NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. Woensdag 12 September 1906. V ij ten-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Op den Oedenrode. i\o. Amersfoortsche Courant ABONNEMENT8P R IJ S Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoon n°. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/t Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Mooie Ontginningen. »De ontginningen in Nederland en België der Levensverzekering- Maatschappij «Utrecht" is de titel van een boekje, dat ons dezer dagen in handen kwam en dat we met groot genoegen hebben gelezen, ten eerste om den prettigen vorm, waarin het is geschreven, maar bovenal om den hoogst belangwekkenden inhoud. Het landgoed »de Utrecht" is ge legen in een uitgestrekte heidevlakte, welk een deel uitmaakt van de Bel gisch Hollandsche Kempen. Deze heide strekt zich uit tusschen llilvarenbeek, Poppel, Weelde, Ravels, Turnhout, Arendonck, Reuzel en Mierde. In 1898 werd de Levensverzekering- Maatschappij» Utrecht" hier eigenaar van 700 H A. heide, welk bezit zich langzamerhand door aankoop uit breidde, zoodat zij thans, in 1900, reeds 1415 11. A. in eigendom heeft. De ontginning en de exploitatie werd opgedragen aan de Nederlansche Heidemaatschappij, die in Mei 1898 met zware ossen voor den diepploeg het werk begon, dag in, dag uit, uitgezondeid bij strenge vorst, den arbeid voortzette, thans met den stoomploeg. Aanvankelijk was er een enkele pionier, maar van lieverlede kwamen er meer; 2 boschwachlers en 40 arbeiders onder leiding van een hout vester ontwoekeren nu hier den grond zijn schatten. Zeer leerzaam is wat in het boekje wordt medegedeeld omtrent de ont- ginniug van den grond, naar zijn aard en geschiktheid, tot bosch, bouw- of grasland. Wie grond heeft te ont ginnen of te verbeteren, kan niet beter doen dan zieh dat boekje aan te schallen, dat, naar wij meenen, zoolang de voorraad strekt, gratis door de Directie der Heide-Mij. of genoemdeLevensverzekering-Mij wordt verstrekt. Een enkele greep uit het geschriftje moge de belangrijkheid der ontginnin gen in het licht stellen eri tot na volging opwekken. Op bi. 15 lezen wij: elk jaar werden de weiden beter, zoodat er thans in 1906 graslanden zijn, die niet alleen met elke oude weide kunnen wedijveren, maar zelfs beter zijn, omdat het grasbestand uit goede soorten bestaat. Dat ook het aantal beesten per II.A. grooter kon worden genomen, blijkt wel uit liet feit, dat dezelfde weide, waarin eerst 20 stuks vee liepen, thans bezet is met 30 stuks jong vee en paarden. Bij de bevolking (die eerst niet was te bewegen hel vee in deze weiden te zenden) ontstond vertrouwen in de zaak, en hoewel het boven veler begrip nog ging, boe die dingen tot stand kwamen, zoo stuurden ze tocb hun dieren. En thans, in '1906, loopen er ver over de 100 stuks vee van de boeren in enkele weiden op dezelfde plaats, waar vroeger een veel geringer aan tal een Gakte noodig bad, 1000 maal zoo groot, tot bij Turnhout toe, om in het leven te blijven." Van 60 H.A. grasland, in 1905 ontgonnen, word per H.A. een netto winst verkregen van f29.—, een zeer loonende grondverbetering dus, waarbij vooral niet mag worden vergeten, dat nog niet alle graslanden in even goeden toestand verkeeien, ja dat er zelfs nog bij zijn, die weinig meer dan de kosten van bemesting en onderhoud (f33) opbrengen. Ook van het bouw land zijn de financieële uitkomsten goed te noemen. Op de goede gronden kan een product worden verkregen, dat per HA. f 120 tot f 150 opbrengt. In de kweekerij van het landgoed wordt al het benoodigde plantsoen gekweekt, terwijl in 't voorjaar 1906 nog voor ruim f1200— werd ver kocht bij een eigen gebruik ter waarde van f2300.— Zoo werdt hier dus in enkele jaren voor tal van handen een arbeidsveld geschapenaan den landbouw in een uithoek des lands een voorbeeld tot navolging gegevenaan een geheele streek meerdere welvaart en voor uitgang verschaft en den bewoner teruggehouden van den trek naar de groote steden, die reeds te veel arbeidskrachten aan het platteland ontrokken. De ontginningen der Levensverzeke ring Maatschappij «Utrecht" zijn steeds voor het publiek toegankelijk. Belang stellenden, die door een deskundige wenschen te worden rondgeleid, dienen zicli eenige dagen te voren schriftelijk te wenden tot den Hout vester der Ned. Heide-Maatschappij, Landgoed «Utrecht" te Hilvarenbeek, prov. Noord-Brabant. C. B. Opgravingen in Limburg. Dr. J. H. Holwerda Jr. schrijft in de »N. R. Ct." het volgende: Het geheele terrein bij den Heiliof, waarop zich eenmaal de Romeinsche aanleg uitstrekte, ligt thans open