NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 46. Zaterdag 9 Juni 1906. Vijt-eii-dertigate jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Plaatselijk Nieuws. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoon no. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Met een enkel woord maakten wij reeds in ons vorig nummer mel ding van de onvangst der congres leden ten Raadhuize door het Dag. Bestuur onzer gemeente. De Burgemeester sprak daarbij on geveer het navolgende: «Vroeger" ontvingen burgemeester en schepenen hun gasten ten stadhuize met een glas warm bier en een lange pijp met Amersfoortsche tabak, thans, naar der tijden aard met een glas parelenden wijn. Spr. achtte zich ge lukkig allen welkom te mogen heetten, die opgekomen waren om te behar tigen de landbouwzaken, die onver moeid de belangstelling wakker houden voor den landbouw, waardoor Staats- en Provinciale besturen steeds meer en meer medewerken om de bronnen van landbouw ruimer te doen vloeien Het landhuishoudkundig congres vooral verdient daarvoor den dank der natie en Spr. hoopte dat het congres zou slagen en goede vruchten afwerpen. Hij heette de afgevaardigden welkom in deze gemeente. In antwoord op deze hartelijke woor den, wel een weinig in strijd met de overigens koele ontvangst van gemeentewege waarom toch wap perden er geen vlaggen van torens en poorten dankte de heer C. J. Kneppelbout van Sterkenburg, voor zitter van het congresbestuur, tevens voorzitter van het Utrechtsch Genoot schap voor Landbouw en Kruidkunde den burgemeester voor de ontvangst, en de gastvrijheid nu reeds betoond. «Vlaggen wuiven ons het welkom toe, sprak hij, en uw woorden, mijnheer de burgemeester, bevestigen dat wel kom der burgerij in uwe gemeente. Wij ook hopen dat het congres goede vruchten zal afwerpen en zeggen u dank voor uw welkomstwoord Daarop begaven allen zich naar «Amicitia" ter bijwoning van het door die sociëteit op haar feestelijk verlicht terras aangeboden concert. Het Landhuishoudkundig Congres werd Woensdagochtend door mr. F. D. Graaf Schimmelpenninck, com missaris der Koningin geopend met de mededeeling, dat de beschermheer van dezs congressen, de Prins der Nederlanden, door verblijf buitenslands niet ter plaatse tegenwoordig kon zijn. Spr. achtte het als hoofd van dit gewest een voorrecht, het congres te mogen openen. In deze provincie vooral wachten nog vele gronden op ontginning en verbetering van den bodem is voor deze streek daarom van zoo groot belang. Voor Amersfoort, een zoo belangrijke garnizoenstad tevens, is ook, waar de bereden wapens zoo moeilijk aan goede paarden kunnen komen, de verbetering van het paarden ras van groot belang. Eveneens vraagt voor deze stad en omgeving verbete ring van de varkensfokkerij aller aan dacht. Spr. hoopt dat de te voeren beraad slagingen, de moeilijkheden, nog dik wijls aan landbouw en veeteelt in der. weg gelegd door gemakzucht en voor oordeel, zullen verminderen en het congres goede vruchten zal afwerpen. De voorzitter, de heer C. J. Kneppel- hout van Sterkenburg, dankte den commissaris voor zijne woorden en gaf den secretaris, den heer G. baron de Senarclens de Grancy, gelegenheid tot het doen van mededeelingen. Deze vermeldde ook, dat de Prins der Neder landen verhinderd was en dat de minis ters van binnenlandsche zaken en van landbouw en de directeur-generaal van landbouw zoo mogelijk het congres zouden bijwonen. Het congres werdt bijgewoond door de heeren Roosegaarde Bisschop, secre taris der Ned. Kamer van Koophandel, en Van Rijn zuivelconsul van Fries land, beiden te Londen. De behandelde onderwerpen ver meldden wij reeds in 'ons vorig nummer Des middags te 12 uur werd door den heer J. B. de Beaufort voorzitter der afdeeling «Amersfoort" van het genootschap voor Landbouw en Kruid kunde, op het terrein aan de Konin- ginnelaan in tegenwoordigheid van het dagel. bestuur der gemeente, militaire autoriteiten en belangstellen den de tentoonstelling met eene rede voering geopend. Spr. herinnerde dat het congres voor de derde maal te Amersfoort samenkomt en dat de afdeeling ook voor de derde maal dat congés op luistert door een tentoonstelling, en ging na de verschillende autoriteiten het welkom te hebben toegeroepen, na