NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
BARON MONTEZ
No. 78.
Woensdag 28 September 1904.
Drie-en-dertigste jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsche Courant
7.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telcphooimo. 69.
AD VERTENTlKN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Een ernstig woord in 't belang
van alle ouden van dagen.
Landgenooten
't Zal U bekend zijn, dat sedert
Sept. 1900 een Bond bestaat, die zich
tot taak heeft gesteld met alle wettige
middelen 't daarheen te leiden, dat
in ons vaderland eene wet totstand
kome, die alle, alle Nederlanders vrij
waart tegen broodsgebrek op den ouden
dag.
Die Bond is:
„De Bond voor Staatspeusiou-
neering",
opgericht 9 Sept. 1900 en kon.
goedgek. 27 Sept. 1902
Het doel van dien Bond is om
schreven in art. 1 zijner Statuten,
luidende
»De Bond voorStaatspensionneering
beoogt liet totstand komen eener wet,
waarbij aan alle Nedet landers, zoowel
vrouwen als mannen, op een nader
bij bedoelde wet aan te geven leeftijd,
recht wordt toegekend op een gelijk
Staatspensioen, zonder premiebetaling;
de kosten te vinden uit de opbrengst
van bestaande of nog te hellen be
lastingen."
En de Bond tracht dat doel te
bereiken
«Door in alle standen, kringen en
partijgroepen leden te werven, die
het doel bij de vrouwen en mannen
ingang trachten te doen vinden, door
persoonlijk optreden en ijveren voor
de zaak, die zij voorstaan."
Sinds de oprichting hebben zich in
172 afdeelingen 12200 en in 37 Bonden
en Vereenigingen 16300, totaal 28500
vrouwen en mannen vereenigd, om
op bovenstaande wijze liet doel van
den Bond te bereiken.
in Mei j.l. werd namens die allen
aan H. M. de Koningin een Adres
gericht, en aan de Staten-Generaal
een afdruk gezonden, waarin, uitvoerig
toegelicht, gevraagd werd een dus
danige wet spoedig in het leven te
roepen.
Die allen zijn onderling gescheiden
in nienschen van allerlei geloofs- en
politieke richtingen. Hoe ook overigens
verdeeld, hierin zijn de leden van den
Bond 't eens, dat ouderdomsellende
een giote rnistand is in ons gemeen
schapsleven.
En die alien geven bewijs, dat buiten
elk partij-vei band om aan het doel
van den Bond kan woiden medege
werkt.
Geen tijdelijke(verkiezings-) agitatie,
maar een vreedzame strijd zal onze
arme oudjes zegen aanbrengen!
Maar nu is de verkiezings-actie
in aantocht, met al den aankleve
van den aankleve van dien.
Partijleuzen zullen worden gehoord,
en de koninklijke mededeeling in de
Troonrede, dat een wetsontwerp ter
verzekering tegen invaliditeit en
ouderdom aan de leden der Tweede
Kanier zal worden aangeboden, doen
vermoeden, dat de oplossing van dit
vraagstuk een dier leuzen zal worden.
En hoewel we weten, dat maar
weinig van die leuzen, in zoo'n tijd
aangeheven, liet ophellen van sociale
nooden ten goede komt, ze zullen
worden gehoord, en daarom achten
wij 'tgoed, nu werkelijk een wet op
ouderdomspensioen in aantocht schijnt
te zijn, nogmaals de aandacht van
alle landgenooten op onzen Bond te
vestigen.
De Bond voor Staatspensionneering
dan vraagt recht op pensioen voor
allen, omdat (zooals ook in voren
bedoeld Adres reeds werd gezegd)
a Niet alleen bij de loontrekkende
werklieden de vrees voor broodsge-
brek op den ouden dag behoort te
worden weggenomen, maar bij allen,
niet hel minst bij den middenstand.
b. omdat het dan zeker is, dat
niemand wordt vergeten.
c. Omdat oude vrouwen evenmin
gebrek mogen lijden als oude mannen.
