NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Woensdag
14 Maart 1900.
V ijl en dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BI ITENLAN1)
HET KIND DER PRAIRIE.
i^o. 21.
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door bet geheele Kijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Lungestraat 77. Telephocnno. 09.
AD VERTENT1ËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer Th Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend,
öroote letters en vignetten naar plaatsruimte
De ramp te Courrières.
Kolommen bij kolommen worden
in de Fransche bladen gewijd aan
de ontzettende mijnramp teCounières.
Zondagavond moest het reddingswerk
worden opgegeven wegens de verslik
kende dampen, die uil de mijn op
stegen. Den geheelen dag en nacht
was men bezig geweest met pogingen
tot redden. Te Sallauminus weerklonk
elk half uur een klokje ter aanduiding,
dat weder een mand met haar tieu-
rigen inhoud naar boven kwam. De
slachtoffers waren in een toestand, die
spot metelke beschrijving. Hel meeren-
deel was naakt, de kleederen, ver
brand, de lichamen geheel en al
verkoold. Sommigen missen de vin
gers, bij anderen hangen de oogen
uit de kassen, een paard werd opge
haald, dat kop en pooten had ver
loren.
Zoo dikwijls een lijk naar boven
komt, treden de arbeiders nailer,
wisselen zacht eenige woorden, tracht
ten aan het een of ander teeken hun
kameraad te herkennen, muar traden
na eenige oogenblikken achteruit,
hun poging was vruchteloos geble
ken.
Hartverscheurende tooneelen werden
daar afgespeeld.
Te 4 uur 's namiddags kwam een
schrale, oude man aan mijn No. 11
«Mijn zoou is beneden, ik wil hem
halen", riep hij uit. En of men hem
er al op wees, dat hij een wissen
dood tegemoet ging, hij bleef bij zijn
voornemen alleen kon men hem de
belofte afdwingen dat hij voorzichtig
zou zijn en naar bover. komen, zoo
dra hij in gevaar geraakte. Men liet
hem naar beneden gaan tot dusver-
is hij nog niet teruggekomen.
In een zijvertrek lagen twee van
de 12 mijnwerkers, die door den
ingenieur Leon waren gered Eén
begint bij te komen en zoodra hij
iets kan zeggen, roept hij uil: «Waar
schuw mijn vrouw'En zijn pijn ver
bijténd. wil hij opstaan, om haar te
gaan geruststellen, maar, door zwak
heid overmand, valt hij weder neder
op de matras.
Te Mericourt zijn in den nacht van
Zondag nog 17 mannen levend opge
haald. Men had eenig geluid gehooid
langs den luchtkoker. Daarop beproefde
een zekere mijnwerker Simon zich
in vet binding le stellen met de
kameiaden, wier stem hij meende te
hooren. Met 4 van zij" makkers daalde
hij neder in schacht 10 en vandaar
bega£»hij zich langs de loopgangen
naar mijn 3.
Zij vonden daar de ongelukkigen,
die krankzinnig van angst ronddool
den Zeventien man mochten zij vei
lig naar boven biengen.
De ministers Dubief en Gauthier
hebben, zooals reeds is medegedeeld,
het terrein van de ramp bezocht, ze
hebben de ijzingwekkende tooneelen
aanschouwd en allerlei inlichtingen
ingewonnen over de t amp en tie ver
moedelijke oorzaken, De heer P^etitjean,
hoofdingenieur, deed het volgende
verhaal Te 4 uur 's ochtends ben
ik mijn 3 binnengegaan. Ik ging
weder naar boven zonder iets abnor
maals te hebben bemerkt. Eenige
oogenblikken later kreeg ik de mede-
deeling, dat er een ontploffing had
plaats gehad. Ik trachtte een ladder
te kiijgen, maar er waren er geen
meer.
Toen liet ik de kooien vervangen
door manden en daalde neer om te
Pachten een weg gebaand te krijgen.
Maar we konden niet lager komen
dan 16 M en van die diepte was het
onmogelijk iets te doen."
Bij de mijnen van Sallarmines
stelde de directeur den ministers den
mijnwerker Cerf voor, die op wonder
baarlijke wijze aan den dood was
ontkomen. Hij bevond zich op hel
oogenbltk, dat de ontploffing plaats
had, met 3i kameraden op een diepte
van 323 M. tusschen schacht 4 en 11.
Door de schok werden ze omver-
gewotpen en toen ze zich weder kon
den oprichten stonden ze te midden
van hoopen puin. De opzichter Dan-
damme, die met het toezicht was
belast en die de mijn uitstekend kende
beval zijn makkers aan hun koelbloe
digheid te bewaren en hem te vol
gen. Op handen en voeten voortkrui
pend, volgden ze liun gids. Cerf kwam
achteraau.
Op eens gilde Dandamme. Ik heb
me vergist de uitgang is rechts, de
andere kant dus uit. Cerf was No 1
en het gelukte hem en 11 anderen
zich op te wet ken aan het haakwerk
van de mijn. de anderen stikten
onderweg.