voor ons. Fundamenten en grondteekening maken het thans volkomen mogelijk zich een beeld van dien aanleg te vormen. Zonder twijfel is het een groote boerenhoeve geweest, die we hier in resten voor ons zien. Zuid oostelijk ligt het groote gebouw van ongeveer 11.50 bij 17 meter, waarvan reeds vroeger werd melding gemaakt. Regelmatig wederkeerende fundament- banken van kiezel droegen daar, gelijk we vermoedden, den steenen boven bouw hoe dat vermoeden elders be vestigd wordt, zullen we straks zien. Door een grooten steenen muur werd dit gebouw overlangs in twee groote vertrekken verdeeld; de verdere in deeling schijnt door leem en hout gevormd te zijn, doch is niet meer na te gaan. In den Noordhoek van dit gebouw vonden we een door mergel- steenen omsloten vierkanten put, die waarschijnlijk voor afval gediend heeft. Aan ons steenen gebouw grenst aan de N.W. zijde de groote hof, die aan de N.O. zijde afgesloten wordt door een zware houten palissade met waar schijnlijk een kleinen ingang aan weers zijden. Deze palissade heeft niet alleen zware, diepe brandsporen in den grond achtergelaten, maar duidelijk bleek hoe zij aan den buitenkant door schuine palen'geschoord werd. De derde af sluiting van den hof, die aan den N W. kant, wordt gevormd door een leemen muur, waarvan de bouten onderbalk in den grond verbrand is. Deze rnuur staat in eenigszins schuine richting op de palissade, en loopt dus weer eenigszins naar het gebouw terug; zij sluit aan aan een tweede palissade, die bepaald in de richting van het gebouw ombuigt. Tu«sclien deze en het gebouw zelf heeft dus de wijde hoofdingang van den hof ge legen. De leemen muur is naar alle waarschijnlijkheid de achterwand ge weest van een afdak, waarvan eenige paalgaten, evenwijdig aan dien muur gelegen, zijn weergevonden. Merk waardig is het verder ook, dat de grond van den hof met alleilei ge- mengden grond doortrokken is; wie in onze tegenwoordige Limburgsche boerderijen de mestvaalt in den hof heeft gezien, zal aan de oorzaak van die eigenaardige vermenging niet twij felen. Achter don leemen muur, meer naar 'tN.W., vinden we weer een viij groote, eenigszins onregelmatige ruimte, die eveneens blijkens paal gaten in den grond een kleinen ingang aan de N O zijde moet hebben gehadoverigens is zij door een vrij lichte schutting of een hek, dat be trekkelijk geringe brandsporen heeft achtergelaten, omsloten geweest en heeft ze waarschijnlijk gediend als een voortuin voor de steenen woning van pl.m. 10 bij 7 meter, die aan de N.W. zijde liet complex afsluit. Hoezeer hier ook de resten door den landbouw geleden hebben, kunnen we toch door middel van den loop van dergelijke kiezelbanken als bij het groote gebouw den omtrek van dit kleinere vaststellen. Eén vondst was hier zeer merkwaardig. Waar toch tot nog toe onze reconstructie in steen op een, hoewel zeer waar schijnlijke, gissing berustte, daar von den we hier werkelijk opeen fundament- bank nog een mergelfragment rusten, terwijl twee mergelblokken er naast lagen in de richting van den veronder stelden muur en blijkbaar daar afge vallen. Is dus de aanleg van het geheel ons volkomen duidelijk geworden, zeer groot is het aantal scherven en ijzerfragmenten, die gedurende de opgraving verzameld werdener zijn zeer interessante stukken onder. Het meest wordt de fantasie zeker wel geprikkeld door het vinden van een Romeinsche piium (op zichzelf een zeldzame vondst) en een stuk van een zwaard juist aan een der ingangen van den hof; het was als zagen we den Romein zijn have en goed ver dedigende tegen den moordenden en brandenden invaller. Ofschoon de stroom van vreemde lingen in deze streken ons afgelegen plekje voorbijgegleden is, hebben we over belangstelling niet te klagen gehad, vooral ook uit deze buurt zelve. Werkelijk aanmoedigend is het te zien bij lioevelen, zelfs eenvoudige menscben, van wie men zoo iets niet zou verwachten, de belangstelling in de oude geschiedenis van hun streek levendig is. Nog een enkele dag van nameten en rectificeeren en we zullen onze Romeinsche villa moeten verlaten, haar overlaten aan den werkman, die hare sporen weer onder de aarde zal doen verdwijnen. Toch zal zij nog blijvend zichtbaar zijn. Immers van fundamenten en grondteekening zal spoedig te Leiden een model worden vervaardigd, dat dan met kaarten, piiotograpiiieën en gevonde voorwerpen en fragmenten zoo gauw mogelijk zal worden tentoongesteld in ons meseum. waar een afzonderlijk lokaak voortaan elk jaar voor onze opgravingen in Nederland in het afgeloopen seizoen zal worden ingeruimd. 