NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
S voor de Provincie Utrecht.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
NA TWINTIG JAREN,
No. 3.
Woensdag 11 Januari 1905.
Vier-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsc
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent:
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangcstraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Omtrent de Begrafenis van den
oud-President Kruger, schrijft het
Nieuws v. d. Dag in eene Particuliere
Correspondentie
Pretoria, 17 December 1904.
16 December. Dingaansdag, een
droeve dag. Het is of de hemel met
ons mee voelt, de felle zon blijft achter
wege het is zooals eenige dagen
van te voreneen koele, bewolkte dag.
Afrika is in rouw, gansch het Afri
kaansche volk treurt, want heden wordt
aan den doodenakker toevertrouwd des
volks dierbaarste pand, Paul Kruger
wordt begraven
Van heinde en verre komt men de
laatste eer bewijzen aan den geliefden
president, den Vader des Volks. Die
Vader is niet meer, men gevoelt het
het trilt door het hart van ieder waar
Afrikaner: hij is niet meer. Laten wij
hem zoo getrouw mogelijk navolgen
als patriot en Christen, opdat het volk
niet verloren ga dat is de wensch
van velen. Ieders hart is aan zijne
zijde. De dierbare vierkleur, met rouw
omzet, prijkt op veler borst, hot nati
onale gevoel komt boven, de gevoelens
uiten zich.
Maar helaas wij mogen er
niet te veel aan toegeven. Wij leven
onder een nieuwe vlag ordelievend
en vergevensgezind, als het Afrikaan-
sche volk zich steeds heeft getoond,
waar het recht en billijkheid verkreeg,
zij ook hier weder waargenomen.
De Natie treurt diep en stil ver
dragend.
Sinds Zaterdag 10 December ligt het
overblijfsel van president Kruger in de
Suzannazaal omringd van een schat
van kransen. Indrukwekkend! De zaal
in rouw gehuld gedempt electrisch
licht en boven alles uitstekendde
kist, gedekt met den krans van onze
fiere Koningin Wdhelmina. den palm
tak van H. M. de Koningin-Moeder der
Nederlanden en den krans van presi
dent Steyn. Duizenden stroomen dag
bij dag binnen om een laatsten blik
te werpen op datgene, waarmede hun
gedachte zoolang reeds is vervuld ge
weest. En zóó ging het door, tot op
heden 16 December ten 1 ure toen
het stoffelijk overschot met alle plech
tigheid en statie naar het overblijfsel
onzer vereenigde kerk werd gevoerd.
Alhier, na eenige redevoeringen van
drie onzer voormannen, werd de be
grafenisstoef opgesteld, om ten 5 ure
kerkhofwaarts te gaan.
Zwart, dicht opeengepakt, stonden
de menschen al uren van te voren
in afwachting. De treinen brengen
telkens nieuwen toevoer, het stroomt
van menschen, de hotels zijn eivol
Tenten zijn hier en daar opgeslagen
om de Boeren te herbergen. Ongewone
drukte. Sinds do laatste dagen is
Pretoria zichzelf niet meer.
Eindelijk dan, op de aangebrachte
tribune, bij de oude Vereenigde kerk
op het Kerkplein, verschenen Generaal
Botha, Schalk W. Burger en C R. de
Wet, waarna een mannenkoor, onder
leiding van den Heer Visser, een
plechtig lied deed huoreu.
Het Kerkplein was afgezet door
burgerpolitie en de eerewacht; stipte
orde en stilte werden waargenomen,
terwijl de volgende redevoeringen
werden gehouden
Zijn Hoogedele Schalk W. Burger
spreekt als volgt
Treurende familie!
Rouwdragend volk
Belangstellende vrienden
Wij zijn hier bijeen om de laatste
eer te bewijzen aan onzen grooten,
geliefden Voorganger, om onze liefde
en achting te bewijzen, ja onzen
laatsten plicht te vervullen. Dal is:
om het stoffelijk overschot van den
grooten Afrikaner en Patriarch onder
zijn volk, Stephanus Johannes Paulus
Kruger, in leven President der Zuid-
Afrikaansche Republiek, aan den
school der aarde toe te vertrouwen.
