NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecbt.
FEUILLETON.
DE SCHININIELRIJDER.
No. 61.
Woensdag 2 Augustus 1905.
Vier-en-dertigstcn jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aan Hare Majesteit Koningin Emma.
Dit een feestathmosfeer.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.T5;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezehden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langeatraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
2 AUGUSTUS 1905.
Uw feestdag Koninklijke vrouwe
En Holland zendt zijn groet U tegen
Wat hebt Gij burgerrecht verkregen!
Hoe eerelijk gemeend zijn wensch en bêe U toegedicht
Hoe eerelijk verdiend, de onverwelkb're lauwer,
Wat eens Uw kind zoo vroom van U getuigde
«Met zulk een moeder is het leven licht
J. DORPEMA.
Hij die in dit jubeljaar de Bel
gische grenzen oversteekt om te
Antwerpen, te Brussel, te Gent, te
Brugge of elders de veelbelovende
feesten bij te wonen, die zal gansch
natuurlijk gebruik maken van deze
'gelegenheid om met de heerlijke
Vlaamsche zeekust te gaan kennis
maken en daarvan een nuttig, ge
notvol verblijf te genieten.
Aan dat Vlaamsche-Noordzee strand
waarheen ik telken jare in dit blad
de Noord-Nederlanders oproep om
daar, iD broederlijk samen zijn, met
ons, Zuid-Nederlanders nog inniger
te verbroederen en de banden die
ons saamhouden nog dichter toe te
halendaar, aan «Vlaanderens gouden
kust" liggen benevens de vele andere,
kleine plaatsen het rjjke Oostende,
het lieve Blankenberghetwee plaatsen
waar den villegiaturist aan onze
kust zich ophouden moet.
Laat mij geachte lezer met u een
blik werpen op die beide Vlaamsche
zeesteden, in Engeland, Duitschland,
overal, gekend en geliefd.
Oostende, de Koningin onzer kust,
spant glorievol de Kroon. Als Brussel
in de vacantiemaanden leeg loopt,
dan spoedt zich heel zijne aristocratie,
onzer koning vooraan, naar Oostende.
Oostende is dan ook als een tweede
hofstad of op zijn minst eene succur
sale ervan geworden. Alles is hier
prachtig en grootsch aangelegd en
uitgevoerdbjjna tartend grootsch voor
wie aan een meer burgerlijk leven
gewoon is. Op haren wandeldijk in
hare lar.en, parken en straten, die
alle naar het model van groote wereld
steden aangelegd zijn, getuigt alles
van den daar heesclionden rijkdom.
De zeedijk, een heerlijke wandel-
dam van 3'/i kilom. lengte en 30
meters breedte, is een ononderbroken
volgreeks paleizen, waarmen niet
langsheen wandelt, zonder lust te
gevoelen de glacé handschoenen aan
te trekken en zoo voornaam als de
Aucicis in den Haag voort te stappen.
Op dien dijk, die, met een troschen
boog, als een troon der geldmacht
vooruit springt in zee, komt de bran
ding, bij dag, met brieschend schuim,
bij warme nacht, met phosphorisehe
lichten, hare machtelooze woede bre
ken, en wel aan den voet van het
tooverpaleis: de Kursaal.
De Kursaal is als een maatstaf van
Oostendes groei en rijkom. Die ooster-
sche droom, die smaakvolle menge
ling van koepels, kogeltorens en
slanke minarette, in glas en ijzer
opgetrokken, stijgt nog telken jare
in pracht. Nu is dit heerlijke paleis
ook geworden het paleis van het
heerlijkste wat op aarde is De kunst.
Geplaatst onder het bestuur van
iemand als de lieer Marquet, die
droomt van Oostende, naast een
lucht villeg'iatuur, ook een Villegïatuur
voor den geest te maken, zullen daar
van dees jaar festivals van nationale
en vreemde muziek gehouden wor
den, naast tentoonstellingen van allen
aard en naast conférences over kunst
en letterkunden coniérences-reeks die
reeds begonnen is en voortgezet zal
worden door Belgische letterkundigen
en redenaars «met naam en faam".
Dit alles, met het nieuw theatre, dat
eveneens onder Marquet, bestuur staat,
vormt nieuwe aantrekkelijkheden voor
Oostende, die de oude nog immer
bestaande een oogenblikje op het
achterplan schuiven. Is in Oostende
alles luxe; kan het leven der 40 a 50
duizend rijke vreemdelingen van alle
natiën die hier komen om te pralen
en in de uitbundigste weelde te
leven wel vergeleken worden aan
een »corso" of bestendig »Longchamp"
op dien zeedijk; is Oostende de
koningin aan Vlaanderens zeekust,
dan kan Blankenberghe, Oostende's
eerste mededingster, als de rijke burger
vrouw, die ook haar woordje meê te
praten heeft, aanzien worden.