Er is in al die mijnplaatsjes te
Sallaumines.Mét icourt, Billy-Monligtfy
geen enkel huisje, dal niet getrollen
is. Maar, merkwaardigerwijze, hoopt
men overal nog op een wonder, waar
door dieibare familieleden gered zul
len woiden.
Op verzoek van den mijndirecteur
te Couricies heeft de heer Lépine,
piefecl van politic te Parijn een aantal
manschappen van het regiment »sa-
peuts pompeurs" van Parijs naar het
tooneel van de ramp gezonden.
De «Matin" heeft over de oorzaak
van de ramp inlichtingen ingewonnen
bij den heer Wehaynis, die zich als
volgt uitlietWij staan hier voor een
eigenaardig geval, dat do vooruitgang
in liet bedrijf waarschijnlijk de oor
zaak is van de ramp. Wat men dacht,
dat tot grootere veiligheid zou strek
ken heelt het ongeluk veroorzaakt.
Vroeger waren de putten namelijk
niet verbonden. Ontstond er eene
ontploffing, dan waien er slechts twee
uitwegen, waarlangs de mannen zich
konden redden. Thans zijn de pullen
ondeiliiig vei bonden, waardour er
meer uitgangen zijn en een betere
ventilatie woidt bevorderd. En het
lesultaat van dit stelsel, dat beschouwd
werd als een belangrijke verbetering,
is dat, waar we anders alleen de
werklieden van een mijn, zeggen we
150 lot 300 man te heli euren zouden
hebben er thans 1200 slachtoffers zijn.
De mijnen van Courrières waren
modelinrichtingen, waar de nieuwste
wetenschappelijke vindingen werden
toegepast.
Sinds 50 jaar is daar geen ongeluk
gebeurd. En deze ramp heeft twee
ongelukkige zijden. In de eerste plaats
is het landschap bijna zijn geheele
manlijke bevolking kwijt en bovendien
is ook uit een economisch oogpunt
de ramp zoo belangrijk.
De mannen die zoo ongelukkig hun
leven hebben verloren, waren tusschen
de 18 en de 40jaarond. En bij mijn
arbeiders gaat het als bij de visschers,
men is het van vader op zoon. Hoe
moet men ze vervangen? En daar komt
nog bij, dat op twee slachtoffers een
getrouwde komt, dus zijn er 600 wedu
wen met hare weezen, die per jaar
700 fres. pensioen moeten hebben.
Dit kost de maatschappij 400,000 Ircs
En het gebeurde zal ook de productie
van gaskolen belangrijk verminderen.
Tot dusverre werd door de omgekomen
mijnweikers een millioen ton per jaar
uitgegraven. En daarvan zullen de
Engelschen en Duitschers profiteeren.
Op de vraag wat de eigenlijke oor
zaak van de rainp was, zei de heer
Dehaynin
«Er is slechts een vonkje daarvoor
noodig. En waar een brandstofhaard
aanwezig is, daar komt ook altijd de
vonk, dat blijft nooit uit.
Maar het ongeluk zal voornamelijk
moeten worden toegeschreven aan
deze hoofdomstandigheden
Misschien heeft de sterke ventilatie,
die men als een weldaad beschouwde,
medegewerkt tol de gasmenging.
«Misschien heeft de kolenstof, die
ui de lucht hing, toen ze verwal md
werd, het gevaar, dat de verspreide
gassen opleverden nog vergroot- Deze
vraag kan alleen de wetenschap oplos
sen.
Als het waar is, zooals ik in het
begin zeide, dat de vooruitgang hier
de schuld heeft, welke maatregelen
moeten we dan voor de toekomst
nemen? En welke weg is er om derge
lijke rampen te voorkomen?
Ik kan het niet uitmaken."
Uit Rotterdam schrijft men aan het
Handelsblad:
Rotterdam is in den laten namiddag
van gisteren weer geteisterd door een
hoogen vloed. Den geheelen dag had
het trouwens reeds hard gewaaid
en toen het tegen twee uur nog be
gon te sneeuwen en deze buien zich
telkens zwaarder en zwaarder her
haalden, toen was werkelijk in verband
met windrichting wel het ergste te
vreezen, temeer omdat ook van den
Hoek van Holland belangrijke stijgende
waierstaud werd gemeld. Daar kwam
het water om de vijf minuten met
een decimeter tegelijk op. Toch zijn
waarschijnlijk nog velen door den
vloed verrast, want eerst om vijf uur
begonnen in de stad de riolen over
te loopen, maar waar de hoogste
stend tegen kwart voor zes kon worden
verwacht dacht men wellicht, dat het
zulk een vaart niet meer zou loopen.
Dat is anders uitgekomen. Op het
zelfde uur begon het weer hevig te
waaien en te sneeuwen zoodat men
ziender oog het water zag wassen. In
een oogwenk slonden dan ook alle
havens blank en werden de lager ge
legen straten weer ernstig geteisterd.
Natuurlijk dat zich bij al die ellende
vermakelijke tooneeltjes afspeelden,
waai toe de velen, die van de kantoren
komende hun huizen nog wilden be
reiken de stof leverden. Wij zagen
zelfs een gemeenteraadslid, dat met
zijn eclitgenoote per handkar het
huis werd binnengereden, waar hij
aan den maaltijd werd verwacht.