En wat de man was in zijn leven,
blij ft hij in zijn sterven.
Paul Kruger was groot in zijn
leven, geëerd en bemind. Hij is dat
gebleven in zijn dood, getuige de
groote belangstelling van heden. Niet
alleen was hij een groot staatsman,
hij was ook een groot Christen. Gods
Woord was hem het zwaard, waar
mee hij streed tegen menige moeilijk
heid des levens. Dat was de bron,
waaruit bij zijne kracht putte en
waarin hij wijsheid zocht om zijn
volk te leiden en te regeeren. Wij
willen hem daarom eer toebrengen
als staatsman en naardien hij als
Christen heeft geleefd, willen wij
hem naar zijn leven ter aarde be
stellen.
Zoo past het ons zijn leven te
schetsen naar die waarheden, die hij
liefhad en heeft omhelsd als het licht
op zijne wegen, als een lamp voor
zijn voet, namelijk Gods Woord.
En waar vinden wij dan voor ons
heden een treffender voorbeeld dan
dat van den Patriarch en Vader van
Israël, Jakob, zooals die wordt be
schreven in Gen. XLVIIL, waarin
verhaald wordt hoe Jakobs beenderen
uitgevoerd werden uit Egypte, om
naar zijne begeerte in het land zijner
geboorte gelegd te worden Zoo lezen
wij hel verzoek en de kennisgeving
aan Jozef: »Zie ik ga sterven, maar
God zal bij u zijn. Maar dat ik bij
mijn Vaderen iigge: hierop zult gij
mij uit Egypte uitvoeren en mij in
hun graf leggen." Dat was ook de
begeerte van hem, dien wij thans
naar zijn laatste rustplaats dragen
dat zijn beenderen zouden uitgevoerd
worden naar het land, waar hij in
ballingschap als vreemdeling verkeerde.
Al kon hij in zijn land, dat hem
dierbaar was, dat land voor welks
belangen hij heel zijn leven heeft op
geofferd, dat land, waarin ook zijn
Lea en Rachel rusten, ja dat land,
gedrenkt en doorweekt van bloed en
tranen zijns volks al kon hij daar
den laatsten adem niet uitblazen, o,
kon hij er dan maar zijn laatste rust
plaats vinden; kon slechts zijn stof
aan dien dierbaren grond worden
toevertrouwd.
Naast gade en kinderen, te midden
van zijn volk, onder den Zuid-Afri
kaanschen hemel dat was zijn bede.
Andermaal wordt het gebod van
Jacob aan zijne kinderen en aan zijn
geslacht vernomen Ik word verzameld
tot mijn Volk, begraaf mij bij mijne
Vaderen in de spelonk, die Abraham
met den akker gekocht heeft tot een
erlbegrafenis. Die groote patriarch
wenschte niet in vreemden bodem te
i usten, maar op dien diei baren grond,
daarvoor gekocht en bestemd als een
erfbegrafenis. Ook wenscht Afrika's
groote zoon zoo te rusten bij zijn
Vaderen, op die erfenis van het Afri-
kaansche volk, eveneens gekocht, niet
met goud en zilver, maar met lijden
en strijden voor vrijheid en recht;
voor geloof en taalgekocht met
bloed en tranen. En heeft Paul Kruger
ook niet ruimschoots zijn aandeel be
taald, om heden op waardige wijze
gelegd te worden in dien erfbegrafe-
nisgrond? Zijn de sporen van zijn
arbeid en moeite niet nog duidelijk
zichtbaar? Rusten dan de beenderen
zijner vaderen ook niet hier De laatste
wensch van Jakob aan zijn geslacht
kwam ook van Paul Kruger tot ons,
tot u, volk van Transvaal in het bij
zonder en tot de Afrikaners in het
algemeen. »Ik wordt verzameld tot
mijn Volk, begraaft mij bij mijne
Vaderen
Nu de uilvaart en optocht.