Biakenberghe is een bezoek even
zoo waard als Oostende doch in een
andere opzicht.
Is in Oostende alles moderne, alles
nieuw, in Blankenberghe is ook vèèl
modern, maar ook veel heeft nog
zijn oud karakter, zijn ouden stempel
weten te behouden, en dat is eene
bijzondere aantrekkelijkheid.
Het nieuwe Blankenberghe is lief,
lachend; het oude is licht poëtisch mooi.
Hier zijn de «villas" geen paleizen,
maar wel, als kunstig gevlochten
vogelnestjes, smaakvol opgehangen
in het groen, en de vogeltjes de
badgasten fladderen er rond in
lichten tooi die stemt met den toon
van het «décor".
Heeft het bad, beider steden reden
van bestaan, te Oostende te mid
den al dat «high life" zoowat liet
uitzicht van een accessoire, eene
bijkomende zaak gekregen, hier te
Blankenberghe, waar het levendige
strand de «clou" is, van het ver
blijf, krijgt men volop de indruk van
de badvreugde. Het bad is hier ver
leidelijk schilderachtig, zoo schilder
achtig als het beeld van het oude
visschersstadje, dat zich hier zon
der moeite voor uwe verbeelding
ineenzet. Daar ziet ge de bruisehende
golf zich aan den voet van het duin
breken; de enge straten met hunne
kleine huisjes waar het torentje van
het stadhuis boven uitsteekt; de grijze
kerkde molen met z'n buigende
wieken.
In een woordBlankenberghe is
een lustoord voor kunstenaars, ge
nieters en liefhebbers van rust en
van idyllisch schoon. Blankenberge
is vooral de uitverkorene badplaats
der Duitsche en Nederlandsche ville-
giaturisten.
Doch, zoo waag ik ten slotte te
vragen, zullen in dit jubeljaar voor
België de noorder broeders wel zoo
druk als in andere jaren naar ons
overkomen eene kanst waarop
we bijzonder gesteld zijnzoo zeer
als de broeder in eene familie die
zijn lang afwezigen of door het nood
lot van zich gescheiden broeder
vriend eindelijk eens terug zal zien in
eene samenkomst waar men nieuwen
levenslust en moed op doet en de
verwantschapsbanden zich nauwer om
zich heen voelt sluiten.
Zoo het Nederlandsche volk liet
gevoel deelt dooi' zijn drukpeis uit
gesproken en dat linpen we ten
volle dan mogen we «Hollandia"
hier goed vertegenwoordigd ver
wachten op dat «rendez-vous" aller
reizende volken.
Immers de N. Nederl pers heeft
kunnen bemerken «lat de Vlamingen,
bij liet op touw zetten dier feesten,
hun wil hebben doen gelden en van
»'s volkswil, 's landswet" hebben ge
maakt. We zien inderdaad dat overal
bij de herdenking niets aan het ramp
zalige 1830 herinneren doet en dat
men enkel viert België's bloei en voor
uitgang in deze 75 jaren onafhanke
lijk bestaan. We zien dan ook met
vreugde dat Nederland bijna officieel
het bewijs heeft gegeven dat liet
zonder het minste wantrouwen aan
deze feestviering deelnemen kan:
want neemt het geen deel aan de
voornaamste viering van dees jaar,
de wereldtentoonstelling van Luik?
Ja, en wel op eene schitterende ijze
Zoo'ii houding van twee staten
tegenover elkaar twee staten die
voor 75 jaar zich afscheurden van
elkaar is zeker een teeken des tijds
en een pleit voor de zegswijze«bloed
is dikker dan voeten".
Mocht het Nederlandsche volk nu
ook den diang in zicli voelen stijgen
om tali ijk naar hel feestvierende België
eens over te komen, dat ware zooveel
als ons toeroepen met Jan van Beers:
oude veeten zijn vergeten, en de
beide Euiopeesche loten van onzen
stam zouden bewezen hebben op
den verjaringsdatum eener noodlottige
scheuring dat de zucht en den
oproep van den onlangs overleden
Viaanisclien dichter Julius de Geyter,
nog immer de onze is:
O, Broeder volk der Nederlanden
Sticht nog het rijk van uwen Stam
Op z'n minst genomen: Noord-
Nederlanders vergeet niet dat ge uwe
liere leuzeJe maintiendrai best zult,
kunnen gestand houden wanneer ge
er d'onze bijvoegt:
Eendracht maakt macht!
Oorspronkelijke novelle van TH. STORM.