welke sedert de vorige tentoon stelling, nu 25 jaar geleden, die spr. eveneens als voorzitter mocht openen, de lotgevallen waren van de afdeeling. Aan de nagedachtenis van de in die kwart eeuw ontslapen bestuurs leden werd een woord van eerbiedige waardeering gewijd. Den huidigen bestuursleden werd hartelijk dank ge bracht voor hetgeen zij deden. Dank werd ook gebracht aan het hoofd- bestunr des Genootschaps voor diens stoun en medewerking, erkentelijk heid aan het gemeentebestuur van Amersfoort en meer bijzonder aan het hoofd der gemeente, voor den steeds ondervonden steun (het belang rijk subsidie dat de afdeeling thans geniet van het provinoiale bestuur, dankt zij voornamelijk aan den hui digen burgemeester) aan commis sarissen der maatschappij Nieuw Amersfoort, die een zoo uitgelezen terrein belangloos ter beschikking stelde van de tentoonstellingscommis sie aan de provinciale afdeelingen van «Bijenteelt" en van «Pluimvee houderij" voor de zeer gewaardeerde samenwerking, ten gevolge waarvan haar inzendingen bijzonder belangrijk zijn. Spr. gaf daarvan een overzicht van hetgeen de laatste eeuw zoo door regeeringals particulieren en coöperatie op landbouwkundig gebied is gedaan, van de steeds vermeerderde staats- bemoeïng en het streven in den laatsten tijd om de provinciale vereenigingen in plaatselijke op te lossen. Spr. eindigt met den wensch dat de afdeeling hetzij ze ongesplitst blijven voortbestaan, hetzij ze zich oplost in kleine afdeelingen, een graankorrel mogelijken die door haar ontbinding het leven gaf aan een welgevulde korenaar, en blijken mogen dat door haar vijftig-jarig leven zij krachtig zal hebben bijgedragen tot de bevor dering van den landbouw in deze streek en inzonderheid het komend geslacht zal hebben opgewekt om den landbouw te verhellen opdat het ge west niet achtersta. Daarop verspreidden allen zich over het terrein om de verschillende in zendingen in oogenschouw te nemen. In de eerste plaats dient vermeld de omvangrijke inzending der vereeniging V. P. N. De hoenders van verschil lende rassen zijn werkelijk pracht exemplaren en het moet voor de jury een alles behalve gemakkelijke taak zijn geweest om de bekroningen toe te kennen. Voorts trekken door hun onge- meenen bevalligen vorm in het bijzonder de aandacht, het pavilloen waarin de heer J. Sinnigé eene volledige collec tie kunstmeststoffen exposeert, de windmolen van de firma J. van Vol lenhoven en de reusachtige flesch van «Amersfortia". Eene fraaie inzending, zoo geheel af, is die der Delftsche gist- en spi ritusfabriek. Talrijk zijn de ingezon den machines ten dienste der land en tuinbouw, boter- en kaasbereiding. Des middags te half twee ving de ringrijderij aan, waaraan door 18 paren werd deelgenomen. Tot algemeene vreugde werd de le prijs behaald door de jongste mededingster A. van de Lagemaat uit Leusden2e C. van Eekeris te Woudenberg; 3e G. J. van der Grift te Baarn4e H. Kok te Soest; 3e P. van den Breemer te Soest. Een zeer talrijk publiek woonde dezen in onze streek zoo zelden voor komenden wedstrijd bij, die door het muziekgezelschap «Fidelio" uit Wou denberg, onder directie van den heer Stoetzer, in den waren zin des woords, werd opgeluisterd. Door de congresleden werd des avonds een rijtoer gemaakt over Stou- tenburg en Hamersveld naar Oud- Leusden, op welk bij uitstek fraaie plekje een door duizenden bijgewoond concert werd gegeven. Het concours-hippique Donderdag middag gehouden onder het mooiste weêr dat men zich daarvoor denken kan, had mede een ongedacht groot aantal toeschouwers getrokken. De ruim gebouwde tribune was geheel bezet en rond de afscheidingen stond het letterlijk zwart van toeschouwers. In de verschillende afdeelingen wer den prijzen behaald als volgt I. Concours voor Eenspannen land- bouwpaardon voor voertuig met krom men dissel: le pr. f 40 D. van der Grift, te Baaru 2e pr. f 20 Wed. S. Haanschoten, te Hooge Vuursche. II. Concours voor Tweespannen, landuouwpaarden, voor voertuig met krommen dissel: le pr. f 50 J. K. Knottenbelt, te Hoevelaken; 2e pr. f25 A. Ruiter, te Stoutenburg; 3e pr. f 15 D. van der Grift, te Baarn. Iff. Concours voor het schoonst en best gaand Span paarden, minimum taille 1.55 M. ingespannen, van paarden handelaren, stalhouders, of dresseer- scholen. le pr. f 75 Van der Drift, te Groningen; 2e pr. f50 Kleber Van Wamelen. te Amersfoort. IVa. Concours voor het schoonst en best gaand Rijtuigpaard, taille 1 55 M., van particulieren fe prijs verguld zilvermedaille en f5 voor denstal L. van den Bergh. Rotterdam2e pr. zil veren medaille en f 2.50 voor den stal Luit. W. L. baron Van Weideren Ren- gers uit Deventer; 3e pr. zilveren medaille. J. A. Scholten te Rijsen- burg Bestuursprijzen verwierven M. G. Harff, Rotterdam; F. Schwiep. Baarn J. Harff Utrecht. DOOB FRANZ TRELLER. 