NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad !w"
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
No. 104.
Zaterdag 29 December 1906.
Vijt-en-dertigsle jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Oudejaarsavond.
EENE MESALLIANCE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nnmmers 8 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langeatraat 77. Telephoon n«. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Uren, dagen, maanden, jaren,
Vliegen als een schaduw heen.
Dit roept ons de Oudejaarsavondklok
zoo waarschuwend toe en eigenlijk is
er geen stilstand, geen overgang.
Voort gaan de dagen en maanden,
zij rollen rusteloos voort als de golven
der zee. Toch heeft de mensch behoefte
om op een der mijlpalen van het
leven even te rusten en den blik
achterwaarts te werpen. Wanneer
Sylvester in het middernachtelijk uur
zijn twaalf slagen doet hooren, voelen
wij allen iets als van eene heilige
ontroering. Dit kan ook niet anders.
In elke familiekring worden in een
jaar tijds wonden geslagen, welke
zich bij den wisseling van den jaarkring
weder doen gevoelen. Doch ook het
geluk, den zegen in eiken kring in
een jaar tijds ondervonden worden
eveneens op zulk een tijdstip herdacht.
De verwisseling van den jaarkring
is een groote gedankdag in het huts
gezin en de familie.
Het verleden Wat al herinneringen
roept het ons niet voor den geest.
Wij zien bekende en geliefde plaatjes
terug; wij zien de gestalten van hen,
die wij liefhebben en hoogachten
wij vergeten voor het oogenblik het
heden en luisteren naar de stemmen,
die het verleden ons toeroept. Voor
iedereen is het verleden een rijk ge-
vulden schatkamer, waaruit wij terug-
keeren verheugd of treurig, doch altijd
met dankbaarheid in het hart.
Ons geestesoog ziet weer het ouder
lijk huis, waaraan zooveel herinnerin
gen en zooveel liefde en zegen zijn
verbonden. Thans nu wij ouder zijn
geworden weten wij van den «strijd
des levens" en wij herdenken met
dankbaarheid de leidslieden onzer
jeugd. Wij bewaren die liefelijke herin
neringen als een kostbare schat.
Op den Oudejaarsavond blijft onze
herinnering bij zoo menige plek stil
staan; bij de graven onzer dierbare
dooden, bij de plaatsen, waaraan her
inneringen verbonden zijn van goede
voornemens, van worstelen en strijdon.
Wij denken aan die plaatsen, waar
wij vonden, wat ons liet liefste was
op aarde.
Blijdschap is er in ons hart, wan
neer wij op zulk een Oudejaarsavond
kunnen spreken van een zonnig ver
leden, maar ook van een verblijdend!
heden. Geen leven is er zonder smart,
geen rozen zonder doornen, maar
duizenden zijn er die zich dezen avond
gezegend gevoelen en die voor al het
goede ondervonden een stille dank
zegging uitspreken.
De herinnering is zulk een groote
macht en het verleden kan ons zoo
veel leeren. Het kan onze menschen-
kennis vermeerderen en de kennis
van ons zelf en daarmede moeten wij
ons voordeel doen in de toekomst
Al het schoone is voorbijgegaan,
heeft het ook goede indrukken bij
ons achtergelaten 't Is goed dit
eene te bedenken nu weer een jaar
ten einde spoedt, want weldra zal
1906 in den afgrond der eeuwigheid
verzinken.
Hebben wij onzen plicht gedaan
op het gebied van den arbeid des
lichaams, zoowel als op het werk des
geestes? Hebben wij de ledenen, om
gordt, de lampen brandende gehouden,
gezien naar het doelwit dat zou moeten
worden bereikt?
«Rust een weinig!" roepen wij een
ieder in dezen tusteloozen en gejaag
den tijd toe.
«Overdenk den weg uws levens!"
Toch zijn er helaas! maar al te velen
die zich in deze ernstige ure van de
wisseling des jaars overgeven aan
losbandigheid en hun verstand be
nevelen. En weer in tegenstelling
velen, die behoefte hebben op den
Oudejaarsavond hun licht te doen
stralen, met goddelijke gedachten
bezield met dankbaarheid in het hart
jegens den Gever van al het Goede
het afgeloopen jaar berdenken.
De Oudejaarsavondklok luidtAls
wij geen kinderen meer zijn of als
kinderen ons willen houden weten
wij wat er kan komen, wat er kan
gaan. Wij moeten geen afscheid
nemen van het oude jaar met luttele
hoop, met onverschilligheid.
St. Sylvester roept ons toeVoorbij
Voorbijdoch tegelijkertijd hot op
wekkendVooruit, Vooruit!"
Vooruitden weg op, die leidt tot
alles wat goed, edel, waar en schoon is.
Bemoedigend gaan wij voort, niet
zooals zij, die geen hoop hebben.
Wat zal 1907 brengen?
MorgenMorgen 1
Dag in de neev'len der toekomst ge
huld
Zeg ons, o zeg, wat gij aanbrengen
zult
Zwaait gij den kelk van geneugte in
het rond?
Brengt ge ons den beker van smart
aan den mond?
