NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. DE SCHIMMELRIJDER. BUITENLAND. De Voltsvertepnwooröifiine in Rnslanfl, Ho. 67- Woensdag 23 Augustus 1905. Vier-en-dertigsten jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door bet gebeele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer Th Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Het manifest van den Czaar. Woordelijk vertaald luidt het mani fest van den czaar tot instelling van een Gossoedarst Wennaja Doema (volksvertegenwoordiging) als volgt Het Russische Rijk is gevormd en bevestigd door de onwrikbare soli dariteit van den keizer met het volk, en van het volk, met den keizer. Eendracht en eensgezindheid van keizer en volk vormen de groote moreele kracht, welke Rusland in den loop der eeuwen gewrocht heeft en het in alle ongelukkige tijden en tegen alle aanvallen beschermd heeft en aldus tot den huidigen dag een waarborg is voor do eenheid, de onafhankelijkheid, de onaantast baarheid, voor den materieelen wel stand en voor de geestelijke ont wikkeling, zoowel in den tegen woordige» tijd als in de toekomst. Bij ons manifest van 26 Februari 1903 hebben wij alle getrouwe zonen van het vaderland opgeroepen tot een innig samengaan, om de organisatie van den Staat daardoor te volmaken, dat wij 't leven in ons land op een soliden grondslag plaatsten. Daarom hebben wij ons moeite gegeven de door openbare verkiezingen in bet leven geroepen instellingen met de bestaande regeeringscolleges in over eenstemming te brengen en het tusschen hen bestaande verschil, dat op den normalen gang van het staats leven op zoo ingrijpende wijze terug werkte, ter zijde te stellen. De alleenheerschende kiezers, onze voorvaderen, hebben steeds aan dit doel gedacht. Nu is de tijd gekomen hun goede voornemens op te volgen en de afgevaardigden van het ge- heele Russische Rijk bijeen te roepen, die zullen deelnemen aan een voort durende en feitelijke uitwerking van de wetten. Met dit doel wordt naast de hoogere staatsbesturen een bijzonder beraad slagend lichaam gesteld, dat de taak heeft de wetsvoorstellen voorloopig uit te werken, daarover te beraad slagen en de Staatsbegrooting te onderzoeken. Op deze gronden hebber, wij goedgevonden met inachtneming van de grondwet betredende de alleen heerschappij, een Rijksdoema in te stellen en het reglement voor de ver kiezingen voor deze doema goed te keuren, terwijl wij de geldigheid van deze wet uitbreiden voor het gebeele rijk met eenige uitzonderingen, welke voor enkele streken, waarvoor buiten gewone toestanden in aanmerking komen, noodzakelijk schijnen. Wat. de deelname van de afgevaar digden van het hertogdom Finland aan den arbeid van de Gossoedarst Wen naja Doema aangaat, ten opzichte van de vraagstukken, welke het keizerrijk in het algemeen en ieder land in bet bijzonder betreffen, zullen wij bijzon dere maatregelen uitvaardigen. Tegelijkertijd hebben wij den mi nister van binnenlandsche zaken gelast, ons dadolijk het kiesreglement voor de verkiezingen voor de Gossoedarst Wennaja Doema voor te leggen, zoodat de afgevaardigden van de vijftig gou vernementen en van de militaire pro vinciën aan den Don op z'n laatst in het midden van Januari 1906 kunnen bijeenkomen. Wij behouden ons voor, ervoor te zorgen, dat de organisatie vao de Gossoedarst Wennaja Doema volmaakt wordt, en zoo in den loop van haar bestaan de noodzakelijkheid blijken mocht veranderingen aan te brengen, zooals met de eischen van den tijd en het heil van bet rijk overeenkomen, dan zullen wij niet nalaten te geschikter tijd de noodige aanwijzingen te geven. Wij koesteren de overtuiging, dat de gekozenen, die, door het vertrouwen van het gebeele volk, geroepen zijn aan den wetgevenden arbeid van de regeering deel te nemen, zich voor geheel Rusland het keizerlijk vertrou wen zullen waardig toonen, omdat zij tot de medewei king aan dit groote werk uitgenoodigd geworden zijn. en dat zij in volkomen eenstemmigheid met de andere instellingen en besturen van het keizerlijke rijk, welke door ons zijn ingesteld, op nuttige wijze en met ijver aan onzen arbeid tot het heil van Rusland, onze gemeenschap pelijke moeder, tot versterking van de eensgezindheid, veiligheid en grootheid van het keizerrijk, alsmede tot het tot rust brengen en tot het gedijen van het volk zullen deelnemen. Wij roepen den zegen van den Heer op de werkzaamheden van de door ons in het leven geroepen iristelling af en vertrouwen onwrikbaar op de genade Gods en op de onfeilbaarheid van de hooge, historische bestemming, welke door de goddelijke