Haar arbeid en hare roeping waren
andere dan die van den man, maar
niet minder waardig. Daarom zij ook
baar pensioen op den ouden dag gelijk
aan dat van den man.
d. Omdat niet mag worden vergeten,
dat de loontrekkende van thans niet
altijd de behoeftige zal zijn op den
ouden dag, terwijl zeer dikwijls de
welgestelde de arme der toekomst is.
e. Omdat door een pensioen voor
alle elke gedachte aanbedeeling wordt
weggenomen.
En waarom geen premiebetaling?
a Omdat de Staat ook thans reeds
voor zooveel zorgt, dat alle Neder
landers ten goede komt, en waarvoor
particulier krachten te kort schieten.
Ook voor dat alles wordt geen premie
betaling geëischt.
b Omdat bij een pensioen zonder
premiebetaling, maar door de kosten
te vinden uit bestaande of nog te
heden belastingen (wij denken aan
een pensioenbelasting), door iederen
Nederlander naar draagkracht wordt
bijgedragen in de verzorging der oudên
van dagen, welke plicht nu drukt op
enkelen.
c. Omdat aan een premiebetaling,
als men zich niet bepaalt tot loon-
trekkenden, eene ingewikkelde, ont
zaglijk groote en zeer kostbare ad
ministratie zal zijn verbonden.
d. Omdat er altijd personen zulten
zijn, onmachtig om eene premie te
betalen, en 't onbillijk is aan iemand,
die buiten schuld (b.v. lichaamsge
breken) levenslang onvoldoend loon
heeft genoten, ook nog onvoldoend
pensioen toe te kennen.
Zietdaar, Nederlanders de grond
gedachte van den Bond voor Staats-
pensioneering, waaraan nog kan worden
toegevoegd, dat het van het aller
grootste belang voor den Staat zal
zij er onder de ouden van dagen nie
mand meer gevonden wordt, van wie
gezegd kan worden, dat hij broods
gebrek lijdt.
De Bond voorStaatspensionneering
nu zoekt ter bereiking van zijn doel
kracht bij allen, die in politiek of
godsdienst, en ook in de sferen daar
buiten, edel denken en voelen. Met
hen willen we bondgenootschap aan
gaan om onze denkbeelden omtrent
pensioen voor allen ingang te doen
vinden.
Boven de partijstormen zullen we
nu vooral met vrouwen en mannen
van alle godsdienstige en politieke
geloofbelijdenissen, overal en altijd
verkondigen, dat er in ons rijke
Nederland, naast zoovele wetten ook
een wet moet totstandkomen, die alle
Nederlanders vrijwaart tegen broods
gebrek op den ouden dag!
Allen moeten er van doordrongen
worden, dat broodsgebrek op den
ouden dag een misstand is in ons
maatschappelijk leven, die vóór alles
moet worden weggenomen.
Onder de ouden van dagen vindt
men noodlijdenden, voortgekomen uit
allerlei kringen, menschen van beider
lei geslacht. De nood is groot, en
daarom vragen en eischen we een
wet, die in aller nood daarin voorziet.
Opheffing van ouderdomsellende
moet nu een algemeen geuite volks-
wensch worden, en daarom vragen
we langs dezen weg alle vrouwen en
mannen, om lid te willen worden van
den Bond voor Staatspensionneering.
Uwe toetreding als lid wordt inge
wacht bij den Algemeen n Secretaris
A. Voorbrood, Hovenierstraat 37,
Arnhem
De contributie voor aigemeene leden
bedraagt minstens 50 centvoor meer
dere propaganda zij echter een uooger
bedrag aanbevolen.
Het Hoofdbestuur.
G. Wierin^a, Apotheker te Arnhem. Voorzitter.
H. Portheine Jr., Lid v.d. Raad tc Arnhem,
2e Voorz.
