NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
No. 85.
Woensdag 24 October 1906.
Viji-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BestrfldiDg van het
Stengelaaltje.
Grootmoeders Whistclubje.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoon n«.69.
ADVERTENT1ËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Weet gij wal reup in de rogge is?
Niet? Dan hebt gij misschien ge
hoord van haverreup? Of reup in
klaver en boekweit? En anders weet
gij misschien wat kroef of «dekroef-
ziekte is? Ook al niet? Welnu laat
ik het u dan zeggen.
In sommige onzer land- en tuin-
bouwgewassen, in sommige bloemen,
b.v. in rogge, haver, uien, hyacinten,
boekweit, aardappelen, klaver en lu
cerne leven zekere aalvormige wormp
jes, die tot de spoelwormen behooren,
en stengelaaltjes heeten (tylenchus
devastatrix). Deze stengelaaltjes kun
nen soms in zoo grooten getale in
de planten vóot komen, dat zij een
ziekte veroorzaken, die bovengenoemde
of nog andere namen draagt. Het
stengelaaltje leeft uilsluitend in sten
gels, takken en bladeren, niet in
wortels. Op de plaatsen, waar zij zich
bevinden, zwellen de plaritendeelen
op, de groei in de lengte staat stil.
bet bladgroen verdwijnt en de sterk
aangetaste deelen sterven af. Ook
ontstaan reten en scheuren in de
stengels. Het is echter duidelijk, dat
de verschijnselen bij verschillende ge
wassen zeer uiteenloopen. Liat ik er
eens één in bijzonderheden beschrij
ven. n.l. de reup in de rogge. Gij
zult de ziekte dan wel herkennen,
want zij komt, vooral in die streken,
waar veel rogge geteeld wordt, veel
vuldig voor. De kieming van de rogge
is op de met stengelaaltjes besmette
akkers geheel normaal en men ziet
in den herfst en in den winter meestal
weinig bijzonders aan de jonge rogge-
planten. In het voorjaar vertoont
zich de ziekte. De planten, die aan
stönds zeer sterk worden aangetast,
worden spoedig geel en sterven die,
welke in den beginne slechts weinig
worden aangetast, groeien eerst bij
zonder weelderig, zij hebben een
fraaie, blauwgroene kleur en stoelen
buitengewoon sterk uit en wel vóór
haren tijd. De stengel zwelt van
onder sterk op en de planten zien er
uit, alsof zij een bovenaardschen bol
aan haren voet dragen Verdei hebben
de plantjes weinig worteltjes. De bla
deren blijven gewoonlijk kort, maar
worden soms vrij dik; zij kronkelen
zich, ja worden soms geheel kroes.
De halmen komen meest niet tot
ontwikkeling, De sterk aangetaste
bladeren sterven, of blijven dwerg
achtig.
Hoe moeten wij nu het stengelaalije
of de daardoor veroorzaakte ziekten
bestrijden Er zijn daaromtrentproeven
gedaan, waarvan o. a. een beschrijving
voorkomt in het «Tijdschrift over
Plantenziekten" onder redactie van
Prof. Dr. J. Ritzema Bos. In »het
rapport over het proefveld in den
Nieuwlandschen polder ter opsporing
van bestrijdingsmiddelen tegen het
stengelaaltje, 1905, lezen we o.a.
