nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Pensioenbeweging!
Aio. 90.
Zaterdag 11 November 1905.
Vier-en-dertigsten jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
HET KIND DER PRAIRIE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door bet gebeele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langegtraat 71. Telephooiino. 69.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Oud en arm treuriger
toestand is niet denkbaar!
Aan <le mannen en vrouwen van
Nederland.
De verkiezingsdagen, waarin over
zooveel, ook over ouderdomspensioen
werd gesproken, zijn gelukkig voorbij,
en nu beeft de «Bond voor Staats-
pensionneering" een ernstig woord
aan U allen te zeggen!
Die bond beeft ten doel: voor alle
Nederlanders ouderdonisclleiide weg
te nemen door een wet in bet leven
te roepen, waarbij reebt op ouder
domspensioen wordt verzekerd, zonder
premiebetaling, de kosten te vinden
uit de bestaande of nog te heffen be
lastingen, maar zóó, dat ieder Neder
lander naar draagkracht zal hebben
te betalen.
Alzoo: Wie veel beeft betale veel,
wie weinig beeft, weinig, en wie niets
beeft, week in week uit te kort komt,
betale ook niets, maar allen op nader
vast te stellen leeftijd Staatspensioen.
Ziedaar wat den Bond wil
En nu erkennen wij dankbaar de
ervaring in ons vijfjarig bestaan, dat
ieder weldenkend Nederlander 't een
schromelijk onrecht noemt, dat er
oude menscben zijn, die
gebrek moeten lijden, of de een
maal krachtige arm moeten uitstrekken
om een aalmoes te ontvangen
weggestopt worden in gestichten,
waar 't meestal wel niet aan liefde
volle behandeling ontbreekt, maar dat
toch een verbanning is uit de maat
schappij, die nog alleen rekening met
ben houdt voor wat zij kosten aan
liefdadigheid
een last zijn geworden voor vol
wassen kinderen, die bun kinderplicht
met liefde, maar meestal met te groote
geldelijke opoffering vervullen, omdat
ze bun inkomen zoo bard noodig
hebben voor eigen gezin;
tot op zeer Imogen leeftijd dikwijls
nog moeten sloven en ploeteren, omdat
de gestichten geen echtparen opnemen,
dan op voorwaarde van een vreeselijke
scheiding
in stille armoede, honger lijden,
omdat eergevoel ben belet te bedelen,
of zich moeten aanmelden voor be
deeling bij Kerkelijk of Burgerlijk
Armbestuur.
En wij bedoelen niet alléén of in
't bijzonder de oude armen uit den
werkmansstand, doch de arme ouden
uit alle rangen en standen der
maatschappij.
Opdat niemand vergeten worde en
opdat geen onderzoek naar meerdere
of mindere armoede zal behoeven te
worden ingesteld, daarom Staatspen
sioen voor iedereen.
Waarlijk, wiens hart nog maar
eenig medelijden kent, zal instemmen
met onzen eiscb: weg met de outler-
domsellende, die voortkomt uit ge
brek aan geld
En nu wordt bet doel van den Bond
ook allerwege toegejuicht, maarde
vele millioencu, die een zeer matig
pensioen voor alle oudjes zou kosten,
schrikt velen af, om als openlijke
medestanders op te treden.
Wij willen daarom trachten die mil-
liocnenvrees voor U weg te nemen,
en U daarna vragen óók lid van onzen
Bond te worden, mèt ons te strijden
tegen de allervreeselijkste kwaal
ouderdomsellende.
Ja, wij erkennen, een pensioen, waar
van niemand zal buitengesloten zijn,
kost vele niilliocneiials we aanne
men, dat ieder menscb van 65 jaar en
ouder zou ontvangen f3. per week,
werd 't een totaal bedrag van 48 mil-
iioen gulden per jaar.