5) «Loopen die praatjes heusch?" Ze trok, schijnbaar kalm, haar voile naar beneden en knoopte vlug haar handschoenen dicht, terwijl Emmy voortging haar alles te vertellen, wat ze gehoord had. «Heusch Anneke, het is zoo algemeen bekend, en ik vind 't niets aardig van je om tegenover mij zoo geheimzinnig te doen. We vertellen elkaar immers altijd alles!" Anneke lachte even, heel flauwtjes achter haar witte voile. «Wees niet hoos, Emmy en geloof me, ze hebben er me thuis niets van verteld, ik weet er heelemaal niets van. Adieu, j e komt nog wel eens hij me, voor ik ga? Ik geloof, dat mama je nog eens ten eten wou vragen; nu dat hoor je dan wel." Een oogenblik later stond ze op straat en zoo vlug ze kon liep ze voort, al maar voort, denkend aan visites noch stoomtram. Het was als brandde de grond haar onder de voeten: - eerst toen ze buiten op den straatweg was, herademde ze. Hier was 't stiller, slechts enkele menschen kwam ze tegen, Langzaam, met gebogen hoofd, liep ze nu voort, trachtend haar gedachten te verzamelen. Wat was er ook weer gebeurd, wat hadden ze haar verteld O ja, nu herinnerde ze het zich weer duidelijk: dat Erna met van Walden zou trouwen, dat ze al in stilte geëngageerd waren. Erna en van WaldenZacht herhaalde ze hun beider namen, terwijl ze werktuigelijk verder liep met een vreemde ongekende pijn in zich. Plotseling bleef zij staan en een gloeiende blos overtoog haar kinderlijk gezichtje. «Van Walden, Athur," herhaalde ze nog eens, maar nu op een heel anderen toon dan straks, de stem vol oneindige teederheid. De vraag van Emmy had haar de oogen geopend eensklaps besefte zij welk een gevoel haar voor van Walden bezielde. Ze hield van hem. Ze hield van hem meer dan van iemand anders meer dan van Erna, ja zelfs van haar ouders. Niet langer was hij de oudere speelkameraad, zooals hij totnog toe in haar oogen voor haar geweest maar de man die zij boven alles en iedereen liefhad. En hij zou met haar zuster trouwenIeder wist het alleen zij niet; zeker vond men haar nog te kinderachtig om haar een geheim toe te vertrouwen Ze stampte op den grond. Ja daarom zond men haar weg, daarom keek Erna zoo boos als ze familiaar met van Walden was, daarom berispte haar moeder haar om haar gedrag. Allen waren hang, dat ze hem liefhad; voor dat ze het zelfs wist hadden anderen het geraden. Misschien van Walden ook wel en lachte hij nu met Erna over haar dwaze ver liefdheid Ditmaal was het een blos van schaamte, die haar naar de wangen steeg, ze durfde haar oogen niet opslaan, uit vrees dat ieder voor bijganger haar medelijdend zou aanzien. O, dat kon ze niet verdragen dat was te veel! Al haar sluimerende trots ontwaakte terwijl ze stil doorliep den eenzamen landweg langs tot ze de oprijlaan bereikte. Het gezicht der haar zoo welbekende boomen trof haar pijnlijk. Hoe gelukkig was ze hier geweest en nu zou ze blij zijn deze dierbare plaats te verlaten. O weg te gaan, ver van allen, vooral van hem Ze was zoo bleek en stil aan tafel en den verderen avond dat het ieder opviel maar op de belangstellende vragen der huisgenooten antwoordde Anneke dat haar niets scheelde misschien had de drukke dag in stad haar wat vermoeid*. Ze dwong zich om vroolijk te zijn, maar het was haar vreemd zich anders voor te doen dan ze was, dat het haar slecht afging. Langzaam gingen de dagen voor haar voor bij, ze reikhalsde nu naar het uur van vertrek. Meest zat ze stil op de veranda of maakte lange wandelingen met de honden, maar altijd zoo ver mogelijk van van Waldens buiten af. Haar familie meende dat ze opzag tegen de aanstaande scheiding; immers nog nooit was ze zoo lang van huis geweest! Doch steeds trachte het meisje ieder vertrouwelijk gesprek te vermijden, ze ontweek haar huisgenooten zooveel ze kon. Geen vroolijke kinderlach kwam meer over haar lippen, de grijze oogen hadden hun guitige schittering verloren droevig staarde ze voor zich uit. Van Walden zag ze niet meerals hij kwam wist ze hem te ontloopen; angstig vluchtte ze dan weg naar haar kamer of het bosch in, want ze voelde dat ze het niet zou kunnen verdragen hem met Erna samen te zien. Later, dacht ze, zou ze er wel aan wennen, als ze maar eer9t een poosje weg was geweest. Nog enkele dagen en Anneke zon den Oedenrode verlaten. Het was een heerlijk- mooie dag en ze wilde voor het laatst nog eens naar het bosch gaan, dat aan het eind van de heide lag. Met haar grooten zonnehoed op, een paar korenbloemen gestoken in het grijslinnen kleedje, liep ze langzaam door de plaats naar de heide. Ze had den geheelen middag voor zich en ze behoefde zich dus niet te haasten. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1