NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BARON MONTEZ No. 67. Zaterdag 20 Augustus 1904. Dne-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Van heidedorp tot villastad. Amersfoortsche Courant -! ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Laugestraat 77. Tclcphooiiiio. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte IOvergenomen uit de Hoornsche Courant.J Toen ik nog een jongen was, dat is dus een dikke dertig jaar geleden, was het Gooi nog grootendeels onge repte en maagdelijke natuur. De groote hei strekte haar golvende, bronskleu rige oppervlakte, waarboven gedurende den herfst en den winter dreigende wolkenmassa's joegen en in den zomer een stialend blauw koepeldak zich welfde, in al haar onafzienbaarheid en onmetelijkheid van Amersfoort tot dicht bij Weesp uit. Afgewisseld werd deze barre een zaamheid door de Baarnsche en Bus- sumsche naaldbosschen, rondom Hil versum golfden hier en daar goudgele graanvelden, waar de witte boekweit- akkers teekenachtig uitkwamen te midden van de zandzee, die in den nazomer getooid was met de bloeiende erica, wier paarsche bloemetjes als diamanten vonkelden in het somber groen der knoestige heistruiken. Diepe wagensporen in hel rulle zand wezen nu en dan den vreemdeling den weg naar een of ander gehucht, waar de zandboer zijn plaggeliut had opge slagen en met noeste vlijt zijn aard appelveld bebouwde. Hier en daar zag men witte stippen tegen liet blauw achtig groene mos uitkomen, liet was de »scbeper", die zijn kudde voor zich uitdreef, de ongekroonde koning van de hei. Af en toe zag de wandelaar, voort- zwoegend door het dikke, heetezand, tusschen een boschje in de verte, of tusschen de donkere heuvels toren spitsen zicli verheffen, liet waren die van Soest of Baarn, van Hilversum of Bussum, van Laren, Blaricum of Eemnes. In deze romantische streek waarden allerlei legandarische of historische ver halen rond. Ginds bij de tol van Eemnes op den dijk die Eemnes-buiten en Eem- nes-binnen verbindt, hadden in den Hoekschen tijd de rijzige ruiters van van Schallelaar gestreden met de zwar te bende van Perrol met den rooden handop de blauwe heiheuvels bad Ralph de schaapherder, die in de toe komst lezen kon, rondgedwaald, steeds er op uit om zijn pleegkind Frank te beschermenlater, in de dagen van Karei V zwaaide een ander ben- dehoofd Maarten van Rossum, hier den oorlogsfakkel en stak den rooden haan in de hoeven en hutten en was de gevreesde tiran van Amersfoort, dal land vol stieren, die niemand kon regieren. Maar toen Maarten van Rossum kwam, Maakte hij van eiken stier een lam. Al weer later verdwaalden op de Gooische hei de vendels van den stadhouder Willem II, die het weei- barstig Amsterdam wilden tuchtigen en deemoedigen, en ontmoetten er den Hamburger postbode, die, vooruitge sneld, de tijding in de hoofdstad bracht en tiaar den tijd gunde zich te weer te stellen. Geen inenschenleeftijd was na dien verloopen, of de Soester eu Zeister heuvelen waren wit van tenten, die liet Fransclie leger herbergden, waar mee de Zonnekoning tegen het volk van kramers was opgetrokken. Fran- sche dragonders stroopten tot voor de poorten van Naarden en de Gooische hoer zag zijn met moeite en zweet ontgonnen akker onder paardenhoeven vertrappen, zijn have en veemeeslee- pen en mocht blijde zijn, indien hij en zijn gezin er het veege lijf af bracht. Lodewijk XIV moest eciiter opbre ken en het land verlaten en liet Gooi keerde wederom terug tot zijn gewone stille eenzaamheid. Een eenzaamheid, die landloopers en struikroovers uit lokte om zich te nestelen en den omtrek onveilig te maken. Wie kent niet uit Ferdinand Huyck de ontmoetingen, die deze, zoon van den Amsterdamschen hoofdschout, had met den beruchten Zwarten Piet, welks naam alleen vol doende om de bewoners dier streek te doen wegschuilen van angst In den Patriottentijd was het prin selijk paleis te Soestdijk getuige van burgertwist en krijgsrumoer de zwarte naald aan liet kruispunt der wegen toont nog aan, dat daar een Oranje schildwacht door Utreclitsclie keezen werd doodgeschoten, en een poos later trokken onder geleide van niemand minder dan den dichter Bilderdijk de Pruisische regimenten door het Gooi, om den smaad te wreken door de patriotten der prinses van Oranje, een geboren Pruisische koningsdoch ter. aangedaan. Veel van dit alles gebeurde in de dagen, toen de Amsterdamsche