NIEUW 1 Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BUITENLAND fllo. 15. Woensdag 21 Februari iy06. Vijf-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Kijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoonn». 69. ADVERTENT1ËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Volgens een particulier telegram uit Petersburg aan bet Berl. Tagebl. leidde de inhechtenisneming van een zestal anarchisten in een pension aan het Newskypiospekt tot de ontdekking van een wijdvertakt complot, niet alleen tegen admiraal Doebassof, maar tegen een geheele reeks reactionaire minis ters, gericht. Het plan was om ze door middel van bommen uit den weg te ruimen. Tot dusver zijn 26 per sonen, die aan het complot hebben deelgenomen, ge vangen genomen, maai de leiders en de hoofdschuldigen zijn ontkomen. In een vliegend blaadje, verspreid door «Die Postkarte«, vakorgaan vooi alle vakken van het »Papiervak«. wordt verzet aangeteekend tegen hei zegelrecht op prentbriefkaarten bet- welk door de Duitsche Rijksdags-com missie werd aangenomen. Voor allen, die eenigszins met de zaak bekend zijn, «inoet het boven allen twijfel vaststaan, zegt dat blaadje, dat dit artikel geeneilei belasting kan verdragen, zonder dat een uitgebreide nijverheidstak ten gronde gaat en duizenden beambten en arbeiders hun brood verliezen De belasting van 2 pf. per «Ansichts- karte«, zoo heeft men gerekend, zal bij de 1200 millioen prentbriefkaarten, welke jaarlijks in Duitschland worden verzonden,24 millioen .Maik opleveren. Maar die »Postkarte« rekent andeis. Door de belasting zal het prentbrief- kaartenverkeer afnemen en als het slechts met '/5 vermindert, dan zal de fiscus in plaats ran voordeel, nadeel daarbij hebben. Pogingen in andere landen gedaan, om al te veel voordeel van deze melk koe te trekken zijn mislukt. Grieken land en Argentinië voerden een Staats monopolie in, maar moesten het weer afschaffen. Italië heeft de goedkoope postkaarten van 2 centesimi van vijf woorden schrift afgeschaftmaar de schatkist leed daardoor een verlies van 40 percent aan porto's, behalve de schade, door handelaren en fabii- kanten geleden, en men denkt nu over wederinvoering van die post kaarten. De Duitsche nijverheid, zoo besluit «die Poslkarte«, moet zich dus met hand en tand verzetten tegen deze voorgestelde belasting en alle krachten inspannen om te verhinderen, dat het besluit der Rijksdags-Commissie wet zal worden. Het uitblijven van regen heeft in verschillende deelen van Brilsch- Indië weder een hongersnood ten gevolge gehad, bijv. in de districten Bharaspur en Adsjmer-Merwawa van de .provincie Ratsputana. Ongeveer 60.000 personen worden daar door gaven of hei verstrekken van arbeid gesteund. In Centraal Indië hebben vooral de districten Gwahor en Puil delkhand liet hard te verantwoorden. 30000 personen moeten dan deels door de regeering, deels door hun meer bevoorrechte natuurgenooten worden onderhouden. Ook in sommige deelen der provincie Bombay ziet het er zeer treurig uit Daar is wel eenige regen gevallen, maar deze heeft aan het graan Zeer weinig goed gedaan, op sommige plaatsen zelfs meer kwaad dan goed. In de districten Bidsjapur en Bel- gaum moest officiëel de «hongersnood verklaard" worden en '10.000 meti- schen moeten door de regeering onder houden worden. De regeering doel in het algemeen wal ze kan, ze verschaft aan duizenden werk, verdeelt geld, levensmiddelen en kleedingstukken, regelt het heen- en weertrekken dei- bevolking zooveel mogelijk, ten einde te verhoeden, dat een al te groote noodlijdende volksmassa een of ander deel van Indië plotseling overstroomt, maar uitteraard kan ze slechts ge brekkig daarin voorzien en er valt ie vreezen, dat de hongersnood en de ellende zich nog zullen uitbreiden over andere deelen van hel leusachtige rijk. liet diplomatieke spel in Algcciras. Terwijl de heeren diplomaten aan de Zuid-spits van Spanje rondom de groene tafel hun geheimzinnige diplo matieke con fer en lies houden, dieschijn baar alleen de belangen van Marokko, maar inderdaad die van de geheele i beschaafde wereld betreden, werd in de hoofdstad van F rank ij k een mee ting gehouden, waarin de beste rede naars van dat lijk opkwamen tegen het diplomatieke wroeten in het duister. De zaak liep over het buitenlandse!) beleid der Fransche republiek en het zgn. diplomatiek geheim. Up to date was de bespreking onbetwistbaar, nu te Algeciras de gedelegeerden der groote