Maar die 48 millioen gulden jagen
öns geen vrees aan, en dat niet, omdat
wij dat bedrag niet groot, kolossaal
groot vinden, maar eenvoudig omdat
dat bedrag voor bet grootste gedeelte
aanwezig is.
Want wij redenceren zóóAl de
oude menscben van 65 jaren en daar
boven, die niet meer in hunne eerste
levensbehoeften kunnen voorzien, leven
nu toch ook.
Al die oude menscben leven nu ook,
en dat leven, een aaneenschakeling van
verdriet en bedelarij, kost immers ook
niet te berekenen millioencu?
Het geval is niet zóó: Daar zijn
zóóveel duizenden ouden van dagen,
die geen geld meer kunnen verdienen,
daardoor niet meer kunnen leven en
voor wie dus, als bun recht op bet
leven, geld bijeengebracht moet worden.
Maar bet geval is zóóDaar zijn
zóóveel duizenden ouden van dagen,
wier kommervol bestaan aan de lief
dadigheid vele miliioeneu guldens
per jaar kostimmers, in aller
lei vorm wordt voor ouderdomsverzor
ging een belasting gehevenmen denke
maar aan wat vereischt wordt voor
de burgerlijke en kerkelijke Armbestu
ren, gestichten voor oude lieden, aan
wat in alle stilte wordt gedaan, en
vooral aan de zware offers, door kinde
ren gebracht, om in het onderhoud
van vader en moeder, soms van beiden
te voorzien. Bovendien telle men daarbij
het bedrag, dat jaarlijks noodig is
voor armen ouden, die thans in bede
laarskoloniën onderhouden worden, of
wel in de gevangenis op algemeene
kosten leven.
En nu willen wij, dat de Regeering,
in deze regelend ingrijpt, niet langer
die belasting voor het levensonderhoud
der ouden van dagen zij 't d;ln
ook een vrijwillige belasting doet
drukken op één gedeelte van het
Nederlandse lie volk, maar hieraan laat
betalen alle Nederlanders naar vermo
gen, naar draagkracht, zooals dat
geschiedt voor alles wat door den Staat
wordt in 't leven geroepen of in stand
gehouden.
De Regeering scheppe dus slechts
orde waar wanorde heerscht!
En dat zal niet zooveel méér mil
lioencu kosten dan de gebrekkige
en de vernederende ouderdomsverzor
ging van nu!
Alleen zóóveel meer als noodig is
om de meergegoeden eveneens te ver
zekeren, wat geen bezwaar is, omdat
zij zelf dit pensioen betalen.
Men zegge niet, dat dit noodig is,
want juist doordat iedereen verzekerd
wordt tegen broodsgebrek, wordt tot
een recht wat anders het karakter van
bedeeling zou hebben, en worden tevens
de kosten van onderzoek en van admi
nistratie vermeden, waarmede millioe-
nen gemoeid zijn; het vele geld,
dat bij de Ongevallenwet voor het
eigenlijke doel verloren gaat, is hier
voor 't beste bewijs.
Op grond nu daarvan achten wij de
vrees voor de millioenen een onge
gronde vrees en mag niemand, wiens
rechtsgevoel zegt, dat die ouderdoms
ellende een breede schaduw werpt op
het rijke Nederland, er door weerhou
den worden, om met ons, in onzen
Bond, te strijden voor de arme ouden
Een ernstig woord aan U voor die
oude tobbers
't Zijn onze vaders en moeders,
die in vertwijfeling rondloopen, vaak
smachtend naar het oogenblik, dat de
dood hun redding zal brengen, en
dat dikwijls, omdat zij zich voor ons,
hunne kinderen hebben opgeofferd.
In zoo menig gezin zou welvaart
heerschen, ware 't niet dat een oude
vader of moeder verzorgd moet wor
den En wij prijzen die kinderliefde
hoog, maar spreek geen kwaad van
hen, die hun ouders naar het Gesticht
lieten gaan, want Ge weet niet hoe
hard zij 't hunne noodig hebben, om
op hunne beurt ook voor hunne kin
deren te zorgen.
