NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
DE ZACHTE HAND.
Aio. 93.
Woensdag 22 November 1905.
Vier-en-dertigsten jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
HET KIND DER PRAIRIE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door bet gebeele Kijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Laiigestraat 77. Telephoonn». 69.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
(Een praatje over de rijdcrij).
Ik ben 'n buitenman en woon niet
ver van 'l Vorstelijk 's-Gravenhage
maar toch ben ik er in geen jaren
geweest. Verders ben ik een groote
liefhebber van paarden'k weet nogal
wat van de rijderij af en heb er ook
vrij wat over gelezen zelfs in oude
boekwerken.
Een kennis van me in de buurt is
Geert Blijs. Die houdt ook paarden
en ik ontmoet 'm dikwijls.
Ziezoo, nou heb ik me voorgesteld
Ik praat graag, vooral over de rijderij
en nou zal ik eris vertellen wat men
alzoo te verslaan heeft onder seen
harden mond en een zachte hand."
Er zijn maar weinig lui in de wereld,
die zich nooit eris een kies hebben
laten trekken. De mond van 'n mensch
schijnt bijna altijd te rijk gezegend
te zijn met tanden en kiezen. Ze
zitten mekaar in den weg.
Nou is in dat opzicht 'n paard er
beter an toe eerst an de voorkant
zes tanden in elke kaak, dan een
beelen tijd niks en dan pas de kiezen.
Kiezentrekken bij paarden komt dan
ook temet niet voor.
Die stukken tusschen de tanden
en kiezen in, waar 't dus vel over
been is, noemen ze «lagen" Daar
kan je 't dus vergelijken bij 'n mensch
als ie een kies heeft laten trekken
en de wond genezen is
Nou hebben ze bij 't paard listiglijk
van die plaatsen gebruik gemaakt
om daar in den mond een bit te
hangen en voorts hebben ze de van
nature aangeboren goedheid van 'tdier
benut om op zoo'n manier over hem
den baas te spelen
In de oude boeken van de groote
meesters in de rijderij heb ik gelezen,
dat het niet noodig is om hem zoo
te besturen. Die oudjes richtten dik
wijls hun paarden af met een kaptoom.
En die werkt niet op de lagen maar
boven op den neus.
Eigenlijk is dit zoo in beginsel
't zelfde, want de neus is ook al ge
voelig, maar toch niet zoo als de lag n.
omdat de huid dikker is en met haren
bezet. Bovendien is de kapioom meestal
met leer of wol gevoerd, terwijl het
bit op de lagen in al z'n naaktheid
en hardheid werkt.
Een enkele maal zie je menschen
rijden men een gummi bit. Dat is
heel wat beter.
Wat er ook van zij, het gebruik
var. 't bit is nu regel Als we een
rond stukje ijzer of staal, bv. een
sleutel in de holte leggen, waar vroe
ger bij ons een kies heeft gezeten,
dan kunnen we ons 't pleiziezige ge
voel indenken van 'n jong paard, dat
voor 't eerst met 't bit kennis maakt.
Geert Blijs heeft veel verstand van
de fokkerij. Maar geduld kent ie niet
en eigenwijs en koppig is ie ook al.
Hij fokt toch zulke goeie paarden met
een beetje bloed erinmaar allemaal
worden ze hard in den mond bij 't
gebruik.
»'t Is toch kasjeweel. dat ze bij
mij altijd zoo stug zijn," zeil ie op
'n goetcn dag tegen me, »'t leit zeker
aan 't soort."
«Wallief Geert," zeg ik, «an
't soort? Denk je dat er éen paard
geboren wordt, dat hard in z'n mond
is? Net zoo min als er 'n mensch
geboren wordt, die van nature onge
voelig is als je met een ijzer op z'n
schenen slaat. Allemaal gekheid, 't leit
aan jou."
En zoo is 't. Geert zeit dat een
teugel en een bit dienen om et an te
trekken als je moet stilstaan of lang
zamer gaan, dal je ze los moet laten
en de zweep gebruiken als je harder
wil gaan en dat je an éen kant moet
trekken als je naar techts of links
wil gaan.
Maar hij zeit er niet bij. dat 't beest
een ruk in z'n mond krijgt, als de
baas sjagrijnig is of driftig of als zijn
bedoeling niet gauw genoeg begrepen
wordt.
En wat gebeurt er dan als ie zoo'n
ruk krijgt?
Kijk maar eens naar z'n jong scltim-
meltje. Je ziet hem al gauw zenuw
achtig worden van pijnrustig gaan
ho maar ooren vooiuit, neusgaten
wijd open, trippelen.
Pats weer een ruk en een klap met
de zweep er boven op.
«Beroeiling, houd je gemak toch,"
knarst Geert tusschen z'n tanden.
't Dier begint te zweeten, maakt
korte, stijve galopsprongetjes en snuift
van opwinding «Kon ik dat akelige
bit maar kwijt" zoo denkt ie.