Sleeperswagens maakten goede zaken
en toen het water maar steeds wassen
bleef werd er met roeibooten gegondeld.
Eerst ongeveer kwart voor zeven
had. het water den hoogsten stand
3.62 M. boven Rotte-peil bereikt, waar
FRANZ TRELLER.
45)
Dit was het, waarop Bill bad gerekend, bij wilde zelf
het terrein verkennen, gebood Paul op strengen toon voort
te werken, nam den zwaren houtbijl en volgde den wilde
naar den stroom, langs denzelfden weg dien Paul's mor" ens
gegaan was. Toen zij de tegenoverstaande rotsen in betoog
kregen, liet Chamulpa een gefluit weerklinken, waardoor
bij, naar Stone begreep daar ginder tot voorziebtigbeid
aanmaande. Hij keek er niet been, sloeg nauwelijks een
blik over den stroom en keek slecbts aandachtig uit naar
steenen en bout.
Hij wees eenige rotsblokken aan als voor zijn doel dien
stig en begon toen op een .der boomen los te bakken met
de kracht en vaardigheid van een Amerikaanscben woud
bewoner. De bijlslagen weerklonken door bet rotsendal en
Bill dacht: «als de Grijze Beer dat boort, zal bij begrijpen
dat een blanke bier de bijl hanteert."
Hoe dikwijls hij ook ter sluiks naar den overkant keek,
bemerkte hij daar geen spoor van leven.
Hij had den boom afgehouwen zoowat ter hoogte van
een tafel en nu verklaarde bij den Kiowa dat hij deze tronk
als werktafel moest gebruiken om daaraan zijn schroefstok
te bevestigen.
Dit scheen den wilde niet te bevallen, maar hij stemde
toe daar bij den geweermaker reeds vroeger had zien werken.
Paul werd met alle werktuigen naar den stroom gezonden
en de werktafel in orde gebracht.
De jongeling bewonderbe de sluwheid waarmede de
Kentuckiër zich neergezet had tegenover de vermoedelijke
gevangenis van den trapper.
Toen zij alleen waren, zeide Stone«ik begrijp wel is waar
nog niet boe ik den ouden beer nuttig kan zijn, want
zonder noodzaak wil ik met de roodhuiden geen rusie
krijgen; ik laat mij zoo maar niet den hals afsnijden, maar
denk, er zal wel wat komen. Ik wil den oude gaarne helpen,
als ik kan, zonder mijn bals in gevaar te brengen."
«Wij willen hopen,' antwoordde Paul «dat onze vrienden
daar ginder niet werkeloos zijn. Maar vóór alle dingen is
bet noodig te weten te komen waar oom zich bevindt."
«Ge hebt gelijk, maar boe?"
«Ik zal van nacht eens overzwemmen en de holen daar
onderzoeken. Hij is zeker daar, waar ik den Indiaan gezien
heb."
«Ben je gek, jongen? De on de wordt daarboven bewaakt
en bet zijn zeker ervaren krijgers die men beeft opgedragen
een zoo gevaarlijken gevangene te bewaken. Ze zouden je
den bals afsnijden voor je pip hadt kunnen zeggen."
Maar wij moeten toch wat doen," sprak Paul daarop
verslagen.
«Heel goed, maar wat kunnen wij nu doen? Wij moe
ten een gelegenheid afwachten. Opdat echter de Grijze
Beer zeker wete dat blanken bier zijn, neem een stuk ijzer
en bewerk het een weinig op het aambeeld."
Toen begon Panl op het aambeeld te slaan. Eenige hier
door toeloopende Indianen keerden terug toen zij de oorzak
van dat leven bemerkten.
Paul maakte zijn makker opmerkzaam op bet geruiscb
dat men hier boorde van uit bet eind van den rotsenketel.
Stone ldisterde.
«Ja, dat komt door een waterval of een stroomversnelling."
Zij werkten nog eenigen tijd voort, nu en dan tersluiks
kijkend naar de rotsen, toen een woest geschreeuw uit de
legerplaats ben deed opzien.
Dit gehuil herbaalde zich meermalen, daar verscheen
plotseling Chamulpa en beval ben hem te volgen.
Toen zij in den rotsenketel traden zagen zij zich door
een menigte wilden omringd, deels te paard, deels te voet.
Chamulpa geleidde Bill en Panl naar een wigwam voor
welker ingang een grimmig uitziend krijger zat. De rijke
tooi en de waardigheid zijner houding gaven het opperhoofd
te kennen.
Nauwelijks had de geweermaker hem gezien of hij trad
met de vrijmoedigheid die den man uit Kentucky ken
merkte, op hem toe en sprak: «gezegend zijn mijne oogen,
heer Kraaienveer, het verheugt me, sir, uw eerlijk gezicht te
zien," en hij stak hem zijne rechterhand toe.
Het vertoornd kijkend Kiowahoofd, gaf geeu teeken die
hand aan te nemen en richtte zijn donkere oogen nu eens
op Stone, dan weer op Paul.
(Wordt vervolgd.))