patri- ciëis hun zomertijd nog doorbrachten in de geschoren hagen van hun lom mei ijken buitenverblijven aandeoevers van den Amst6l of de Vecht, en op liet Gooi neerzagen als een soort vari wildernis in het poepenland. Hoe is alles sinds veranderd. De buitenplaalsen aan den Mennistenhe- mel staan leeg en verlaten, of gesloopt evenals die aan den Amstel. Slechts hier en daar wijst nog een fraai gesmeed en gekruld ijzeren hek op de vervlogen glorie van het verleden. De spoortrein, die de afstanden doet verdwijnen, bracht de Gooische bos- schen en heidevelden tot vlak bij de poorten van Amsterdam. Zachtjes aan begon de uittocht. In den beginne nam men het een voudige, zelfs primitieve voor lief. Om de hartversterkende denneluclit te mogen genieten kroop men zomer's in kleine kamertjes, behielp zicli zoo veel mogelijk, was tevreden met een karig maal, mits men maar met volle teugen het aroom van hosch en hei kon indrinken. Allengs veranderde het tooneel. Eerst in Baarn, later in Hilversum en Bussum zetten een of meer rijke groot stedelingen een fraaie villa neer; het voorbeeld vond navolging Alom verrezen prachtiger buiten plaatsen, meestal huiten den kom van het dorp. Maar nu maakt speculatie zicli mees van het terrein. Bouwgronden werden aangekocht, bosschen gekapt, heivel den afgegraven, wegen, lanen en pleinen geprojecteerdde reclametrom roffelde lustig in 't rond, als in een tooversprookje verrezen villaparken, waar tien jaar geleden nog schapen rondliepen, en de heidorpen van voor heen werden hei boren in voorsteden van Amsterdam, waar de firma's hun filialen vestigden en waar men even goed alles koopen kan als in den Kalver- of Leidscliestraten. Moderne restaurants en hotels hebhendeoude herbergen en jagershuizen in het bosch vervangen, weidsclie pensions de plaats ingenomen van de vioegere optrekjes, kokette villa's en cottage's trekken met met hun witte muren en roode daken, met hun torentjes en uitbouw sels reeds van verre de aandacht en doen vergeten, dat hier vroeger de boekweit bloeide rondom de stulp met het rieten dak. En hoe duurder bij de toenemende eischen liet groote- stads-leven werd, hoe liooger de belas tingen stegen, des te meer nam hel aantal toe, dat zicli of voor goed, of als forens vestigde in het Gooi, vanwaar men per spoor of train bijkans ieder half uur de hoofdstad kan bezoe ken. Lofredenaars van den goeden, ouden tijd zijn er sinds menschen- heuchenis geweest en hebben steeds het lot gedeeld, dal men hen liet staan praten, of, hoogstens hun toeduwde, dat het in dien ouden tijd ook «el niet alles rozengeur en maneschijn zal geweest zijn en dat het eigenlijk don Quichottewerk is te gaan vech ten tegen de windmolens, waarbij een nieuwen geest de wieken voorstuwt. Wij die, hoewel niet blind voor wat er grilligs, baroks, parvenuachtigs en nivelleerends in allerlei nieuwe modes, kunstuitingen en levensopvattingen tel Laag Sneren. vinden is, zijn toch in menig opzicht te verheugd, dat wij in dezen tijd leven, dan dat wij in den trant dier lofrede naars het goede voorbijzien en enkel op de midden fraaie uitwassen wijzen zouden. Maar toch kunnen wij niet nalaten het te betreuren, dat langzamerhand in ons schilderachtig Nedorland tal van de mooiste plekjes worden omge vormd in popperige, veelkleurige, soms schreeuwende villaparken, waar de grilligste modevorm vaak liet innigst vereerd en het echte natuurschoon wordt opgeoflerd aan den wansmaak van speculanten, die zonder de minste gewetenswroeging den bijl zetten in de wortels vari woudreuzen, wier plaats moet worden ingenomen door een modern kasteeltje tusschen spichtige sparretjes en met een eendenkom in de plaats van een slotgracht. Zoo worden in Bloemendaal de duinen ontwijd en van hun poëzie beroofd; zoo wordt de omtrek van het vorstelijk 's Gravenhage gemetamor foseerd in een reeks villa's die den bewonderaar van duin en boscli het hart beklemmen; zoo vallen in liet Gooi de intiemste dennehosclijes, door Mauve's penseel beroemd, maar ook helaas te bekend gemaakt, onder de niets ontziende bijlslagen der parkaan- leggers zijn niet nog onlangs de prachtige bosschen van Craailoo aan gekocht, om tot villaparken to worden omgeschapenzoo wordt de majes tueuseeenzaamheid der Gooische heide telkens en telkens verstoord door liamergeklop en zaaggeknars! Neen, men moge zeggen wat men wil, maar liet Gooi is het Goai niet meer, dat de liefiiebbei s van onop gesmukte natuur zoo aantrok. Wie liet onderscheid tusschen kunstmatig en ongerept natuurschoon eens recht voelen wil, moet, na een dag of wat vertoefd te hebben de voormalige Gooische lieidedorpen, thans in villa stadjes herschapen, zijn staf richten naar de Veluwe, hetzij naar Hoog- of door ARCHIBALD CLAVERING GUNTER. 