mogendheden, niet eenige klei nere collega's nevens hen, bijeenzijn en de wereldvrede wellicht afhangt van de aldaar gehouden bei aad-lagingen. Anaiole France, lid der Academie, presideerde en voerde 't eerst 't woord. In een lepubhek heet de natie souve- rein, zeide hij, het stembiljet bepaalt hare souvereiniteil. Bovendien heet de grondwet waarborgen tegen oorlog zuchtige avonturen op te leveren, want de ai likelen 8 en 9 schi ijven eenerzijds de reglementaire bekrachtiging dei- verdragen voor, waarbij 's lands finan ciën betrokken zijn, en anderzijds de toestemming der beide Kamers voor het verklaren van ooilog. Zóó is de theoiie, maar de praktijk klopt er weinig mede. Want vernamen we niet plotseling op 0 Juni jl. dat onze Minister van Buitenlandsclie Zaken (de heer Delcassé) bezig was ons een buitenlandschen oorlog op den hals te halen, den geduchtsten oorlog die er nog ooit zou geweest zijn? Dit is geen praaije, want de president minister zelf, de heerRouvier, gaf er kennis van aan de Kamer en aan den Senaat. Gelukkig dal Rouvier nog juist bijtijds den voet op de smeulende lont gezet had, anders ware de bom tusschen Paiijsen Bei lijn gesprongen. De spreker ooi deelde, dat waar zulke dingen gebeuren kunnen, er niet zoo eeri heel gruot verschil bestaat tusschen onze dagen en die van den herlogde Choiseul. den alvermogende» Minister van Lodewijk XV-, die eigen machtig zijn land in den zevenjarigen oorlog wikkelde. Maar destijds had men een leger van huurlingen en nu vormt de geheele natie het leger. Dat leger zal den oorlog moeten voeren en daarom is 't een recht vaardige eisch, dat 't maar niet van één hooggeplaatst diplomaat moet afhangen om den oorlog te doen uit breken. Daarom «weg met die diplo matieke geheimzinnigheid Maar gij weet niet wat gij verlangt, roepen de tegenstanders, liet is be slist onmogelijk om het diplomatiek geheim op te hellen. Deze tegenwer ping laat den spreker echter koud, hij antwoordt eenvoudig: «laat 't on mogelijk zijn, toch is 't noodzakelijk en, als 't inderdaad noodzakelijk is, dan wordt het onmogelijke al heel gauw mogelijk. Het zou een revolutie wezen, voert men hiertegen aan, en Anatole France antwoordt: «juist, aan deze revolutie hebben wij behoefte." En hij heeft zeker geen ongelijk, waar hij betoogt dat als, gelijk meermalen, het kapi talisme ooilog doet ontstaan, zulk wanbedrijf moet worden bedwongen. Als wij, Nederlanders, aan den jammerlijken ondergang der Zuid- Afrikaansche republieken denken, dan weten wij o.m. wat het kapitalisme in deze richting dikweif misdoet. Jean Jauiès was de tweede spreker. Hij schilderde de verantwoordelijkheid die ter zake van het Marokkaansche geschil èn op Frankiijk én op Duit schland drukt. Hel hoogst onvoor zichtige spel van den Minister Delcassé bleek uit het Gele Boek der Fransche regeering zelve, want die Minister stuurde op een Fransch protectoraat ovér Marokko aan, gelijk nu reeds over Tunis bestaat, en daarmede kwam die staatsman in lijnrechten strijd met het geldende tractaat van Madrid van 1882. Tot zoover was Frankrijk volgens hem verantwoordelijk voor het conflict, maar op hare beurt begon de Duitsche verantwoordelijkheid met aanstellerige reis van Keizer Wilhelm naarTanger, die kwetsend was voor Frankrijk, omdat men hierdoor den Marok- kaanschen overmoed aanvuurde en tegelijker tijd een loyale onderhan deling met de Fransche republiek- weigerde. En sedert den zomer heerscht aan de Duitsche zijde dubbelhartigheid, nu eens halve concessies, die op ver betering schijnen te duiden, dan weder een hooghartig stilzwijgen, wanneer de Eransche regeering op een duide lijke verklaring van hetgeen men te Berlijn verlangt, aandringt. Vluchtig wees de spreker het eigen aardig standpunt der Engelsche re geering bij dit dreigend conllict nog aan. Hij geiooft vast, dat de meerder heid van het Engelsche volk den vrede wil. En zelfs de Britsclie nijver heid wil hetzelfde, want zij kan zich legen de Duitssche mededinging zeer wel handhaven. Maar de Britsche vrachtvaai t onder vindt de Duitsche concurrentie op zeer gevoelige wijze. Zij is tot aanzienlijke verlaging harer vrachtprijzen door de groote uitbieiding der Duitsche han delsvloot gedwongen. En in de City van Londen bezitten de groote Brit sche scheep vaar t maatschappijen groote machi, o.a door het feit, dat zij een aanzienlijk deel der Engelsche pers beheerschen. Of zij nu in den vorigen zomer het dreigend conllict tusschen