NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Bij nqmmer behoort een Bijvoegsel- BINNENLAND. BARON MONTEZ No. 49. Zaterdag 18 Juni 1904. Drie-en-dertigste jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VAN WEEK TOT WEEK. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden t 1.Franco per post door het geheele Rijk Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Het is niet aan velen gegeven de schoonheid van een schilderij, van een beeld of een gebouw te genieten. Diderot, sprekende van een Parijsche schilderijententoonstelling, wil wedden dat er op de 20.000 bezoekers geen 50 waren geweest, die een middel matig kunstwerk van een meesterstuk wisten te onderscheiden. Bij de beoor deeling van een bouwwerk is de ver houding nog ongunstiger. Er is ook een groote mate van kennis en ont wikkeling noodig, een jaren lange oefening om oog op kunst te krijgen. En dan hangt het er veel van af welke eischen men aan een bouwwerk stelt wil het een kunstwerk zijn. Vooral dat laatste is uitgekomen bij de be oordeeling van een gebouw als de nieuwe koopsmansbeurs te Amsterdam, die maar in de oogen van enkelen genade heeft gevonden. Een opmerkelijk oordeel werd kort geleden over dat gebouw geveld door onzen minister Kuyper. In die beurs vond hij gesymboliseerd het werken van den vijandigen geest die ons volksleven van het goede afvoert. Hij noemde haar een toonbeeld van ar moede in de kunst, gewrocht door een kunstkracht ontdaan van alle hooger-bezielen. En geen wonder, zei hij, want de geest des verderfs, die opkomt, bezielt ook niet tot waar achtige kunst; de kunstenaar door hem geleid, bezit niet de geniale vonk om de Godsgedachte te realiseeren in uitwendigen vormdie geest voert terug naar de dagen van liet oude heiden- dom. Heel wat waardeerender was het oordeel van den grooten bouwmeester van het rijksmuseum over het werk van zijn kunstbroeder. Daargelaten nu welk oordeel meer waarde heeft, moeten wij bekennen dat wij deze beurs beter voor haar doel geschikt achten dan wanneer alles er op was aangelegd om den geest omhoog te heffen. Het contrast lusschen het ge bouw en hetgeen binnen zijn wanden voorvalt, zou wel wat groot zijn, want er is in den handel daar gedreven heel weinig verheffends te vinden, en heel veel dat met het hooge en heilige strijdig is. Als ik een beursgebouw in gothischen stijl zag opgetrokken, ik zou denken aan een man zedig en deftig in zijn uiterlijk, maar wiens voorgewende vroomheid een dekmantel is voor minder edel bedrijf. Doch op het onderwerp van bouwkunst ga ik niet verder in, uit vrees dat Nurks mij zou toevoegen: ik geloof niet dat mijnheer veel oog op die kunst heeft, en daarin kon hij wel eens gelijk hebben, meer dan met zijn onhoffelijk gezegde tegen Hildebrand: ik geloof, om je de waarheid te zeggen, niet dat je heel musikaal bent. Want de muziek is een kunst die beter spreekt tot de menschen, zij wordt meer beoefend cn begrepen. Het waarom zullen wij thans niet naspeuren, maar hierover zijn wij liet eens, dat de muziek een machtigen invloed kan uitoefenen op velen. Toch is er een kunst welker macht grooter is, en dat is de kunst van het gesproken woord. Wie de gave des woords bezit en werkelijk iets te zeggen heeft, hij heefi de beschikking over een groote kracht, ten goede of ten kwade dat hangt van zijn ge zindheid en bedoelingen af. Van die macht van het gesproken woord ge tuigen de politieke bijeenkomsten waarin een Kuyper of een Troelstra optreedt. Ik noem de politieke ver gaderingen omdat deze nog het best bezocht worden. Er zijn maar weinig uitverkorenen, die de zeldzame gave des woords be zitten. en daarom als lezingen en spreekbeurten slecht bezocht worden is dat minder te wijten aan de weg blijvers, die gezegd worden veel te missen en weinig belangstelling in gewichtige zaken te hebben, dan wel aan de keuze van den spreker. Als men op een Nutsavond een lezer of spreker laat komen die met de han den in zijn zak rammelend met een sleutelbos eeu lezing afdraait welke hem zelf verveelt en waar hij niet bij is, omdat zij wie weet hoe oud en hoe dikwijls al gebruikt is, dan zijn de lieden zoo dom niet die hun avond nuttiger of aangenamer willen be steden. Maar laat er een komen die den naam van een goed redenaar verdient, dan loopt de zaal wel vol, dan is er kunstgenot te smaken, dan is er iets goeds mee te nemen. Het gesproken woord kan zijn een groote kracht ten goede, een machtig middel tot veredeling, tot opwekking voor wat edel en goed en schoon is. Maar dan doen het niet de woorden