
hulpmiddelen in een bedrijf in de
eerste plaats op het loon wordt ver
haald, en in elk geval op verhooging
daarvan belemmerend werkte.
Ook voor de export-industrieën
zullen zich dezelfde bezwaren doen
gelden. Al de ondernemers, die voor
uitvoer werken en door het vrijhan
delstelsel in staat worden gesteld
met succes op de wereldmarkt te
concurreeren, hebben geen voordeel
van de verbooging der inkomende
rechten. Integendeel, ook zij zullen
voortaan hun machinerieën, hun drijf
riemen, bun buizen en «fittings" en
andere deelen, en sommigen bun grond
stof, duurder moeten betalen, waardoor
hun de concurrentie op de wereldmarkt
nog moeilijker wordt gemaakt dan deze
thans voor velen reeds is. En gesteld
dat de prijsstijging der verbruiks-
artikelen werkelijk de geldloonen zal
doen stijgen, is dit dan niet een reden
te meer, waardoor zij zullen worden
genoopt de concurrentie op te geven?
Dan beeft verbooging der inkomende
rechten tengevolge inkrimping van
exportde voor uitvoer werkende
industneelen waarlijk niet het
minst krachtige deel van den nationa
len arbeid zien hun afzet vermin
deren, en «slapte" ontstaat, die mee
brengt gedeeltelijk stopzetten van
hunne fabrieken met afdanking van
werkvolk of verlaging der loonen.
Ook zal de belemmering van han
del en verkeer door de wijziging van
bet tarief werkelijk geen voordeel
brengen aan de duizenden in havens
en dokken werkende arbeiders. Deze
weten te goed dat uitblijven van
booten voor hen niet beteekend ver
hooging dor loonen.
Allerminst mag dus worden ge
sproken van «den" nationalen arbeid,
alsof alle bedrijven een tot nu toe
ongekenden bloei tegemoet gaan, en
evenmin mag bij den werkman de
waan worden gewekt, alsof door ver
hooging van het tarief in alle bedrij
ven volop werk zal worden gevonden.
De meerdere werkkrachten, die zullen
noodig zijn, indien de beschermde
ondernemers hunne winsten voor uit
breiding hunner zaken bestemmen, of
nieuwe ondernemingen in de be
schermde nijverheidstakken worden
opgericht, om op de binnenlandsche
markt van de voordeelen dei' bescher
ming te genieten, zullen worden ont
trokken aan de onbeschermde takken
van nijverheid en aan de export-
industrieën. Tariefverhooging brengt
dus niet vermeerdering doch louter
verplaatsing van arbeid.
Het eind van het lied zal zijn dat
er niet meer werk is gekomen, doch
dat de werklieden hun voedsel, ge
reedschap en kleeding duurder zullen
moeten betalen, wat gelijk staat met
willekeurige verlaging der loonen
Wel moge de prijsstijging der
levensbehoeften de strekking hebben
het loon in de beschermde bedrijven
op den duur te doen stijgen, men
vergete toch niet dat ook deze ver
booging niet automatisch, doch in
vele gevallen eerst na strijd met de
patroons zal worden verkregen. En
dan nog beeft de werkman er niets
bij gewonnen; het meerdere geldloon
moet hij besteden aan den hoogeren
prijs der levensbehoeften zijn geldloon
moge zijn gestegen, zijn werkelijk
loon is er niet op verbeterd.
En ook in de benadeelde bedrijven
is een loonbeweging te wachten, doch
hier tegen de verlaging of om bet
behoud der loonen.
Zoo prikkelt protectie door ver
hooging der inkomende rechten in
alle bedrijven den strijd tusschen
werkgever en werkman tot schade
van beide partijen, tot benadeeling
van heel onzen nationalen aibeid.
Een nieuw prooes.
Koning Leopold van België beeft
weer een nieuw proces voor de borst,
een, dat nu om vele millioenen
gaat. En ditmaal als hoofd van den
Congo-staal. Reeds sedert vele jaren
bestaat er tusschen de Congo- regeering
en de Congo-spoorwegmaalschappij,
die door de hoogste hofdignitarissen
te Brussel bestuurd wordt, diepgaand
verschil van inzicht. Den 16den j.l.
bleek op eene vergadering, dat deze
punten van geschil met nog vele
DOOR
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
59)
«Waarom? Wordt er in dezen brief niet
van hem gesproken als van een vriend, die
haar leven heeft gered?"
«Dat is geschied om het vertrouwen van
den echtgenoot te winnen. Waarom vroeg
hij de revolver van George Ripley? Om hem
te ontwapenen. Zoo is zijn natuur nogl Hij
heeft nog een anderen boezemvriend bedrogen
antwoord Harry opgewonden.
«Zeg mij, wat gij van hem weet," fluistert
het meisje.