Het is gebleken, dat men de schade,
die het stengelaalife veroorzaakt, be
langrijk kan beperken, indien men
zorg draagt, krachtige planten te
kweeken. Dit kan men doen door
krachtige variëteiten te kiezen en
door te zorgen, dat de bodem in een
vruchtbaren, vooral stikstofrijken
toestand is, waardoor de planten ge
dreven worden tot krachtigen en
snellen groei. Wij zien bij de op
brengsten der proefvelden een kleine
verhooging tengevolge van andere
minerale bemesting, doch een zeer
belangrijke stijging tengevolge van
een sterke chiligift. Het chilisalpeter
is een drijvende kracht. Deze mest
stof zet aan tot sterken en snellen
groei, en dit geeft den planten kracht
om nieuwe scheuten te vormen, als
de oude door het stengelaaltje zijn
vernietigd. Gedurende den geheelen
groeitijd was do invloed van het chi
lisalpeter zeer merkbaar en ofschoon
deze meststof de ziekte zelve niet kan
tegengaan, zoo is zij zeer goed in
slaat omde gevolgen te verminderen
Verder moet bij de bestrijding van
het aaltje groot gewicht worden ge
hecht aan de vruchtopvolging. In de
eerste plaats mogen haver, klaver,
boonen en erwten of andere aan
tastbare planten niet dan met groote
tus^chenpoozen op een besmet veld
worden gekweekt, zoodat dezelfde
vrucht niet te vaak óp denzelfden
akker voorkomt. Ook mogen twee
gemakkelijk aantastbare'gewassen niet
na elkander verbouwd worden. Dit
laatste geldt stellig voor haver, boonen
en 'erwten, terwijl waarschijnlijk de
aaltjes, uit die gewassen afkomstig
niet zoo'n grooten invloed hebben op
klaver en Lucerne en omgekeerd."
Zooals gij ziet zijn dus de twee
voornaamste bestrijdingsmiddelen te
gen de ziekten van het stengelaaltje
Ie een steike bemesting met chilisal
peter.
2e een rationeele vruchtenwisseling.
De cycloon in de Antillen.
Ook onze bezittingen in de An
tillen schijnen door den hevigen cy
cloon, die daar gewoed heeft, ern
stige schade te hebben geleden.
Een Heuter-telegram uit Willem
stad op Curacao meldt, dat de hevige
regens die daar sedert elf dagen
vallen en die het ergste waren op 11
en 14 October, en vergezeld gingen
van stormvlagen op Curacao huizen,
dijken en plantages vernielden. In de
haven werd een sloep verbrijzeld.
De schade wordt op 30U 000 dol
lars begroot.
Op het eiland Bonaire is volgens
die berichten de hoofdplaats onder-
geloopen verschillende kleine schepen
werden op de kust geworpen waar
van er drie geheel verloren zijn. De
bemanning werd gered.
In Amerika gaat alles in het groot,
ook de rampen en ongelukken. Maar
de statistiek heeft alles overtroffen.
In den jaarkring die afgesloten
werd met 30 Juni 1905, werden
op de spoorwegen in de Vereenigde
Staten 9703 personen gedood en
86,000 gewond. Daarvan waren niet
meer dar. 537 dooden en 10.457
gekwetsten behoorende tot de passa
giers. Typisch voorde Ameiikaansche
toestanden lijkt het, dat 5805 men-
schen gedood on 8718 gewond werden
bij overwegen. Al de overige dooden
en gewonden waren spoorwegambte
naren. Volgens deze cijfers werden
er in dat jaar in de geheele Unie
eiken dag 26 menschen gedood en
238 gewond, tengevolge van de on
veiligheid bij het spoorwegverkeer.
Een schooljongen te Honnef aan
den Rijn zoo vertellen Duitsche
bladen heeft zich voor de geheele
school verdienstelijk gemaakt door
een zeer eenvoudige en toch merk
waardige handeling Hij wist als
iedereen, dat de Keizer die te Bonn
vertoefde ook te Honnef zou komen.
Daar zag het jonge mensch een
kansje op een dag vacantie. Zonder
zich lang te bodenken stapte hij naar
een publieke telephooncel en vroeg
verbinding met het kasteel Schamburg
bij Bonn, waar do Keizer vertoefdo.
(Hallo, hallo ik wou den Keizer
spreken!' Het geval wilde dat de
Keizer, wat zelden gebeurt juist zelf
aan het telephoneeren was De jongen
deed. zijn boodschap zóó Ilink dat de
Keizer er schik in had en gelastte,
dat op den dag van zijn bezoek te
Honnef vacantie zou zijn.