alleen. Er zijn gevierde redenaars te noemen wier invloed echter onbe duidend is; wat ze zeggen is mooi en aangenaam om te hooren, maar ze spreken over de hoofden heen, hunne woorden dringen niet in de harten. Waarom niet? Omdat ze niet komen uit liet hart. De Latijnen hebben een spreekwoord: cor deser- tum facit, het is 't hart dat wel sprekend maakt. Het is niet altijd noodig, dat de volzinnon taalkundig onberispelijk van de lippen vloeien om een gehoor te boeien. Wanneer uitgesproken wordt, wanneer de mond overloopt van datgene waarvan het hart vol is, wanneer het hart zijn liefde gegeven heeft, dan wordt er gesproken met een overtuiging die onweerstaanbaar is, dan vinden de woorden weerklank in de harten der hoorders, die winst doen voor hoofd en hart en leven. Op de vraag, wat het geheim van John Hali's macht was, gaf Evarts ten antwoord»de man achter de preek." Juist, de persoon van den spreker doet het. Karakter moet op den achtergrond staan en tot steun dienen. Franklin stond hoog in aanzien, bereikte bijna altijd zijn doel, en toch was hij een slecht spreker, weifelde vaak in de keuze zijner woorden, zijn taal was bijna nooit correct. Van een eerwaardig geestelijke werd gezegd, dat zijn leven een zicht bare predikatie was, die zelfs den meest goddelooze van de schoonheid der deugd moest overtuigen. Ja, een voorbeeldig leven is de krachtigste en welsprekendste rede; immers bij allen die het zien moet hel de begeerte opwekken om het hunne er aan ge lijkvormig te maken. Er is meer behoefte aan goede voorbeelden dan aan vermaningen. Dat goede voor beeld oefent een machtige aantrek kingskracht. De man die door het goede bezield wordt en daarbij de kostelijke gave des woords bezit, hij is machtig om in de maatschappij veel goeds te werken. Gelukkig doen ook van die mannen zich hooren in den politieken strijd onzer dagen en daarom behoeft het niet te ontmoedi gen als wij zien dat niet overal ge streden wordt met eerlijke middelen en onder oprechte leuzen, maar met verdachtmaking en onoprechtheid die meer herinneren aan den geest des ver derfs en ergelijker zijn dan een beurs gebouw waarvan de meer of minder schoone structuur weinig toe of af doet aan het welzijn van land en volk. Generaal Van Ileutz. Dinsdagavond is generaal Van lloutsz uit Sabang met de Willem III naar Nederland vertrokken. Ook mr. Th. de Meester was aan boord. Naar aanleiding van het telegram, dat aan generaal Van Heutsz was opgedragen zich naar Nederland te begeven en zich bij den minister van Koloniën aan te melden, schreef de Loc.: »Men zal den generaal de land voogdij over Indië aanbieden. Zijne benoeming zal slechts afhangen van de vraag of men te 's Gravenhage het oor zal leenen aan de eischen, die generaal Van Heutsz zal stellen. Want wij meenen te weten, dat de generaal de regeering over Ned -Indië niet zal aanvaarden dan onder voor waarden die, naar zijne meening, hem in staat zuilen stellen te doen wat hem voor Indië goed dunkt. »Zijne benoeming zal hier in Indië met zooveel ingenomenheid worden vernomen als nog maar zelden aan den dag is gelegd. En terwijl wij in deze jaren in de eeiste plaats het oog gericht houden op de economische ontwikkeling der kolonie, erkennen wij dat eene zoo veelzijdige begaafd heid als die van generaal Van Heutsz, maar eer nog zijne wilskracht, zijne voortvarendheid en zijne vrijzinnigheid ons waarborgen, dat hij het algemeen bestuur in de rechte baan zal kunnen leiden." Een historische plechtigheid. Men schrijft uit Delft: Te Delft had eergislermiddag een eigenaardige plechtigheid plaats. Op de oude, thans gesloten begraafplaats, werd in tegenwoordigheid van enkele getuigen, meerendeels leden van het comité, dat zicli gevormd had om het graf van Naundorlf, zich genoemd hebbende Lodewijk de zeventiende, in behoorlijken staat te brengen, alsmede van den eersten luitenant der infan- teiie H J. E. de Bourbon, kleinzoon van genoemden Naundorlf liet stof felijk overschot uiteen historisch oog punt merkwaardige» man opgegraven, en naar de algemeene begraafplaats »Jalfa" overgebracht, waar liet zal verblijven lot aanstaanden Zaterdag als wanneer op het oude graf een gedenkteeken in den vorm van een monumentaal hek met eenige plech tigheid zal worden onthuld. De overbrenging geschiedde in een lijkwagen, waarachter een volgkoets, in welke hadden plaats genomen de heerenDe Bourbon, van Delft, Otto Fiiedrichs, historicus uit Parijs en dr. G. Morre, gemeente-archivaris van Delft. De eikenhouten kist, welke de DOOR ARCHIBALD CLAVERING GUNTER. 