Tienduizenden oude vaders en moe
ders lijden gebrek en leven van be
deeling
Tienduizenden Nederlanders, in de
laatste periode van hun leven, zien
met angst en vreeze het oogenblik
naderen waarop het gereedschap hunne
handen zal ontvallen en dat ook zij
moeten kloppen aan der liefdadigheids
deur!
Tienduizenden arme oude tobbers I
Zeg, mannen en vrouwen, meent Ge
ook niet, dat die menschen recht heb
ben op een behoorlijk leven?
Meent Ge ook niet, (dat zijt Gij en
wij, wij allen te zamen) hier moet
doen wat de kinderen van die ouden
alleen niet kunnen doen
Meent Ge ook niet, dat ons licht
zal vallen, om ieder naar vermogen,
naar draagkracht bij te dragen, om
in ouderdomsellende te voorzien?
Meent ge ook niet, dat het een
verademing, een verlichting van ons
gansche volk zal zijn, als we weten,
dat ieder mensch gevrijwaard is
tegen broodsgebrek op den ouden
dag? en dit brood niet zal wor
den gegeven als bedeeling maar als
een recht.
Gij zegt ja! want zóó is niet één
mensch, of hij voelt deernis met het
lot der armen ouden.
En daarom roepen wij U op, man
nen en vrouwen van Nederland, om
voor dat recht op ouderdomspensioen
voor allen, voor mannen en vrouwen,
mede te strijden.
Ge kunt dat, door lid te worden
van onzen bond.
De Bond voor Staatspensionneering
telt 198 afdeelingen met meer dan
16000 (zestien duizend) leden, terwijl
een 40-tal bonden en vereenigingen
met pl.m. 15000 leden als donateurs
of donatrices zijn aangesloten. Men
schen van alle geloofs- en politieke
richtingen zijn door deze ééne leuze
Recht op Staatspensioen voor allen,
gedragen naar draagkracht door
allen I
Door middel van onzen Bond moet
die leuze klinken door Nederland.
Onze Regeeringsmannen moeten door
de stem van het geheele volk gedrongen
worden om genoegdoening te geven
aan ons gevoel voor dat recht!
Uw lidmaatschap wordt ingewacht
bij onze afdeelings-Besturen of bij den
Algemeenen Secretaris, den heer A.
YOORBROOD, te Arnhem.
Algemeene leden betalen minstens
50 cents contributie, waarvoor het
maandblad "De Nederlandsche Pensi
oenspartij" wordt toegezonden. Op
plaatsen waar afdeelingen zijn geves
tigd, betaalt men de daar geldende
contributie, terwijl een hooger bedrag
voor propaganda, waarvoor veel noo
dig is gaarne wordt ingewacht.
Namens het Hoofdbestuur
G. WIERINGA, Voorzitter.
A. VOORBROOD, Secretaris
Arnhem, Hovenierstraat 37.
dook
FRANZ TRELLER.
11
Zij liepen door tot den ahornboom en vondeD den vogel
dood aan zijn voet. «Trek hem de veeren uit, Puck. Al
hebben wij die niet noodig, wij maken er onze roode vrien
den een cadeau van. 't Is een steenarend die zich ver van
't gebergte verwijderd heeft, zij komen zelden zoo ver ooste
lijk van het rotsgebergte
«Komen er Indianen bij u, oom?"
«Het jachtgebied der Chevennes strekt zich hier uit en
zoo krijgen wij bijna elk jaar bezoek van hen."
«Hebt u ook met hen gevochten?"
«Met de Chevennes? Neen; met hen sta ik op goeden
voet, maar de roodhuiden hebben toch hier eD daar het
knallen mijner buks gehoord. Drie jaren geleden wilde een
rooversbende van Kiowa's, die lust hadden in den inhoud
mijner Shantis, mij te lijf, maar dat hebben Puck en ik
hen ingepeperd. Zij kenden Grizzly en zijn medicijnman zoo
als zij Puck algemeen noemen, niet; wij moesten zeven
van die schurken in den Arkansas gooien. Sedert hebben
ze zich hier niet laten zien." Puck had den arend de staart
en vleugelveeren uitgetrokken en was weggegaan om die
in zijn kast te bergen.