voorzienig heid ons dierbaar land is voorbehouden. Wij hopen en vertrouwen, dat met de hulp van den Almachtigen God en door de vereenigde krachtsinspanning van al zijn zonen Rusland zegevierend uit de zware beproevingen, welke het tegenwoordig te doorstaan heeft, te voorschijn zal treden, en dat het als mogendheid in de grootheid en den roem van zijn duizendjarige geschie denis opnieuw zal opstaan. Gegeven St. Petersburg 19 Augus tus in hetjaaroozesHeeren,1905. In het Xfe jaar onzer regeering. Of de instelling van een vertegen woordiging als deze de gemoederen in Rusland kalmeeren zal Wij wagen het te betwijfelen. In een lang artikel zegt de Times, dat de grondwet ver beneden de hoop, zelfs van de meest gematigde liberalen, in Rusland is. Naar onze Westersche begrippen is het dan ook wel een parodie op een volksvertegenwoordiging, 't Is niets meer dan een lichaam, dat nu en dan om raad gevraagd wordt, zonder de verplichting anderzijds dien raad op te volgen. Een uiting van den volkswil kan men zeker nimmer in het werk van de doema met haar trapsgewijze verkiezingen, zien. En dan nogwat beteekenen verkiezingen, die niet gegrond zijn op vrijheid van vergaderen, van spre- ken en schijven? Zoo stuurt men de menschen met een kluitje in het riet Omtrent het, tegenwoordig bij de vredesonderhandelingen te Portsmouth zoozeer aan de orde zijnde eiland Sacha lin, de Russische misdadigers-kolonie, en dat deswege wel eens »het eiland der verschrikking wordt genoemd, be vat het jongste nnmmer van «Eigen Haard" de volgende bijzonderheden Het eiland Sachalin is het eenige, werkelijk Russische grondgebied, waar van de Japanners in den tot dusverre met zooveel geluk door hen gevoer- den oorlog zich hebben meester ge maakt. Des te grooter waarde hechten de Japanners aan dit bezit, te meer daar het vroeger gedeeltelijk het hun ne was. Sachalin strekt zich uit voor de monding van den Amur over eene lengte zoo groot als die van Engeland en Schotland te zamen. De breedte van het eiland is betrek kelijk gering en wisselt af tusschen 28 en 192 kilometer. Een reiziger, die onlangs het eiland bezocht en er een omvangrijk boek van uitgaf, de Heer Charles H. Hawes, werd toen hij van Nikolajewsk den zeearm was overgestoken, die het eiland van het vasteland afscheidt, getroffen door een mijlpaal, die tot opschrift droeg; »10. 186 werst van St.-Peters- burg, het was alsof de rampzalige ver bannen, die het grootste deel der Rus sische bevolking van Sachalin uitma ken, daardoor moesten worden herin nerd aan den onmetelijken afstand, die hen scheidt van de Westersche beschaving. Behalve de Russen wonen op Sclia- lin 4 a 5000 inboorlingen, waaronder 1300 Aino's en ruim 2000 Giljaken. De overigen zijn Tongoezen, Orotscho- nen en een klein aantal Jakoetcn. De Aino's met hunne patriarchale baarden en hunne weinig Mongoolsche gelaatstrekken, zijn afkomstig van Jesso het Noordelijkste eiland van Mikado- Rijk De heidensche Giljaken, een bijna baardelooze, Mongoolsche volksstam, zijn merkwaardige menschenbij de vrouwen van dien stam openbaart zich vaak een opmerkelijk dichterlijk talent. De Tongozen zijn gedoopte Christenen Zij zien met minachting neer op de Giljaken, »die honden eten". Verreweg het grootste deel der bevolking bestaat uit Russische ver- bannenen, die op den bekenden weg der «administratieve deportatie" naar Sachalin zijn gekomen. In 1898 waren op Sachalin 7080 gedeporteerden, waaronder 2836 moor denaars, en onder dezen 634 vrouwen, die bijna allen hare mannen hadden vermoord. Onder deze verbannenen hebben slechts een klein getal staatkundige veroordeelden een eenigzins dragelijk lot. De overigen leiden een leven van letterlijk aanhoudende, wreede mis handeling, die door den Heer Hawes in scherpe kleuren, in bijzonderheden, die hier ter plaatso niet ter zake doen, wordt afgeschilderd. Onder de opzichters heeft zekere Patrin zich als menschenbeul naam gemaakt, ja, hij is in die hoedanig heid zelfs reeds te San-Francisco ten tooneele gebracht De Russische beambten leiden er een losbandig en schandelijk leven. Zij zijn meestal onbekwaam en verre gaand r.alalig. Tallooze gevangenen worden vijf, zes en meerjaren langer op Sachalin gehouden dan hun straftijd vereischt, eenvoudig omdat de boeken der beambten slechts en slordig worden bijgehouden. De tahijke ontvluchte gevangenen maken allerwege het land onveilig en misdaden zijn dan ook aan de orde van den dag. Met eerbied gewaagt de schrijver slechts van eene sympathieke vrou wen-figuur, nl. Mevrouw Eugenie von Oorspronkelijke novelle van TH. STORM. 