66) «Hangmat of bed u heeft het maar voor het kiezen, senorita," lacht de oude Spaansche dame. «Doch wanneer ik u een raad mag geven, ik zou de hangmat kiezen die is koeler I" Daarna laat zij het meisje alleen. Louise laat haar blikken nog eens rondgaan en ontdekt een deur, die naar de veranda aan de straatzijde leidt en van waar een weldadig tochtje naar binnen stroomt. Haar koffer is aangekomen, door Winterburn in ontvangst genomen en naar haar kamer gebracht. Zij pakt hem uit, en richt alles voor een langdurig verblijf in. «Dat is anders dan in de Zeventiende Straat," mompelt zij. «Hoe alleen en dat voor een heel jaar!" Zij voelt zich zoo eenzaam, zoo verlaten, doch zij is niet eenzaam. Er wonen immers vrienden in dit huis. Ware hij niet zoo oplettend geweest, dan zou ik wèl eenzaam en verlaten hier zijn," fluistert zij. «En nu ben ik nog zoo onvriende lijk geweest niet jegens zijn voorstel maar omdat hij ja," roept zij uit, «ik haat haar I" Haar opgewondenheid maakt haar nog ver moeider; de gedachte aan Larchmont kwelt haar. Om alles te vergeten, zal zij doen gelijk de Spanjaarden, en een siesta nemen in haar haDgmat. Zij is echter niet gewend aan deze slingerende slaapstede. Nauwelijks heeft zij getracht er zich in neer te vlijen, of zij geeft een gil en rolt er even vlug aan de andere zijde weer uit; zij krabbelt op en maakt bij zichzelve de opmerking, dat zulk een hangmat toch weinig geschikt is om iemand een siesta te doen genieten. De hitte belet haar het slapen; zij gaat zitten en droomt met open oogen, tot zij wordt opgeschrikt door het binnentreden van een der dochters des huizes, die haar toe roept: «Senorita Louise, ik heb eenige ciga- retta's voor u." Yoor mij? Ik rook nooitlacht het Ameri- kaansche meisje. «Niet rooken? En u spreekt Spaansch," is het verbaasde antwoord der jonge Spaansche. «Laat ik het u eens leeren I" Zij steekt een cigarette op, strekt zich vadzig uit op het bed en vertelt de jonge Ameri- kaanBche dame, in wie zij veel vertrouwen schijnt te stellen, dat zij Isabel heet, doch dat allen, die van haar houden, haar Belita noemen, haar verhaal telkens afbrekende door het blazen van kringetjes. Droomerig zit Louise haar aan te hooren, zich zelve verzekerend, dat Panama wèl een rustige, kalme plaats is. De heer Larchmont denkt daar eenigszins anders over. Hij rijdt de stad binnen ongeveer langs denzelfden weg als door de Winterburns is genomen, doch stapt uit aan het Grand- Hötel, waar hij kamers wilde nemen voor veel te hoogen prijs met het oog op het salaris van een bediende der Pacific-Mail Steamship- Company, of van wat ook, behalve misschien van de Panama-maatschappij, die buitengewoon hooge prijzen betaalt. Hij herinnert zich echter, dat hij aan de maatschappij slechts een salaris heeft van honderd vijftig dollars per maand; dat hij daarom zuinig moet zijn en kamers zoeken, die hem den rijken jongen man in geenen deele bevallen. Op die kamers heeft hij het zich zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt hij heeft zich in wit linnen gekleed, een breed- geranden sombrero de Guayquil, dien hij in den Franschen bazar bij zijn aankomst gekocht heeft, opgezet en gaat de stad in om een blik te slaan op de arena, waar hij, die mijlen ver gekomen is, als eertijds de oude ridders zal strijden voor een jong meisje, tegen een reus, die haar in zijn macht heeft. Gelijk Amadis de Gaul en Sint George van Engeland, heeft ook hij een koningin der schoonheid gevonden, die zijn strijd gadeslaat en ofschoon haar plaats niet is in keizerlijke vertrekken, toch zou één glimlach van haar zijn arm sterker maken, zijn zwaard scherper, zijn aanval onweerstaanbaarder en hem aan zetten tot nog grooter daden. Met zulk een ridderlijk gevoel iu zijn borst en vervuld vau den wensch, baron Montez, zijn tegenstander, te vernietigen, ofschoon hij nauwelijks weet, waar hij een zwakke plek in diens wapenrusting kan vinden, wandelt Harry van Manhattan naar de Plaza de Panama, om genieten van een der zonderlingste gezichten. Een Spaansche stad, die in een Pransche is veranderd Geen oud dorp van Normandië, doch een groote levendige, woelzieke Pransche stad Een stukje van het vroolijke Parijs, neergezet aan het strand van deu Grooten OceaanEen modern Pransch schilderij, in een oude Spaan sche lijst. Bij het verlaten van zijn hotel, het Café. Bethancourt, vindt hij dat opgepropt met jonge Franschen, die, evenals in la belle Paris, hun glaasje absinth komen drinken. (Wordt veroolgdj.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1