Aan Engelsche bladen wordt geseind
over een ernstig mijnongeluk in
Johannesburg in de Sirniner-East-mijn.
Een mand, waarin 23 Chineesche
mijnwerkers naar beneden werden
gelaten, viel door het breken van den
kabel 1000 voet naar beneden, met
het gevolg dat alle 23 arbeiders werden
gedood.
Volgens een bericht uit Londen
wordt daar verteld, dat Sir Henry
Campbell Banriermann, de Britsche
Eerste Minister, voornemens is de aan
staande Vredes-conferentie te 's-Gra-
venhage bij te wonen.
Het gerucht vereischt nadere be-
DOOR
MARIA VERKERK.
12) Slot.
»Ach Heinrich, zeg dat niet," smeekte ik.
«Hij leeft toch nog heel fideel aan het hof."
«En alléén," voegde hij er aan toe.
«Hij had toch kuDnen trouwen."
«Maar dat heeft hij niet gedaan
«Waarom niet?"
«Omdat hij jou niet heeft kunnen vergeten."
«Maar Heinrich," riep ik verontwaardigd
uit, «je schijnt, wat je vrouw betreft, aan
grootheidswaanzin te lijden."
«Volstrekt niet," antwoordde hij, «ik wil
je wel vertellen waarom ik dat zeg. Voor
eenige jaren had de vorstin een hofdame,
freule von Jenkendorf, een mooi, lief ver
standig meisje en met geld op den koop toe,
en die had zich zoodanig in von Rieben verliefd,
dat zij er ziek van werd. Toen heeft de
vorstin haar lieveling willen helpen, en heeft
von Rieben bij haar laten komen en hem
alles verteld en weet je, wat hij antwoordde?
Hare Hoogheid mocht op alle wijzen over
zijn vrijheid en leven beschikken, maar alleen
niet op dat punt; hij zou nooit trouwen. «En
waarom niet, lieve von Rieben?" moet zij
hem deelnemend gevraagd hebben. «Hoogheid,
omdat ik eens bemind heb, en de ondervinding,
die ik daarbij opdeed, benam mij vöor altijd
den moed, mij de vleugels nogmaals te ver
branden. Nu, wat zeg je er van, Anita?"
«Dat het een hofanecdote is en een per
soonlijke liefhebberij van hem, om ongetrouwd
te blijven, dat zeg ik je, ingebeelde man.
Vertel mij liever, dat je niet meer bros op
mij bent, en toen hij tranen in mijne oogen
zag, zei hij nog slechts: «Je zult er genoeg
onder geleden hebben." En die woorden heb
ik jarenlang onthouden. Ik zocht mij steeds
voor te praten, dat Karl von Rieben voor mij
ongetrouwd was gebleven, maar toch kon ik
mijzelf de mogelijkheid niet geheel ontkennen,
En te midden van mijn geluk, zooals bijv. op
verjaardagen of met Kerstmis, als ik alle
kinderen om mij vereenigd zag, ontstemde de
gedachte aan dien eenzamen man mij altijd
min of meer.
«Zoo hoopte ik hem nog eens te spreken
en hem dan te vragen, of hij mij vergeven
had, en gelukkig was.
«Ik was vierenvijftig jaar, voordat die
wensch vervuld werd. Von Stetten en ik
waren met onze jongste dochter, Isotta, aan
het hof geïnviteerd, het was kort na haar
verloving met Brotterode je weet wel
en toen was von Rieben mijn tafelbuurman.
Een paar oud geworden menschen zagen
elkaar in de oogen, en beiden dachten aan
hun jeugd, en aan dien eenigen dag, waarop
zij elkaar gezien hadden. Ik weet het, kind,
ik werd vuurrood en hij bleek, maar wij
spraken samen zoo goed en zoo kwaad als
het ging.
