NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. IN TWEE DAGEN FEUILLETON. DE SCHINIIHELRIJDER. Plaatselijk Nieuws. flo. 38. Zaterdag 13 Mei 1905. Vier-en-dertigsten jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VAN WEEK TOT WEEK. 7 Amersfoortsche 0s ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het gebeele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonn». 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte De onderwijswetten aangenomen dat is de belangrijkste gebeurtenis van deze week. Het ging rechts tegen links, 58 tegen 42. Het was te verwachten, omdat de pogingen door de linkerzijde gedaan en in amendementen neerge legd om verbeteringen aan te brengen vergeefsch waren, en geen dezer voor stellen genade vond in de oogen der meerderheid. De sanctie van Eerste kamer en koningin moet nog volgen, maar het doel is vrijwel bereikt bij hooger- en lageronderwijs. Wat zal het goede resultaat zijn? Vooreerst dat het kerkelijkgekleurd bijzonder onderwijs, dat niet overal voortreffelijk zijn kon wegens gebrek aan geld, welk aardsche slijk christelijke onderwijzers ook al niet kunnen ont beren want geestdrift en liefde zijn mooie dingen maar vullen de maag niet, dat dit onderwijs beter kan worden door den financieelen steun die het voortaan zal genieten In de tweede plaats zal deze ver heffing, links zegt mon bevoorrechting, van het bijzonder onderwijs de open bare school nog ten goede komen. Er is nu een krachtigo prikkel om aan de verbetering en volmaking van de openbare school te werken. Heel wat et itiek is tegen de openbare school uitgebracht, veel daarvan moge ongegrond of overdreven zijn, eenige waarheid is eronder. Daarmee kunnen voorstanders dier schooi hun voordeel doen. Zij hebben nu eerst recht den strijd aangebonden. Die strijd wordt het best gevoerd, wanneer zij ijverig toezien, dat het neutrale karakter gehandhaafd wordt en elke propaganda buiten de school blijft, kortom door haar zoo goed te maken dat zij elke concurrentie gerust kan trotseeren. Uit een nedeilaag, een verlies, kan altijd iets goeds geboren worden, zoo ook hier Maar eene overwinning kan kwaad stichten, en daarvoor zijn wij hier terecht bevreesd. Dit achten wij het grootste kwaad, dat al zoo vroeg bij het begrippen van scheiding worden aangekweekt. Van die opvoeding zullen we later op maatschapelijk en kerkelijk terrein de wrangste vruchten zien. Er wordt een onheilig vuur aange wakkerd, verwijdering en onverdraag zaamheid zullen toenemen een soort van godsdienstoorlog de vreeselijkste plaag dieeen volk treden kanzalheteindezijn, wanneer niet intijds een kenteiing intreedt. Een onheilspellende scheiding gaat doorwerken tusschen kinderen, tusschen studenten, zonen en dochters van een zelfde vaderland. Een noodlottige ver deeldheid reeds bij het jongere ge slacht, hoe zullen die ouder geworden tegenover elkaar staan! Alles verdeeld in christelijk en beidensch. We hebben al diverse christelijke leerboeken, een christelijke staathuishoudkunde, straks krijgen we christelijke algebra en rekenkunde, christelijke geneeskunde enz. Zoowaar de wensch naar een christelijke Baede ker is reeds geuit! Het is een profes sor in Tiibingen die er om vraagt, en waarom zou die wensch bij ons niet gekoesterd worden? Ga zoo maar voort, dan krijgen we mettertijd christelijke coupés en wachtkamers waar uitsluitend kerkelijke bladen liggen en kerkelijk bier door christe lijk personeel wordt aangebracht! Doch de zaak is te ernstig om te schertsen. Het is te begrijpen, dat wie zijn volk lief heeft, dat kleine volk dat een drachtig groot kan zijn, met zorg zich afvraagt: waar gaan wij heen? Die vraag klinkt niet alleen uit hét liberale kamp, ez leeft ook bij 'de katholieke schrijvers in de Nierfwe Rotterdammer, en men denke niet, dat die mannen alleen staan. Neen zij spieken uit wat door velen gevoeld en bedacht wordt, dat weet ieder een dio dagelijks met mensehen van links en rechts verkeert. Toch make mén links niet te veel illusies. Wanneer wij ons niet bedrie gen, zal de regceringspartij in Juni zetels verliezen; niemand kan met zekerheid een vodrspelling doen, maar dat de meerdeiheid der kiesgerech tigde natie reeds tot de overtuiging is gekomen dat de leiding van 's lands zaken aan andere moet worden toe vertrouwd, wij twijfelen er aan. Tegen over de vrij hechte coalitie staat geen vast aaneengesloten slagorde. Er is en wordt gewerkt aan de liberale eenheid zonder het gewenschte