Duitschland en Frankrijk niet met vreugde zagen opkomen, teneinde, onder voorwendsel tot hulp aan Frank rijk verplicht te zijn, de Duitsche vloot door Engelands reuzenvloot te doen verpletteren, ziedaar een vraag, waarop vermoedelijk een bevestigend antwoord past. Indien hier de knoop der intrige ligt, dan zou ook in dit geval liet kapitalisme tie aanklacht verdienen, 39) FRANZ TRELLER. t Was een oude vrouw, want onder haar hoofddoek kwam grijs baar uit, maar zij zag er nog goed uit en haar eenvoudige katoenen jurk liet aan helderheid niets te wenschen over. Zij sloeg een blik op den ouden heer, trad toen op hen toe, maakte eene kniebuiging en sprak: noude Cornelia mag toch vragen of master Brown geen bericht van master Paul gekregen heeft?" De als Brown aangesprokene keek om en de negerin schrikte toen zij zijn droevig bezorgd gezicht zag. Jessns, master Brown, gij hebt toch niet gekregen slechte tijding van Paul?" "God mag weten, Cornelia, wat er van den jongen ge worden is," antwoordde de oude man bedroefd, «James Osborne en hij hadden al lang terug moeten zijn, al lang moest er bericht van Paul gekomen zijn en nu lees ik daar in de Little Rock-Observer (courant) dat er in Kansas blanken door Indianen moeten zijn overvallen en vermoord." De oude vrouw schrikte hevig en vroeg met van aan doening bevende stem Jessus, master Brown, gij wilt toch niet gelooven, dat onze Paul door wilden vermoord is?" «Ik kan het niet gelooven Cornelia, Mr. Osborne is een verstandig man en begeeft zich niet licht in gevaar ik wil en kan het niet gelooven; God zal den jongen wel beschermen." «Denk ook, master Brown, lieve God zal niet zoo wreed zijn en Paul laten dooden door booze Jnjiu (Indianen). De man sloeg heftig met zijn hand op de balustrade der veranda en sprak met sterken nadruk: «Had ik den jongen toch maar niet laten gaan, vooral niet met dien," hij slikte dien naam in, die geen vinger zou uitsteken om hem voor gevaar te beschermen; maar Paul was er zoo opgesteld de prairie te zien. Als "hem een ongeluk overkomen is, zal ik het mij zelf nooit vergeven." De oude negerin weende en zeide snikkend«ik ben doo- delijk beangst voor kleine master Paul, hij is zoo'n goed kind, hem liefhebben van heel klein af. Ik niet kan den ken dat hem ongeluk is overkomen, hij zoo lief en ver standig is, hem niemand kwaad doen mag." «Moogt ge gelijk hebben, Cornelia 't Zou ook mij het hart breken als den joDgen wat overkomen was." Die beiden hadden niet gemerkt, dat een stroomopvarende stoomboot twee passagiers had afgezet, die door een roei boot aan den wal werden gebracht, vlak bij Osborne's huis en pas toen zij naderende voetstappen hoorden, gaven zij er acht op. Nauwelijks zag Osborne de mannen die op het grindpad het huis naderden of hij stiet een luide kreet uit: «Mister James." Toen vloog hij naar beneden, den aankomenden te gemoet en riep hij uit: waar is Paul, waar is Paul, Mr. James?" De zoo toegesprokene, een man van lange, magere gestalte met harde gelaatsuitdrukking en een paar oogen, die als die van een wolf onder zware, overhangende wenkbrauwen fonkelden, stond stil, haalde een zijden zakdoek te voorschijn en hield die, als van smart overweldigd voor zijn gezicht. Brown verbleekte en zijn stem beefde toen hij herhaalde Mr. James, waar is Paul?" Mr. James Osborne wreef zijne oogen af en wenkte den ouden hem naar de veranda te volgen waar de negerin, "die alles had opgemerkt, als versteend stond. Mr. James liet zich als uitgeput in een stoel neder en zuchtte diep, zijn begeleider was iu den tuin gebleven. Brown stoorde de broeder van zijn gestorven meester met toenemende ontzetting aan en de negerin was bij dat vreemde doen van Osborne van onr.ust en angst doods bleek geworden. «Bereid u op het ergste voor, waarde Brown," sprak Mr. James. «Almachtige God, wat is er gebeurd?" «Onze lieve jongen is ons vo«r altijd ontvallen. Brown," en Mr. Osborne drukte den zakdoek weer tegen ziju oogen. De Oude Brown sidderde als espeuloof eu geen woord kon meer over ziju bleeke lippen komen. Maar de negerin had nauwelijks die vreeselijke woorden gehoord of zij barstte los in een gehuil en gejammer als dat zwarte ras zoo eigen is. «O God, o God, Jessus, mister Paul, o God, o God," kreet zij en stortte toen met de schort over haar hoofd het huis binnen. Brown vermande zich in zooverre dat hij kon-uitroepen: «dood? Paul dood?" (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1