85) Montez houdt moed, want des middags hoort hij toevallig, dat Harry Larchmont ziek is en op de kamer ligt van een van de bedienden van de Pacific Mail, een jongen Amerikaan, George Bovee, die groote genegenheid voor hem heeft opgevat. Ofschoon hij niet aange grepen is door de gele koorts, hebben zijn uitstapjes naar de werken van het kanaal hem een malariakoorts bezorgd, die dikwijls even doodelijk is als de eerste. Door dit bericht wordt de stap van den V adalia Cardinalis veerkrachtiger, 'zijn glimlach valscher«Ik triomfeer juicht hij. i'Zie, hoe mijn vijanden vallen!» HOOFDSTUK XIX. De doode spebekt. Miss Minturn hoort niet zoo spoedig als Montez van Larchmont's ongesteldheid. Haar bezigheden op het bureau zijn niet talrijk, maar behalve dat is haar iets zonderlings ge beurd. Denzelfden dag, waarop de baron haar het adres van Harry had gevraagd, is zij naar het huis van Martinez gegaan om haar s i e s t a te nemenrust vindt zij daar echter niet. Want nauwelijks is zij de deur der woning binnen, of zij ontmoet mrs. Winterburn. Deze dame doodt den tijd met in de verzameling van haar echtgenoot te snuffelenzoo heeft zij ook dezen dag doorgebracht. »Ik wachtte reeds op u!» roept zij het jonge meisje tegen. «Kom mee er bevindt zich iets in dat kruitkistje!» Welk kruitkistj e Dat tusschen de takken van den boomstam is vastgegroeid, dien mijn man in de Chagres heeft gevonden. Gij herinnert u zeker nog wel, wat hij daar dien avond van heeft verteld?» »Ja," antwoordt Louise onverschillig; »doch ik hen moe. Waarom doet gij uw verhaal niet aan de senorita's Martinez en bewaart het voor mij tot van avond?» De Martinez' slapen allen. Ga mee ik zal u laten zien, wat er in zit. Ik geloof dat het iets van veel waarde is. En dan is er ook een brief bij, dien ik nog niet heb gelezen. Ik ben bang, dat het een testament is dat de paarlen mij niet eerlijk toebehooren,» zegt de vrouw. Zult gij mij dan rustig mijn hangmat laten opzoeken Ja Een minuut later bevinden zij zich in de oude rommelkamer, en de boomstam met het kruitkistje gekomen, schroeft Susie Winterburn de looden sluiting los, die het kistje waterdicht maakt; zij opent het en haalt iets te voorschijn, dat Louise een kreet van verbazing ontlokt, gevolgd door een rilling van afschuw. In het gedempte licht van het vertrek glinstert een snoer prachtig witte paarlen, zoo vol glans nog, als waren zij pas opgedoken van den bodem des Oceaans. Zij zijn gerold in een papier, dat een weinig vuil en geel geworden is door den ouderdom en waarop zich eenig rood schrift bevindt, daarop gekrabbeld met een stukje hout of iets dergelijks. Hoewel niet gemakkelijk, is toch het volgende te ontcijferen: "Help mij deze paarlen zullen uw loon zijn. De plaats wordt Caperiha ge noemd ik ben opgesloten in een hut aan de kleine rivier. Mijn echtgenoot werd gedood in het Pacific Hotel, Panama, door Montez en Domingo. Domingo bewaakt mij en is mijn cipier. Kom spoedig! van nacht komt hij van nacht komt de slang, die mij zal dooden Alice Riplet De letters schijnen met rooden inkt geschre ven; bij nader onderzoek huivert het meisje, want zij vermoedt, dat zij zijn geschreven met het bloed der vrouw. In haar opgewondenheid heeft zij het briefje hardop gelezen, zoodat ook mrs. Winterburn den inhoud kent. «Wanneer zou het geschreven zijn, denkt gij? Wij moeten de overheid waar schuwen zegt zij. «Wat? Om een vrouw te helpen, die dit reeds dertig jaar geleden heeft geschreven?" »Hoe weet gij, dat het reeds zoo lang is geleden?» «Omdat, zij spreekt van den moord op den 15den April, 1856, waarvan ik dikwijls iets heb gelezen in de Sun van Panama. Ik weet er alles van.» »Hoe zijt gij aan die wetenschap gekomen?» «Hoe? Omdat het handschrift van deze vrouw hetzelfde is als het handschrift van mijn vermoorde bloedverwante Alice Ripley, de schoone vrouw, wier portret gij hebt gezien op de villa van Eernando Montez het du plicaat van het portret, dat ik heb meege nomen nit New-York. (Wordt vervolgd/.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1