A. Yoorhrood, Lid v.d. Raad te Arnhem,
Secretaris,
Mevr. M. NicmeijerHenny, te Arnhem,
2e Secr.-Bibliothecaresse,
Mej. Elise Jochim, Penning meester esse, Deventer.
Ds. P. A. Vis, Doopsgezind Predikant te
Beemster.
F. Hesselink, Oosterbeek.
J. H. Hietink, Zutphen.
Mevr. G. UfkesMulder, Oude-Pekela.
N. Prins, Oud-Kath. Pastoor te Aalsmeer.
Ds. U. J. Rcijnders, Doopsg. Pred. te Dan-
tumawoudc.
G. L. Janssen, Inspect. Levensverz.-Mij. te
Breda.
P. Walig, Onderwijzer te Krommenie.
Port Arthur.
't Begint te Port Arthur te span-
non. De Russische generale staf moge
dan tegenspreken, dat de vesting op
het purit slaat zich wegens gebrek
aan leeftocht en munitie over te
geven, verschillende berichten doen
zien dat de Japanners telkens nieuwe
posities innemen. Er wordt ontzettend
gevochten.
Te Tokio gelooft men, dat de Ja
panners sinds 19 dezer zes forten
in de tweede verdedigingslinie hebben
genomen, en daar verwacht men dat
de stad weldra zal vallen. Een uit
voerig berient uit Chifu dat wij
zonder dat bericht uit Tokio niet zouden
gelooven, en ook nu slechts voor
waardelijk bevestigt een en ander,
en somt nog meer voordeelen der
Japanners op De aanval duurde meer
dan 50 uren 3 belangrijke stellingen
en zes kleine, maar veel last veroor
zakende forten tusschen Choe-choe-gen
en Erloen-clian zijn genomen, meldt
dit bericht.
De strijd was zeer heftig, maar
dank zij de zorgvuldige voorbereiding
der Japanners waren hun verliezen,
hoewel aanzienlijk, belangrijk minder
dan de verliezen bij vroegere aan
vallen. De Japanners schatten hun
verliezen op 3000 man, maar de Bus
sen beweien dat zij driemaal zoo
groot zijn.
Het thans veroverde fort Koero-
palkin was gebouwd met liet doel,
de bronnen der waterleiding te be
sehermen. Deze bevinden zich thans
in de macht der Japanners. De be
schieting werd zonder ophouden van
vóór liet aanbreken van den dag op
19 Sept. tot in den middag van 20
Sept. voortgezet. De Japanners hebben,
naar uit de richting van het schieten
blijkt, vele zware kanonnen in nieuwe
stellingen gebracht.
In den middag van den 20n begon
de Japansche infanterie op te rukken,
door
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
95)
«Flink zoo! Houd uw eed en zoek haar op,
word weer beter en wij zullen inschepen naar
Parijs 1"
Aldus geschiedt. Een week na miss Minturn
verlaat Harry Colon en stevent naar Parijs.
Hij is nu veel sterker en de zeelucht maakt hem
dag aan dag krachtiger.
Voor hij Panama verliet, heeft hij mrs. Win-
terburn ontmoet aan het station. «Hier is iets
roept zij hem in der haast toe, waiA de trein
heeft reeds gefloten, «dat miss Louise toebe
hoort, zooals mijn man zegt," en zij overhan
digd hem een snoer paarlen, die in het kruit-
kistje zijn gevonden. «En hier is nog iets, dat miss
Minturn hij overhaast vertrek heeft vergeten.
Het is een schryfboek zij had slechts een uur
om haar koffer in te pakken en heeft dit laten
liggen." Bij deze woorden duwt Susie hem een
hoek in de handen.
«Haar dagboekfluistert hij en wil het mrs.
Winterburn teruggeven, doch de trein heeft
zich reeds in beweging gezet.
Nieuwsgierig blijft hij op het handschrift
staren; dan legt hij het op den koffer. Neen
neen, ik wil het niet lezen, al zou ik ook
sterven van verlangen Telkens neemt hij het
weer in de handdaar valt er iets uit. Met
een kreet van vreugde raapt hij het op.