»Een Farao zeide: trekt op en be
graaft uw Vader, en met hem togen
op al Farao's knechten en de oudsten
des lands. Daartoe het gansche huis
van Jozef en zijne broederen en het
was een zwaar heir."
Kregen ook wij niet hier de toe
stemming en hulp van vorsten en
koningen »Trek op en begraaf
uw vader." Hebben ook wij niet hij
de uitvaart van dezen grooten en
voor ons onveigetelijken Afrikaner
betuigingen van achting en rouwbe
klag en hulp ondervonden, van uit
den vreemde, van Koningen en Vor
sten? Nemen dan niet lieden aan
deze plechtige gelegenheid deel de
oudsten des lands, uit de Kaapkolonie,
Natal en de O. R.-K., ja uit heel
Zuid-Afrika? En wat meer is, wordt
niet zelfs door onzen geëerbiedigden
koning in deze deelgenomen en heeft
hij niet mede zijne belangstelling ge
toond door zich hier door Regeerings-
personen te doen vertegenwoordigen?
Ten slotte komen wij tot de plaats
der begrafenis. »Toen zij nu aan het
plein kwamen, hielden zij daar zeer
zware rouwklagen van zeven dagen."
is dan ook niet Petroria de laatste
zeven dagen in rouwklagen? En zijn
niet uit alle 'de len des lands die
rouwklachten der menigte toege
stroomd? Ouden van dagen, mannen,
vrouwen en kinderen zijn, trots alle
ellende en armoede, opgekomen, om
te rouwen en eere te bewijzen aan
den man des volks, zoodat ook hier
kan gezegd worden het is een zware
rouw der Afiikaners En voorwaar,
het is eer, zware rouw der Afrikaners,
ooral van het Transvaalsche volk.
Wij hebben in Paul Kruger verloren
een groot staatsman en een groot
hurger voor land en volk, voor Staat
en Keik. Zullen wij heden bekend
stellen wat hij was en wat hij ge
daan heeft?
Hierna herdacht de spreker dat
Kruger eene halve eeuw zijn volk
heeft gediend. Is nu Krugers stem
tot zwijgen gebracht? Neen, de stem
roept en blijft roepen: »Zijt getrouw
aan elkander!" Zijn woorden, zijn
daden blijven spreken.
Eindelijk vestigt hij er de aandacht
op, dat het heden is Dingaansdag, de
dag van diepe herinnering, dag der
Gelofte aan da Vaderen. Hebben wij
veel verloren, toch niet alles. Jacob
zegt: Zie ik steif, maar God blijft
bij U. Wij hebben behouden ons
geloof en vertrouwen op God.
door AUGUSTE CRONER.
10)
"Zooals u verkiest," antwoordde juffrouw
Muller bedaard terwijl zij haar soep opat. Zij
bemerkte niet dat de oude oogen van haar
meester zich heden zoo bijzonder op haar ver
vallen gelaat vestigden. Zijn magere hand
gleed terwijl over de portefeuille die in den
zak van zijn jas zat.
Dit gebeurde om half twee. Ben half uur
daarna gaf Josefa Muller haar meester, als
naar gewoonte, zijn gestopte pijp.
Mijnheer Winkelmann. was blijkbaar ver
strooid. Hij glimlachte tegen zijne huishoud
ster, maar nam de pijp niet aan. Zijn hand
was in den diepen zak van zijn jas verdwenen.
Eindelijk begreep hij wat zij wilde:
"O, neem mij niet kwalijk, ik zat juist aan
den dokter te denken. Hij zal toch wel zeker
komen
De heer Winkelmann greep nu zijn pijp.
Zijne huishoudster was den laatsten tijd zeer
stijf tegen hem, zij was totaal veranderd. De
vriendelijkheid waarmede zij tot nu toe haren
meester had behandeld, had nu plaats gemaakt
voor een soort norschheid. Zij noemde hem
nu in gedachten steeds «den egoist." Hare
zenuwen waren bepaald in de war, anders had
zij in dien korten tijd alles niet zoo met andere
oogen aangezien. Haar meester was echter
in geen enkel opzicht veranderd, maar zij was
niet alleen lichamelijk ziek doch haar ziel was
ook, sedert het laatste bezoek van haar ?oon,
angstig te moede.