41) Daarom was zij door haar en Hauke, half met geweld, naar de hofstede gehaald; in het kamertje op den Noord-Westhoek der nieuwe schuur, dat de dijkgraaf eenige jaren geleden toen zijn boerderij werd uitgebreid, naast het hoofdgebouw had moeten laten optrekken, hadden daarnaast een kamertje gekregen, en konden des nachts de oude vrouw de behulp zame hand bieden. Langs de wanden stond haar oude huisraad, een secretaire, waarboven een prent hing, de terugkeer van den verloren zoon voorstellende, een reeds lang niet meer gebruikt spinneuwiel en een zeer zindelijk le dikant, waarvoor een lomp, met het vel van wijlen den witten angorakater overtrokken bankje stond. Maar ook iets levends had zij nog steeds om en bij zich gehad en mee hierheen genomendat was de meeuw Claus, die reeds jaren lang bij haar gebleven en door haar gevoerd was; alleen vloog zij, wanneer het winter werd, met de andere meeuwen naar het zuiden en keerde eerst terug, wanneer de planten aan het strand geurden. De schuur lag eenigzins lager op de terp de oude vrouw kon uit haar raam de zee zien. nik zit hier als in een gevangenis, dijkgraaf morde zij op zekeren dag, toen Hauke binnen trad, terwijl zij met hare gekromde vingers naar de velden wees, die zich voor haar uit breiden. «Waar is toch Jeverzand? Daar over dien rooden of over dien zwarten os heen «Wat moet ge dan met Jeverszand?« vroeg Hanke. «Och wat, Jeverszand,« bromde het oudje «maar ik wil de plaats toch zien. waar mijn jongen indertijd naar zijn God gegaan is!« Wanneer ge die zien wilt,« antwoordde Hauke, «dan moet ge boven onder den esch gaan zitten; daar ziet ge het geheele haff.« «Ja.» zeide het oude vrouwtje, «wanneer ik uw jonge beenen had, dijkgraaf!» Op dergelijke wijze betuigde zij langen tijd haar dank voor de hulp, die de dijkgraaf en zijn vrouw haar verstrekten: maar toen werd het op eens anders. Wienke's klein kin derhoofdje gluurde op zekeren morgen door de half geopende deur in de kamer. «Wel,» riep de oude vrouw, die met de handen over elkaar op haar houten stoel zat, «wat moet je hier?» Maar het kind kwam zwijgend nader en keek haar met haar onverschillige oogen on afgewend aan. «Zijt gij het kind van den dijkgraaf?» vroeg Trijn Jans haar, en daar het kind als bevestigend met het hoofdje knikte, ging zij voort: «Ga dan hier op mijn bankje zitten! Het is een angorakater geweest zoo groot! Maar je vader heeft hem doodgeslagen. Als hij nog in leven was, zoudt gij wel op hem hebben kun nen rijden.» Wienke richtte zonder een woord te spre- haar oogen op het vel; vervolgens knielde zij neer en begon het met haar kleine handje te aaien, zooals kinderen dit een levenden hond of kat doen. «Arme kater! zeide zij daarop en ging weer met hare liefkoozingen voort. «Zoo, riep de oude vrouw na een poosje «nu is het genoeg, en zitten kunt ge ook nog op hem; misschien heeft je vader hem daarom wel doodgeslagen!» Daarop tilde zij het kind bij de armen in de hoogte en zette het hard op de bank neer. Daar het zwijgend en onbe wegelijk bleef zitten en niets deed dan haar aanzien, begon zij het hoofd te schudden. «Gij straft hem, God de Heer! Ja, ja, gij straft hemmompelde zijmaar toch scheen een zeker gevoel van medelijden met het kind bij haar op te komenmet haar beenige hand streek zij over de dunne lokken der kleine, en de oogen van het meisje vertoonden een glans, alsof haar dat aangenaam aandeed. Van nu af kwam Wienke dagelijks in de kamer der oude vrouwal spoedig ging zij van zelve op het angorabankje zitten, en Trijn Jans gaf haar kleine stukje brood en vleesch die zij altijd in voorraad had, in de handjes en liet haar die op den grond gooien; dan kwam de meeuw krijschende en met uitge spreide vleugels uit den een of anderen hoek schieten en maakte er zich meester van. Eerst schrikte het kind en schreeuwde, toen het den grooten, wilden vogel zag; maar spoedig wa9 het als een afgesproken spel, en wanneer zij haar hoofdje maar door de opening der deur stak schoot de vogel al op haar toe en ging op haar hoofd of schouder zitten totdat de vrouw haar te hulp kwam en de voedering kon beginnen. Trijn Jans, die het vroeger nooit kon velen, dat een ander ook maar de hand naar haar Claus» uitstrekte, zag het nu geduldig aan, dat de vogel langzamerhand meer op het kind dan op haar gesteld bleek. Hij liet zich gewillig door Wienke vangen; zij droeg hem met zich mede en wikkelde hem in haar schort, en wanneer dan soms op de terp het gele hondje om haar heen en ijver zuchtig tegen den vogel opsprong, riep zij: Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1