resul taat. Wat eerst nog noodig is? Zij moeten eerst recht in de verdrukking komen en ongemakkelijk ook, dan komt de lang gewenschte eenheid tot stand en dan zal de kans op over winning groot zijn. Moed houden blijlt echter de leuze. Niemand blijve buiten den strijd, welke niemand onwaardig is als hij met eerlijke wapens gestreden wordt. Het is geen strijd tegen personen maar voor beginselen. Pleegt vöbr den strijd een wapenschouwing ge houden te worden, het zij hier niet een lellen en bijeenbrengen van stem men alleen, maar werkelijk een keuring der wapenen of zij een edel man waardig zijn. De twee legers staan geschaard ten strijde, het gaat om tie macht over heel een land, over de belangen van heel een volk. Een menigte staart het aan en weet niet waar zij zich zal aansluiten. Hierheen wordt ge lokt door beloften, daarheen door schoone aanbiedingen, de krijgsleuzen klinken verward dooreen. Aan welke zijde is het recht, waar is de waar heid? Wie zal het zeggen? Voor dezen strijd trek de vorstin niet uit ter wapenschouwing, deed zij het, wij zouden zien dat het aan bellen van valsche leuzen, het wetten van onedele wapenen haar goed keuring niet kan wegdragen maar haar met weemoed vervult. En toch beweren beide partijen om strijd, dat zij niet voor elkaar onderdoen in liefde voor koningin en vaderland!? Zij zal het zwijgen bewaren, haar kroon dragend boven de partijen. Een verzoekschrift met een indruk wekkend aantal onderteekeningen, een monsteradres aan haar gezonden, zoo wordt door sommigen geadviseerd. Och wat beteekent het, wal baat hel 1 Liever elk voor zich den strijd ge streden zoo, dat hij behagelijk is van begin tot einde aan een hooger vorstin, aan de waarheid. Woensdagmiddag om 3 uur werd in het gebouw «Eensgezindheid" te Amsterdam de 31e Algemeene Ver gadering van de Maatschappij tot opvoeding van Weezen in het huis gezin gehouden. Alvorens deze vergadering geopend werd, had de uitloting van zes rente- looze aand.eelen plaats, waarvan No taris Boterhoven de Haan te Amster dam zich welwillend beschikbaar stelde. Na den formaliteit opende de Voor zitter, de Heer J. Attema de ver gadering, door de aanwezigen hartelijk welkom te heeten en het op prijs te stellen, dat zij waren opgekomen om met het doel, stieven en resultaten der Maatschappij nader bekend te raken. Hij betreurde het evenwel, dat de belangstelling niet zoo groot was als men wel wenschte, doch deze gevoels uiting' herhaalt zich telken jare. Te jmeer betreurt bij dit, omdat het om vangrijk werk groote zorgen baart en veel toewijding eischt. Die zorgen zijn niot schijnbaar, getuige het groote tekort dat de rekening telken jare aanwijst. Eene opwekking tot toe treding als lid was hier dus niet mis plaatst. Alsnu werd door den directeur- Secretaris, den Heer J. Woudstra, na voorlezing der notulen der 30e alge meene vergadering, het jaarverslag over 1904 uitgebracht. Hieruit blijkt dat op 1 Januari 1905 werden ver pleegd 199 kinderen, terwijl dit aantal vanaf de oprichting 790 bedroeg. Een onderzoek naar hen, die in den loop der jaren de Maatschappij Ver lieten, had plaats gehad en de resul taten werden daarvan medegedeeld. Van de 597 personen, waarover het onderzoek liep, is het van een 9 tal niet mogen gelukken inlichtingen te bekomen wegens onbekendheid met hun verblijf De uitkomsten werden verblijdend genoemd en de bonte opsomming van de verschillende middelen van bestaan wijzen op groote verscheidenheid. Van nagenoeg allen kon worden verklaard dat zij de een beter dan de ander een behoorlijk bestaan had den. Alsnu brengt de Heer Maarschalk, Penningmeester der Maatschappij ver slag uit van den finantieolen. Het zou ons te ver voeren al die cijfers weer te geven waaruit dit verslag bestond en stippen alleen aan dat betaald werden (in ronde cijfers) aan verpleeggelden f 49000 waarvan de Maatschappij bij droeg 14000 en het vorige door particulier en, bur gerlijke- en kerkelijke armbesturen. Het te kort bedroeg f8700. Genoemde rekening was nagezien door de H. H. de Bont en van Eijk, die in ,hun schriftelijk verslag hulde DEflEDERLfltlDSCHE hflttDELSBflttK Koninklijk goedgekeurd MSTERDfl PA Men heeft maar'twee oogeiNeji men zcm^el 'met honderd moeten zien. NeeThMe-'felrenin- gen over de beschoeiingen en zie die na; de menschep rekenen dikwijls al te liederlijk Daarop ging hij weer achterover in zijn leunstoel liggen, bewoog zijn zwaar lichaam een paar maal heen en weer en gaf zich al spoe dig