«Wacht, ik weet wat, steek mijn neus
vooruil en omhoog tot 't bit tegen
oi'n kiezen komt. Laat ze dan maar
trekken en rukken, 't doet me niets."
Geert begint al groote oogen op te
zetten en krijgt 'n rooden kop.
»'k Geloof zoo waar, dat ie me uit
de hand gaat," zei ie.
De zenuwen van den schimmel be
ginnen boe langer hoe meer te werken.
Ze vinden een uitweg in 'tal maar
harder gaan, barder en harder!
Geen houwen is er meer an. Geert
is niet bang. Hij blijft zitten en trekt
zich 'n aap.
Daar stoot 't karretje tegen een paal,
loopt even op éen radZou te
weer neei komen? neen hoor, daar
gaat te, daar gaal ie. 't Heele karretje
onderste boven.
Geert eruit op den grond hij staat
direct weer op, mankeert niets,
't Paard blijft staan: «hè, wat lekker
dat die teugel ontspannen is."
»'k Mag doodvallen als ik 'l snap"
zeit Geert, «kijk toch etis an, hij is
zoo mak als 'n schaap daar staat
ie maar hard m z'n bek als ie is!
Als ie 'top z'n beupen krijgt, dan is
er geen kruid voor gewassen. Houd
'm dan maar is. Wacht, ik zal 'in
morgen wel 'n bandje heipon."
Een dag later zie 'k Geert aanko
men met z'n braaf schimmeltje en
z'n karretje dat een beetje gehavend
was.
«Wat hè-je daar nou voor 'n
ding angedaan
«Dat noemen ze 'n slofteugel."
Nou mot je weten, dat zoo'n slof
teugel is vastgemaakt aan den neus-
riem en tusschen de voorbeenen door
loopt naar den singel, 't Paard kan
z'n hoofd daardoor niet hooger bren
gen dan boven 'n bepaalde grens. Zoo
kan 't bit nooit tegen z'n kiezen ko
men.
«Rij je mee," zeit ie.tegen me.
«Och" zeg ik, »ik kijk 't van
daag liever nog eris un."
Hij steekt van wal.
«Nou, wat heb ik je gezeid, gaat
ie niet goed?"
«Best zeg ik.
't Brave dier begon natuurlijk direct
weer met z'n neus omhoog te steken,
denkend aan de pijn van gisteren.
Maar jawel: de slofteugel. «Afijn,"
denkt ie, «dan maar zoo hoog als
'tgaat Alles maar strak en stijf hou
den, dat's 't beste
Maar Geert is ook niet van gisteren.
Hij heeft meer van z'n leven gereden,
al hadden z'n vroegere paarden niet
zooveel bloed als deze.
«Kijk", zeit ie, «als nou zoo'n
paard zich zoo stijft, dan moet je 'm
een langen draf geven dan scheidt
ie er wel mee uit."
Zoo gezeid, zoo gedaan. Almaar
doordraven. Hij wordt al warm.
Da's niets, de bonk kan er tegen, hij
heit edel bloed in z'n aren. Af
wachten maar Waarachtig, hij
begint z'n neus al bij te biengen.
Nu maar houden wat je hebt, denkt
Geert.
«Kijk ie nou 's lekker gaan. hij
begint al af ie knabbelen." 't Schuim
staat er op wat een heete bonk
toch altijd maar spektakel maken
om niks En z'n beenen hoog op
lichten kan ie ook, kijk maar is an
Hij gaat op 'tt zijen draadje, 'k voel
haast niks meer in m'n hand."
Dit alles overdenkt Geert, maar hij
snapt niet dat z'n paard een anderen
uitweg zoekt voor z'n in hooge mate
opgewonden zenuwen Hij buigt z'n
hals al meer en meer en z'n kin komt
tegen de borst.
Daar komt ie juist don weg langs
en op me an.
«'tGaat me zoowaar weer te
hard, hoor, «roept ie me in de verte
toe, «houden maar is de boodschap."
«Jawel, Geert, dat kun je be
grijpen. Hij is veel sterker dan jij
als 't op trokken aankomt."
Nauwelijks heb ik dat gezegd of de
schimmel neemt z'n beenen op.
»k Ben er weer tusschen uit,"
schreeuwt Geert.
«Ja <Iat zie ik," roep ik 'm toe,
«stuur 'm den dijk op en laat 'm
los," kon ik 'm nog nel tiascnreeuwen.
Voor 't eerst van z'n leven was
Geert Blijs niet koppigwaarentig
deed ie wal ik 'm zet
Daar ging 't in volle vaart den
zwaren oprit op en werkelijk liet hij
de teugels wat vieren, en boven ge
komen stonden ze stil. Geert vlug eraf
en wonder boven wonder hij was
niet kwaad maar klopte z'n beestje
op den bals.
Nou, je kon dan ook wel merken
die ie hard geloopen had. Z'n neus
gaten waren net pijpen van een stoom
machine en de stralen dropen van
z'n buik af op den grond.
«Tonus,', zeit ie tegen me, «rijd
nou met me naar huis toe, jij
kent 't beter dan ik."