Harry peinst eenige oogenblikken
«Ik zal het u zeggen ik moet het u
zeggen," prevelt hij. «Want ik heb uw hulp
noodig."
Mijn hulp Hoe
«Luister en ik zal u alles in vertrouwen
vertellen. Gij hebt er toch geen belang bij
mij te bedriegen?"
«Bedriegen, u?" roept zij uit; die «mij het
leven hebt gered? Neen, neen, neen!"
«Luister dan naar het verhaal van een
Fransch Amerikaanschen dwaas."
«O, srpeek niet zoo van u zelf."
«Neen," lacht hij, en hij draait aan zijn
knevels; «ik spreek van mijn broederI"
«O, uw Franschen broederDie, waar
mee uw oom den spot dreef!"
«En met wien ik ook den spot drijf, gelijk
gij het zult doen, wanneer gij hem kent!"
valt Harry uit. Kalmer vervolgt hij«Mijn
broeder is in zijn hart geen slecht mensch.
Wanneer hij anders ware opgevoed, zou hij
misschien meer vastheid van karakter hebben
gekregen, ofschoon ik geloof, dat het nooit
bijzonder veel zou zijn geweest." Bij de
volgende woorden wordt hij weer bitter«Er
is een school in New-Hampshire, of Vermont,
genaamd Saint Regis; de hoofdonderwijzer
zou, wanneer hij in het oude Griekenland had
geleefd, door een Atheensche jury zijn veroor
deeld tot den giftbeker wegens het vernietigen
der jeugd van het vaderland; want hij maakt
hen onvaderlandslievend en on-Amerikaansch.
Hij is een vreemdeling, een man van goede
afkomst, doch, ofschoon hij de jeugd van ons
landt opvoedt ongeveer vijf zes honderd
verfoeit Jbij alles wat Amerikaansch is. Ameri-
kaansch spel verbiedt hij, maar cricket beveelt
hij aan, omdat het Engelsch is. Hij tracht
van zijn leerlingen vreemdelingen te maken,
geen Amerikanen. Dat wil niet zeggen, dat
ik meen, dat een Engelschman niet de beste
is voor Engeland en een Franschman voor
Frankrijk, doch dat Amerika Amerikanen moet
bezittenHij beleedigt de Amerikaansche jeugd.
En toch is het in zekere kringen van de def
tigste families in New-York mode geworden,
de jongens naar zijn school te zenden, om daar
hun eigen land te leeren verachten.
Frank werd naar Saint Regis gezonden en
slikte daar de onvaderlandslievende microben
in, die zijn onderwijzer hem gaf. Toen hij
die school had verlaten, was Yale, Har ward
of Princeton niet goed genoeg voor hem; hij
moest naar een vreemde universiteit, welke
deed niets ter zake Oxford, Cambridge,
Heidelberg iets anders dan een Amerikaan
sche universiteit. Men liet hem zijn gang
gaan, hij ging naar Europa, vestigde zich te
Parijs, vergat zijn eigen vaderland en noemde
zich zelf: Francpois Leroy Larchmont, een
Fransche Amerikaan.
Dit zou nog niet noodzakelijk zijn karakter
hebben moeten verweekelijken, want sterke
mannen treft men in elk land aan, ofschoon
een man, die de liefde voor zijn vaderland
verliest, geen man meer is. Doch met het
verlies van het Amerikaan-zijn, groeide bij
Frank een zekere trots aan, die helaas meer
in ons land is opgemerkt, de trots op het
niets-doen, het gevoel dat werken vernedert.
Daarbij komt een zucht naar titels, een erfelijke
aristocratie, wapenschilden en meer prullen
uit de oude wereld."
Met oogen, wijd geopend van verbazing,
hoorde Louise deze woorden aan.
«Ik dacht, dat gij ook tot die klasse be-
hoordet
«O, gij meent, dat dit een scherp oordeel
is uit den mond van een man, van wien gezegd
wordt, dat hij ook tot deze categorie behoort,"
glimlacht mr. Larchmont.
«Ja ik dacht, dat gij ook zulk een vlinder
waart," stamelt het meisje.
«Dat was ik doch op zijn Amerikaansch
Nu ben ik een man, die tracht zijn broeder
te redden."
«Redden? Omdat hij een Franschman is?"
«Neen, zijn vermogen en zijn eer wil ik
redden," merkt Larchmont op met zooveel
ernst, dat het meisje hem sprakeloos aanziet.
«De ijdelheid van mijn broeder heeft hem
deel doen nemen aan het Panama-Kanaal en
hem in de klauwen doen vallen van baron
Montez God mag weten, waar hij dien tit. 1
vandaan heeft gehaald. Die man is mijns bro< ders
boezemvriend geworden, evenals hij, twintig
jaar vroeger, de boezemvriend is geweest van
den man, die dezen brief heeft geschreven.
Uw grootvader was een sterk man.
Wordt vcrvolydj.