opnieuw aan een geruste sluimering over. Dergelijke tooneelen herhaalden zich 's avonds menig maal. Hauke had scherpe oogen en hij liet, wanneer zij bij elkaar zaten, geen gelegenheid voorbij gaan, om het den ouden Volkerts onder het oog te brengen, wanneer deze of gene zaken den dijk betreffende iets gedaan of nagelaten had wat nadeelig kon werken; en daar deze de oogen niet altijd kon sluiten, kwam er langzamerhand een wat leven diger gang in het beheer en zij, die vroeger in de oude sleur voortgezondigd hadden en zich nu onverwacht op hunne wat al te lange of te luie vingers voelden tikken, keken boos en verwonderd er naar om, vanwaar die tikjes dan toch wel kwamen. En Ole, de oudste knecht, bleef niet in gebreke, dat zoover mo gelijk uit te bazuinen en daardoor tegen Hauke en diens vader, die er toch ook mede schuld aan moest hebben, in die kringen een zekeren wrevel te- verwekkenmaar de andere, die er niet door getroffen waren, of die het om de Oorspronkelijke novelle van TH. STORM. 12) «Ja, baas," ging Hauke voort, «gij hebt immers de voorj aarsschouw al gehoudenmaar nietemin heeft Peter Jansen op zijn stuk het onkruid nog niet gewied; van den zomer zullen de distelvinken daar weer mooi om de roode distelbloemen vliegenEn vlak daarnaast, ik weet niet, aan wien het behoortis aan den buitenkant eene groote buil in den dijk; als het mooi weer is, ligt die vol kinderen, die daarin rondrollen en dolen; maar God be ware ons voor hoog water.» De oogen van den ouden dijkgraaf waren al grooter en grooter geworden. »En verder» zeide Hauke weer. "Wat verder nog, jongen?» vroeg de dijk graaf; »ben je nog niet klaar?» en datklonk, alsof naar zijn meening de knecht al meer dan genoeg gezegd had. »Ja verder nog, baas,» ging Hauke voort, «gij kent toch de dikke Vollina, de dochter van den heemraad Harders, die altijd haar vaders paarden uit het land haalt nu zoodra die met haar dikke kuiten op de oude gele merrie zit, gaat schuin tegen de glooiing van ,Mat Elke haar ver- mclTThad en zachtjes het, hu, hop den dijk op!» Hauke merkte nu eerst, standige oogen op hem gericl met haar hoofd schudde. Hij zweeg; maar een vuistslag, dien de oude Volkerts op de tafel deed neerkomen, dreunde hem in de ooren. »De donder zal ze halenriep hij uit, en Hauke schrikte bijna van die ruwe stem, die zoo plotseling losbarstte«Beboet haar! Schrijf mij dat dikke mensch voor een flinke boete op, Hauke! Die deern heeft mij verleden zomer drie jonge eenden ontstolen! Ja, Ja, schrijf het maar op," herhaalde hij, toen Hauke aar zelde; »ik geloof zelfs dat het er vier waren." «Maar vader," zeide Elke, »was het niet een otter die de eenden weghaalde?" «Een dikke otter!" riep de oude man woe dend uit. «Ik zal de dikke Vollina toch wel van een otter kunnen onderscheiden! Neen, neen, vier eenden, Hauke! Maar wat gij overigens vertelt, mijnheer de opperdijkgraaf en ik zijn van 't voorjaar, nadat wij met elkaar hier in mijn huis ontbeten hadden, langs je onkruid en je kuil gereden en hebben daar toch niets van kunnen zien. Maar gij beiden," en hij knikte Hauke en zijn dochter een paar maal nadrukkelijk toe, «gij moogt er God wel dankbaar voor zijn, dat gij geen dijkgraafz:jt. zaak zelve te doen was. lachten en hadden er pret in, dat de jongen den dijkgraaf zoo mooi in draf gebracht had. «Jammer maar," zeiden zij, «dat de bengel niet flink wat klei onder de voeten heeftanders hadden wij later nog weer eens een dijkgraaf kunnen krijgen, zoo als ze er vroeger geweest ziju; maar die paar pondematen van zijn ouden zijn daarvoor niet voldoende Toen den volgenden herfst de oude ambtman en opperdijkgraaf kwam om schouwing te houden, nam hij den ouden Tede Volkerts van onder tot boven op, toen deze hem aan het ontbijt noodigde: «Waarachtig, dijkgraaf," zeide hij, «ik dacht het al, je bent een half snees jaren jonger geworden; je hebt het mij ditmaal met al je voorstellen warm gemaakt; als wij met dat alles vandaag maar klaar komen!" «Dat zal wel gaan, dat zal wel lukken, hoog gestrenge heer opperdijkgraaf," antwoordde Volkerts meesmuilende; «dit gebraden gansje zal ons nieuwe kracht schenken Ja, Goddank, ik ben nog altijd flink gezond Hij keek eens rond, of Hauke ook soms in de buurt was; daarop voegde hij er met kalme waardigheid aan toe«Zoo hoop ik, als God wil, mijn ambt nog een paar jaar tot heil mijner inedeingelandeu te kunnen waarnemeu." IVurdt vcrvoljrl j

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1