Zoo gezeid zoo gedaan.
Ik merkte dat ie in 'n goeie stem
ming was om wat van me aan te
nemen.
«Geert," zeg ik. «Jij kan beter fok
ken dan ik maar ik kan beter rijden.
Laat ik je nou eens voor al zeggen
dat je zachter in je hand moet zijn.
De teugels altoos gestiekt, anders
krijgt ie telkens als je ze gebruiken
moet een ruk in z'n mond. Maar
dan ook nooit ruw zijn en nooit de
teugels meer spannen dan noodig is
en altijd maar probeeren een beetje
FRANZ TRELLER.
U)
In dien nood brachten zij den jongen Cajugas bij mij
en smeekten mij om hulp. Het was een leelijke breuk,
toch gelukte het mij het goed te zetten en te spalken,
zoodat de jongeling na eenige weken die hij in mijne hut
doorbracht, weer in 't bezit was van een gezond, recht been.
Daar het nu nog lang duurde voor zijn stamgenooten hem
kwamen halen, lag hij dag en nacht met Puck in de Steppe
en van dien Cheijenne heeft de joDgen ook 't gebruik van
den boog geleerd en nu kau hij misschien beter schieten
dan zijn leermeester."
//Cajugas knap," zei Puck, //ik ook knap."
De beide geschoten vogels werden opgenomen en aan
het zadel bevestigd, waarna ze langzaam verder reden.
De dwerg, wiens oogen onophoudelijk dicht hij en veraf
over de prairie vlogen, liet een zacht gesis hooren en hield
zijn paard in.
//Wat is er?" vroeg de trapper zachtjes terwijl hij zijn
buks greep.
//Panther!" zei Puck even zachtjes en wees op den
grond.
-/Hij zal van nacht hier geweest zijn,"
//Neen, hij is nog hier!"
Paul luisterde naar dit gefluister, keek op den grond,
maar zag niet het minste wat op een panther spoor geleek,
maar de oogen der beide anderen waren naar de plaats
gericht.
Een zacht windje woei hun tegen, de schimmel trok zijn
neus op, zoog de lucht in, spitste zijn ooren en een lichte
rilling ging er door zijn leden.
//Ziet U Oom," fluisterde de dwerg, hij is daar voor
ons.
Ik wil hem met de lasso vangen."
//Best, ik zal je met mijn buks dekken."
De dwerg gaf buks, boog, zijn wollen dekkleed en den
zak met eetwaren aan Paul en maakte de lasso los.
«Blijf hier Paul," zei de trapper, «nu zult ge zóó iets
te zien krijgen, maar houd de buks gereed, men kan niet
weten wat er gebeurt."
Puck zette nu zijn paard, dat veel lust scheen te hebben
om om te keeren, aan en reed langzaam vooruit.
Grizzlij volgde hem met gestrekte buks.
Zij hadden zoo een honderdvijftig pas afgelegd, toen
voor hen een panther opsprong van het overschot van een
half verteerde antilope en met geweldige sprongen wegliep.
De Schimmel stijgerde hoog op van schrik, maar met
een gillenden jachtkreet drukte Puck hem de scherpe sporen
in de zijden en als een pijl uit den boog vloog het paard
nu den panther na.
De trapper bracht zijn paard in galop en ook Paul,
door jachtlust aangegrepen, gaf zijn Vos de sporen en
volgde zoo snel mogelijk.
Puck zwaaide den zorgvuldig opgevouwen lasso hoven
zijn hoofd. De eerst zoo krachtige sprongen van den phanter
werden gauw minder en de met bliksem snelheid voortvlie-
gende schimmel won al meer en meer veld. Steeds zwakker
werden de inspanningen van den panter en de moedige
ruiter kwam hem steeds nader.
De trapper en Paul, de laatste in groote opgewondenheid
joegen hem achterna.
Het was een wilde jacht en ook de paarden werden opge
wonden.
Eindelijk was Puck op werpafstand gekomen. Driemaal
slingerde hij den saamgerolde lasso boven zijn hoofd en
liet hem toen losschieten.
Met groote zekerheid geslingerd vloog de strik over den
kop des panthers en tegelijk draaide de dwerg zijn paard
zoo krachtig en vaardig om dat het op zijn achterpooten
als een tol ronddraaide en toen dreven de scherpe sporen
en een gillende jachtschreeuw het paard in eene van de
tot dusver gevolgde, in een rechten hoek, afwijkende richting.
De plotselinge ruk die de voortsnellende panther bij de
wending van het paard door den om zijn hals gestrikte
lasso kreeg, wierp hem op zijn rug, het opgejaagd woedende
dier sprong hoog op, maar de woest voortstormende schim
mel rukte den gevangene achter zich mee en in minder
dan een minuut lag het grimmige beest bewegenloos op
den grond naast het snuivende en sidderende paard.
De trapper en Paul die met hartstochtelijk gespannen
aandacht hadden gevolgd, sprongen nu toe.
Wordt vervolgd).