«Na het diner speelden wij en was hij
mijn partner bij het whist er werd geen
woord over vroeger gewisseld. Toen wij af
scheid namen, kuste hij mij de hand en zei
«Mevrouw, groet uwe lieve woning van mij,
ik zie haar in mijn droom nog dikwijls voor
mij, en von Stetten, die er bij stond, zei ge
heel ongedwongen«U moest ons maar weer
eens komen opzoeken." »Ja" zei ik «als
u er nog wel eens aan denkt, kom dan
en u zult als een goed vriend ontvangen
worden."
«Werkelijk vroeg hij, doch antwoordde
niets.
«Maar zie, den eerstvolgenden Zondag kwam
een rijtuig voor en mijnheer von Rieben
stapte er uit. Het was net op koffietijd buiten
was alles met sneeuw bedekt.
«Wij spraken over allerleimaar een
beetje gedwongen was ons onderhoud toch.
Ik toonde hem de portretten van al mijn
kinderen, behuwd-en kleinkinderen; toen viel
zijn blik op de oude guitaar, die nog op
dezelfde plaats aan den muur hing. En op
het roode lint wijzend, zei hij. «Toen was dat
een blauw, licht blauw. Daarna gingen wij
spelen.
«Van toen af begon onze vaste whistpartij.
Toen ik na den dood van mijn goeden rnan
van Tenkwitz hierheen trok,- woonde von
Rieben al hier, wij moesten nieuwe speelge-
nooten zoeken en vonden die in juffrouw
Walter en in dezelfde persoon, welke toen
meegeholpen had aan deze komedie die zoo
aardig begonnen en zoo ernstig geëindigd was.
Mientje denkt er echter alleen nog aan, als
aan een flauwe aardigheid.
«Op mijn laatsten verjaardag spraken wij
ons eindelijk eens uit en toen vernam ik van
hem, dat hij mij nooit had kunnen vergeten
en dat het oogenblik, waarop hij mij voor het
eerst gezien had, over geheel zijn volgend i
leven beslist had. «Gestorven ben ik er niet
van," zei hij, «maar leven kon ik ook niet 1
meer, lieve vriendin, vandaag mag ik dat toch
wel zeggen, nu wij beiden zoo dicht bij het
graf zijn. Het oogenblik, dat ik u in Stetten's
armen zag vliegen, u die ik ach,
vandaag nog trilt iedere zenuw in me, als
ik er aan denk. Maar meen nu niet, dat ik
mijn geheele leven als een kluizenaar door
gebracht heb, neen daar was ik te gezond
en te levenslustig toe. Ik heb ook nog naar
menige mooie vrouw gekeken, maar de lust
tot trouwen hebt ge me voor altijd ontnomen,
lieve vriendin."
«En wat hebt u hem gezegd, grootmoeder?"
«Ik heb hem na vijftig jaar om vergeving
gevraagd en met hem op vriendschap tot
den dood toe geklonken. Nu ken je de ge
schiedenis van den achtsten Maart, en zul je
je niet meer verwonderen over de blikken,
die hij mij toewerpt, zoo iets vergeet men
niet."
Op den volgenden whistdag, acht dagen
later, vroeg de oude heer, terwijl hij voor
zichtig een rose satijnen paaschei uit vloei
wikkelde en voor grootmoeder op tafel zette,
of zij mij de geschiedenis verteld had.
De oude dame knikt*, hij zette zich neer
en keek mij aan, «niet waar," zei hij plagend,
«zoo iets had ge van grootmama niet gedacht!
Ik ook niet, als ik haar vandaag pas zou
leeren kennen, maar toen toen was ze
ach zoo iets bestaat er niet meer, zoo iets
moois, innigs en aardigs."
«Lieve von Rieben, u bent onverbeterlijk,"
schold grootmoeder, «maar daar hoor ik uw
oude vlam, Mientje Otterstedt komen, en als
u niet oppast, vertel ik haar vandaag nog
het geheim van het huwelijksaanzoek, dat ge
haar deedt. Ik heb den brief nog." En zij
lachte en hij lachte en beiden zagen er tevreden
uit, en ditmaal speelden zij samen, maakten
groot sc.hlemm en lachten elkaar daarbij zeer
eigenaardig toe.