«Heeft die dwerg, die Puck ook gevochten, oom?"
«Als een duivel mijn jongen, het is gevaarlijk het met
hem aan te leggen."
«Hij ziet er vreeselijk uit."
«Ja, mooi is hij niet," zei de trapper met een gullen
lach, «maar een ieder die den armen jongen ziet, ver
schrikt, roodhuiden nog meer dan blankenmaar ik ben
sedert jaren aan zijn uiterlijk gewoon geraakt. Hem heb
ik de overwinning op de kiowas te danken."
Paul zag hem wagend aan.
»Zij overvielen ons onverwacht en wij hadden nauwelijks
tijd in onze shanty te vluchten en vechten kunnen die
roodhuiden. Ja de eerste aanval maakten wij drie zadels
leeg, Puck en ik, maar toen begonnen de schurken ons
met vuur te bestrijden. Hoewel zij zeer voorzichtig waren
schoten wij er nog twee dood, toen werd het ons te warm
daar binnen en vlogen wij er uit. Toen hadden wij meer
dan twaalf van dat gebroed voor ons en zag het er slecht
voor ons uit.
Toen echter die roodhuiden Puck zagen die met zijn
langen arm den bijl rondzwaaide, overviel hen zoo'n
panische schrik dat zij als een troep huilende wolven weg
vlogen. Ik zond hen nog twee kogels na, die beiden doel
troffen. Nu zie je hoe ook zijn schrikwekkend uiterlijk,
zijn goede zijde heeft." De knaap verbaasde zich over de
eenvoudige, kalme wijze waarop de man van zoo'n wanhopigen
bloedigen strijd vertelde, even onverschillig alsof hij over
een jachtpartij sprak en nog meer daarover dat die dwerg
zoo n kracht en moed had geopenbaard. Hij keek om en
toen hij Puck niet zag, vroeg hij«hij is niet goed bij
't hoofd niet waar?"
«Waarachtig wel, jongen," sprak de oude man met vuur,
«hij is niet slechts geestelijk normaal ontwikkeld, maar hij
bezit zelfs een meer dan gewoon verstand en daarbij de
slimheid van een echten wilde. Zijn tong is wat zwaar en
gehoorzaamt hem niet altijd, dikwijls, vooral bij aandoening
of opwinding spreekt hij moeielijk, wat dan op vreemden
den indruk maakt dat er wat aan zijn verstand ontbreekt;
maar als ge hem langer leert keDneD zult ge van het tegen
deel overtuigd worden. Toen ik dit arme meuschenkind
vond stamelde het slechts ongearticuleerde geluiden, maar
ik ontdekte spoedig dat in het misvormde lichaam een heldere
geest woonde, dat slechts het organisch gebrek zijner spraak
werktuigen de oorzaak zijner klankvorming was. Langen
tijd gebruikte ik om hem spreken te leeren, wat mij eindelijk
gelukte. Nu kan hij alles, zij 'took met moeite, zeggen.
Aan lange winteravonden als we hier waren ingesneeuwd,
heb ik hem medegedeeld van mijn geriDge kennis, vertelde
ik hem van God en den Heere Jezus, van zon, maan en
sterren, van vreemde landen en volkeren van de dingen
rondom ons heen, en dit alles is vast in zijn geest blijven
zitten. Lezen kan hij nu al lang, maar tot schrijven willen
zijn vingers zich niet leenen, hoeveel moeite hij er ook
voor gedaan heeft. Ge zult bemerken dat hij voor een
prairiemensch buitengewoon veel kennis heeft.
«Hoe wonderlijk," zei Paul.
Wordt vervolgd).