Hoe zou zij op den duur haren lieveling en
diens gezin het leven kunnen verzachten? Zij
zond Hans haar loon, maar hoe weinig was
dat om eene ziekelijke vrouw en een zwak
kind, voor al te groote ontberingen te behoeden?
Ja, Josefa Muller had groote zorgen te be
strijden, en deze waren wellicht ook de oorzaak
van haar lichamelijk lijdeD.
Den dag waarvan wij nu spreken, het was
den veertienden November, was zij nog onrusti
ger dan gewoonlijk. Zij verwachtte haar zoon.
Zij hoopte, zij wist, dat hij zoo spoedig
mogelijk zou komen. Zij had zijn reisgeld
in haar brief ingesloten en de onbeteekenende
tooneelspeler kon zeker wel verlof krijgen,
want zijn afwezigheid verstoorde nauwelijks het
repertoire, waarom zou hij dan niet komen?
O hoezeer verlangde zij naar hemHet was
bepaald iets ziekelijks. Nu het was ook geen
wonder, dat zij door het voortdurend samenzijn
met zulk een zonderling als de heer Winkel-
1 mann was, ook begon aan vreemde dingen te
I denken en vreemd te doen.
Juffrouw Muller kwam, zooals wij zagen,
steeds weder op haar gebieder terug en de
opgewondenheid tegen hem, nam hoe langer
zoo meer toe.
Maar het bijna onzinnig verlangen naar haar
zoon, groeide met den dag aan en schonk haar
geen rust meer. Toen zij bij het aanbreken
van den nacht weder aan de deur stond, hoorde
zij eensklaps haastige schreden. Ja het
was Hans.
Zij had immers wel geweten dat hij zoo
spoedig mogelijk komen zou. Lachend, en
tegelijk snikkend, viel zij hem om den hals.
«Kijk, precies een verliefd paartje," zei
eenklaps eene stem vlak bij hen.
Het was de stem van Dr. Kleiber, die, tegen
zijne gewoonte in, te voet kwam.
De dokter woonde niet in de stad, maar in
een dorpje dat weliswaar aan de stad grensde,
maar toch een eigen gemeente uitmaakte. De
nog niet oude maar ietwat ziekelijke man, die
gelukkig niet onbemiddeld was, had zich daar
gevestigd om, bijna zonder praktijk, eenvoudig
stil te. kunnen leven.
Hij was getrouwd en had een dochter die
al sedert jaren met haar man in Triënt woonde.
Nog onder hare tranen heen lachende, stak
juffrouw Muller hem de hand toe en schertste
«O, dokter, wij zijn ook een vrijend paartje,
juist zooals uwe dochter en u. Ik herinner
mij nog hoe zij u om den hals vloog toen zij
den vorigen winter onverwacht tehuis kwam,
ik kwam juist langs uw huis, toen het rijtuig
voor de deur stilstond." Aldus pratende ging
juffrouw Muller den dokter vóór naar binnen,
Hans volgde hem; hij hoorde den dokter
praten en ook het antwoord dat zijue moeder
hem gaf.
«Zoo hebt u ons toen afgekeken," zei de
dokter en voegde er aan toe. «Dan zult u
nu ook kunnen begrijpen hoe ik verlang naar
mijn kind. Ik ben nu juist op weg Daar haar."
«Waarlijk, gaat u op reis?"
«Ja, om 9.25 vertrekt mijn trein."
«En toch hebt u nog tijd gevonden- om
hierheen te komen."
«Ja, ik was bang dat de oude heer ziek
geworden was."
«O neen, die is even gezond als een visch
in het water, ik ben hier de patiënt, maar
mijnheer wilde u toch ook graag even spreken."
«Laten wij dan naar hem toegaan."
(Wordt veruoUjdJ.