70) De Indiaan, een buks in de hand en met mes en strijdbijl gewapend, groette lachend met de band en kwam vol ver trouwen nader. «Nu, bij Jupiter," bromde de verraste Ben, «daar is die diefachtige roodhuid nabijgeslopen als een kruipende worm," en hij greep naar de naast hem liggende buks. Toen vroeg hij ruw: «wat wilt ge, roodhuid?" Beleefd antwoordde de Indiaan «Ik zag uw spoor en kwam om te zien wie den Cheynnes de eer van een bezoek bewijstzoo sprak hij in goed Engelsch. «Zijn er nog meer van uw stam hier?" «Mijne krijgers rijden in de Steppe." Jim stond op en bemerkte op eemgen afstand ruiters en grazende paarden. «Dus gij zijt een Cheyenne?" «Gij zegt het." «Zijt gij hier op de jacht?" «Wij jagen." «O&choon houding en gebaren van den jongen slanken Cheyenne vriendelijk waren en zijne woorden beleefd, ging zijn donker oog toch over de gestalten der mannen op eene wijze die vooral den beiden bandieten niet beviel. Het langst rustte zijn blik op Mr. Osborne. «Komt gij de Cheyennes een bezoek brengen «Dat juist niet, roodhuid, wij wilden dezen heer hier de Steppe laten zien, hem een buffel laten schieten en dan weer terug brengen; bij is een heer uit de steden." «Hij is welkom in het land der Cheyennes. Gij komt van het zuiden, zaagt gij ook onze vrienden, de Kaws, die met ons willen jagen?" «Wij hebben geen levende ziel in de prairie gezien, noch roodhuid noch blanke," zei Ben. «En komt gij uit Kansas?" «Wilt gij ons in het verhoor nemen, roodhuid?" vroeg Jim barsch. Maar met steeds dezelfde beleefdheid antwoordde de Indiaan «ik wilde slechts van u vernemen of men de lieden ontdekt heeft die voor eenigen tijd een blanke overvielen en zijn zoon versloegen 1" De bandieten keken elkaar ontsteld aan en wierpen daarna donkere blikken op den kalmen Indiaan. «Men heeft de Cheyennes van die daad beschuldigd en wil zoo vijandschap brengen tusschen hen en de blanken. Maar de Cheyennes waren het niet die vreedzame lieden aanvielen en een knaap vermoordden en het zou goed zijn als de blanken het te weten kwamen." Ben en Jim die niet wijs konden worden uit dien Indiaan die zoo bedaard sprekend en zoo alleen voor hen stond, zagen elkaar aan en sloegen daarna een blik rondom zich. De metgezellen van den Indiaan bevonden zich heel in de verte. «Wij weten niet wat gij bedoelt, Indiaan, en kunnen u geen opheldering geven." Toen kwam er een lach op zijn gezicht. «Ik volgde uw spoor en wist niet van wie het was. Nu ik u gezien heb, meen ik dat de Bloedige Hand en de Gier mij wel kunnen zeggen wie dien overval hebben gedaan." Ben en Jim die wel wisten dat zij wijd en zijd bekend waren sprongen, zoo aangesproken, op met woest dreigende gezichten. De Indiaan, rustig, met fonkelende oogen voor hen staande, floot en uit het gras rondom verhieven zich meer dan twintig bruine gestalten die hunne buksen aanlegden op de drie overrompelde mannen. «Verdoemd!" bromde Jim. Mr. Osborne was doodsbleek en Ben keek verbluft op den kring die hen omringde. Terwijl de mannen den vermetelen Indiaan nog aan staarden waren eenige krijgers met verbazende vlugheid toegesprongen en hadden Jim en Ben gegrepen. Met een woesten vloek wilde Jim zich losrukken en zich te weer stellen maar hij werd even als Ben op den grond geworpen en ontwapend. Mr. Osborne bleek en sidderend, deed geen poging weer stand te bieden en gat zijne wapenen, uit pistolen en een bowymes bestaande, ongevraagd af. «De Indianen lieten de weerloos gemaakten los en Jim bromde terstond: «Nu? wat nu?" Zonder acht op hen te slaan richtte Cajugas zijn fonkelende oogen op Osborne en vroeg: «Hoe heet gij?" (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1