Die waren eens de mijne, voor zij ze ontving
Het waren viooltjes met een naamkaartje
van hem.
Te ongeveer zes uur komt Harry op een der
eerste dagen van Juni te Parijs aan; hij is
nagenoeg weer de oude geworden, ofschoon
zijn gelaat nog bleek is en er een zonderling
iets in zijn blik ligt.
Hij rijdt naar het hotel van zijn broer op
denBoulevardMalesherbe, nabij het park
Monceau, wordt door den ouden Robert met
uitroepen van verbazing en vreugde ontvangen
en wordt aangegrepen door een zonderling
gevoel dat ons zoo dikwijls overmeestert
het gevoel van het groote en niet verwachte.
De worsteling te Parijs.
HOOFDSTUK XXTT.
De Krankzinnige.
De deur wordt achter hem gesloten. «Breng
mijn bagage naar boven, Robert," beveelt hij.
«Waar is mijn broeder?"
«De koffers? Goed, mijnheer!" antwoordt
Robert. Dan wendt hij zich weer naar den
heer Larchmont en brengt dezen geheel in
verbazing door de woorden: «Goddank, dat u
komt, mijnheerIk heb er van morgen al over
gedacht om naar een advocaat te gaan!"
«Wat beteekent dat?" vraagt Harry. «Is er
iets niet in orde?"
«Ja, mijnheer! Mijnheer Frank, uw broeder,
is ziek. Ik geloof, dat het hem in het hoofd
zit." De man strijkt zich met zijn groote hand
langs het voorhoofd, als wilde hij een onaan
gename gedachte doen verdwijnen. «Doch u
doet beter, dat u naar binnen gaat en hem
zelf ziet, mijnheer!"
«Heel goed! Is hij aan het dineeren?"
«Och, mijnheer, hij eet bijna nooit, miss
Jessie en de gouvernante eten boven."
«Waar is hij?"
«In de bibliotheek."
Robert wijst Harry Larchmont den weg naar
een schaars verlicht vertrek, waar een man
met het hoofd in de hand aan een schrijftafel zit.
«Frank!" roept Harry uit, «daar ben ik weer
gezond en wel uit Panama terug. De koorts
heeft mij niet gedood
«Ha, GoddankHarryJe bent weer terug 1"
antwoordt zijn broeder, opstaande, en beiden
drukken elkaar hartelijk de hand, ofschoon
Francois hem volgens de Fransche mode, de
hand wil kussen.
«Laat ik eerst wat licht aansteken, om je
te kunnen zien," zegt de jongste, onaangenaam
getroffen als hij is door den zenuwachtigen
matten klank der stem van zijn broeder, zoo
geheel anders dan vroeger. Het is alsof zijn
tong dik was.
Zoodra het licht is opgestoken, ziet Harry
zijn broeder aan en nauwelijks is hij bij machte
een kreet van schrik te onderdrukken, zoo is
het voorkomen van zijn broeder veranderd.
Het gelaat, vroeger vol en rond, is thans
bleek en ingevallen. De oogen hebben een
zonderlingen glans, alsof zij steeds in de verte
staren, half verwachtend, half angstig, op
iets, dat komen moet en nooit verschijnt. Vóór
de jongste broeder een woord kan uiten, voegt
de oudste hem toe: «Goddank I Je komt zeker
om Jessie te beschermen tegen haar huwelijk
met dien schurk, dien Montez van Panama en
Parijs
Hortend en stootend vervolgt hij
«Ik heb telegrammen van hem! Dreigende
telegrammen van New-York telegrammen,
die mij zoo in de war brachtentelegram
men, dat ik zorg moest dragen voor de toe
bereidselen voor het huwelijk voor den
trousseau lintjes, strikjes, enz.Hij komt
morgen! Goddank dat je nog bijtijds bent
gekomen
(Wordt vervolgd/.