35)
Toen Hauke nu zijn plan voorgelezen had
en de papieren, die trouwens al drie dageD
daar in de herberg ter inzage gelegen hadden,
op de tafel uitspreidde, waren er wel is waar
enkele ernstige mannen tegenwoordig, die eer
bied koesterden voor deze rechtschapen vlijt
en zich na kalm overleg aan de billijke voor
stellen van hun dijkgraaf onderwierpen maar
anderen, wier aandeelen in den nieuwen polder
door hen zelf of hun vaders of andere vorige
eigenaren verkocht waren, verzetten zich er
tegen, dat zij in de lasten van den nieuwen
polder, die hun niets meer aanging, moesten
deelen, zonder er aan te denken, dat door die
nieuwe werken ook hunne oude landerijen al
lengs ontlast werden en weer anderen, die
met aandeelen in den nieuwen polder gezegend
waren schreeuwden, dat men hun die gerust
kon afnemen en dat ze voor een kleinigheid
te koop waren want beweerden zij, de zware
lasten, die hun daarvoor opgelegd werden,
konden zij er niet uit halen. Maar Ole Peters,
die met een woedend gezicht tegen de deurpost
leunde, riep daarop "Bedenk je eerst goed en
vertrouw dan op den dijkgraaf, want die kan
goed rekenenhij zelf had de meeste aandeelen
en wist mij de mijne ook nog af te troggelen,
en toen hij die had, besloot hij den nieuwen
polder in te dijken
Na deze woorden heerschte er een oogen-
blik van doodsche stilte in de vergadering. De
dijkgraaf stond bij de tafel, waarop hii te voren
zijn papieren uitgespreid had: hij hief het hoofd
.op en keek Ole Peters aan: »Gij weet wel,
Ole Peters, dat gij mij belastertdesniettemin
doet gij het, omdat gij maar al te goed weet,
dat een gedeelte van het slijk, waarmee gij mij
gooit, aan mij zal blijven kleven De waarheid
is, dat gij van uwe aandeelen af wildet zijn,
en dat ik ze toen ter tijd voor mijn schapen
teelt noodig haden als gij nog meer van de
zaak wilt weten, het vuile woord, dat u vroeger
hier in de herberg uit den mond gevallen is,
dat ik dijkgraaf was door mijn vrouw, heeft
mij wakker geschud, en ik heb u willen too-
nen, dat ik wel door mij zelf dijkgraaf kan
zijn; en nu, Ole Peters heb ik gedaan, wat
eigenlijk de dijkgraaf vóór mij al had moeten
doen. Maar wanneer gij mij een kwaad hart
toedraagt, omdat indertijd uw aandeelen de
mijne geworden zijn gij hoort het immers,
er zijn er genoeg, die nu de hunne voor een
prikje te koop aanbieden, alleen maar omdat
het werk hun te veel is!"
Een klein gedeelte der vergaderde mannen
deed een gemompel van instemming hooren,
en de oude Jewe Manners, die daar midden
in stond, riep luide: «Bravo Hauke Haien!
Onze Lieve Heer zal je werk zegenen
Maar tot een vast besluit kwam men toch
niet, hoewel Ole Peters zweeg, en de mannen
eerst tegen den tijd van het avondeten uiteen
gingeneerst in een tweede vergadering werd
alles geregeldmaar ook niet dan nadat Hau
ke in plaats van de drie bespanningen, waar
toe hij verplicht was, voor de eerstvolgende
maand vier voor zijn deel genomen had.
Eindelijk, toen reeds de Pinksterklokken door
het land luiden, was men aan het werk begon
nen. Meer dan twintig wipkarren reden onaf
gebroken van de uiterwaard naar den door
bakens aangewezen dijk, om de gehaalde klei
daar neer te storten, en een zelfde aantal zag
men steeds weer Qp den terugtocht, om nieuwe
in de uiterwaard te halenaan den op te werpen
dijk zelf stonden manDen met schoppen en spa
den, om klei op haar plaats te brengen en te
slechten.
Reusachtige voeren stroo werden gebracht
en afgeladenniet alleen, om het lichtere mate
riaal, als zand en lossen grond, waarvan men
zich aan den binnenkant bediende, te binden,
werd het stroo gebruikt; alleDgs waren gedeelten
van den dijk voltooid en dan werden, de gras
zoden, waarmede men de glooiing bedekt had,
met een stevige beschoeing van stroo overtrok
ken, om ze tegen het knagen der golven te
beschermen.
Opzichters liepen heen en weer, en wanneer
het stormde, stonden zij met wijd opengesper-
den mond hunne bevelen tegen den wind in
te schreeuwen; en tusschen al die menschen
door reed de dijkgraaf op zijn schimmel en
het dier vloog met zijn ruiter heen en weer,
terwijl deze snel en kortaf zijn bevelen gaf, en
de dijkbewoners prees of, wat ook wel ge
beurde, een luien of onbekwatnen arbeider
zonder erbarmen van het werk joeg. «Daar
zit niets anders opriep hij dan»om jou
luiheid mogen wij den dijk niet verknoeien!"
Reeds van verre, wanneer hij uit den polder
naderde, hoorden zij het snuiven van zijn ros,
en aller hauden repten zich. «Pakt aan jon
gens, de schimmelrijder komt."
Wordt vervolgd.