Is het een bloemkrans, waarmee ge
ons tooit
Zullen het distelen zijn, die zij strooit?
j'tKan zielevreugd of lichaamspijn,
'Geen sterv'ling is er, die het weet
't Kan regenvlaag of zonneschijn,
't Kan feestgewaad of doodenkieed,
T Kan leven of t' kan sterven zijn,
Maar weet geen 's raenschen klein
verstand
Wat morgen hem is weggelegd,
Eén is er, die den tijd omspant
Hij schuift den nevel weg en zegt:
«Ik heb het morgen in mijn hand.
Een Vyfjarig Jubilé.
Üp 24 December j.l. was het vijf
jaren geleden, dat op initiatief van
den Bond van Nederlandsche Onder
wijzers het Centraal Genootschap
voor Kinder- Herstellingsoord- en
Vacantie-kolonies werd opgericht. De
constitueerende vergadering werd
gehouden in Odèon te Amsterdam
onder voorzitting van Air. Kerdijk,
die tot aan zijn dood hoofdbestuur
der is gebleven en aan wien de geheele
zaak der Gezondheids-kolonies en
het Centraal Genootschap in het bij
zonder groote veiplichting heeft.
Een terugblik geeft reden tot groote
voldoening.
Toen de Bond van Nederlandsche
Onderwijzers aan de voorbereiding
van het Centraal Genootschap en daar
mede ook aan de rustelooze piopa-
ganda voor Gezondheids-kolonies be
gon dat was in 1899 bestonden
in ons land een 10 tal vereenigingen
van dien aard Enkelen waren kwij
nende, een zelfs was ontbonden. Al
leen Rotterdam mocht (en mag
nog) met eero genoemd worden.
Vijf jaar zijn voorbij gegaan, 5
moeilijke jaren. Vooral de eerste wa
ren vol zorgen. Telkens weer behoefde
de jonge vereoniging de steun van
den Bond, van de Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen en van het
Nederlandsch Onderwijzers-Genoot
schap.
Een terugblik geeft voldoening.
Het zjjn lieden niet meer 10, maar
ruim 65 plaatselijke vereenigingen
(waaronder 25 afdeelingen van het
Centraal Genootschap), die zich met
het uitzenden van zwakke kinderen
bezig houden.
Het aantal koloniehuizen, expresse-
lijk tot het doel gebouwd, vermeer
derde met zeven. De meeste dezer
kunnen met de beste buitenland6che
tehuizen wedijveren, zoo niet in grootte
dan toch in gerieflijkheid en deugdelijk
heid van bouw.
Verscheidene tijdelijke tehuizen
werden opgericht en geëxploiteerd.
Het aantal in 1905 verpleegde
kinderen bedroeg p. m. 2000. Volgens
ruwe berekeningen is dit aantal in
1906 met ongeveer 300 vermeerderd,
particuliere Herstellingsoorden niet
meegerekend.
Een blik in de toekomst geeft even
zeer reden tot dankbaarheid.
Het eerste Herstellingsoord van het
Centraal Genootschap te Egmond
aan Zee zal weldra voltooid zijn.
De sympathie voor het schoone doel
«hulp aan het zwakke kind" wordt
gaandew eg grooter. En het arbeidsveld
is nog onmetelijk uitgestrekt. Tien
duizenden kinderen wachten op plaat
sing. In een overgroot aantal gemeen
ten kent men de Gezondheids-kolo
nies nauwelijks bij naam.
Het Centraal Genootschap hoopt
eenmaal te beteiken, dat in alle
plaatsen van ons land kinderen wor
den uitgezonden.
Moge bij het 10-jarig jubilé, die
hoop verwezenlijkt zijn
A. C. Bos.
Centrale Bond van Metselaars
en Opperlieden.
Op de beide Kerstdagen werd te
Utrecht de eerste algemeene ver
gadering gehouden van den Centralen
Bond van Metselaars en Opperlieden
in Nederland.
De voorzitter, de heer A. F. Muller
uit Arnhem, herinnerde in zijn openings
woord er aan, dat de Centrale Bond
van Metselaars en Oppet lieden zich
gesteld heeft op het standpunt van
bet Nederlansch Verbond van Vak-
vereenigingen.
Tot leden van het hoofdbestuur
werden benoemd de heeren A. F.
Muller te Arnhem, voorzitter; H. v. d.
Bijlaard te Amsterdam, secretaris;
J. W. van Achteibergh te Hilversum,
penningmeester; D. G. Hendriks te
Ainbem, J. de Jong te Amsterdam,
Tak te Scheveningen en Steenvell te
Rotterdam.
De vergadeting vereenigde zich
met een voorstel van het H B., om
zich aan te sluiten bij het Nederlandsch
Verbond van Vakvereenigingen.
Het beleid van het H B. werd be
sproken en goedgekeurd.
Aangenomen werd het volgende
stiijdprogram
Normale arbeidsdag.
Een loon dat de arbeider in staat
stelt behoorlijk te leven.
Extra vergoeding voor over-. nacht
en Zondagswerk.
Regeling der arbeidsvoorwaarden.
Billijke vergoeding voor onvrijwillig
verzuim en extra vergoeding voor
ongezond of vuil werk, als aan riolen,
beerputten, privaten enz.
Gerieflijkheden op de karweien, als
heldere privaten, tocht- en regenvrije
schaftloodsen enz.
Deugdelijke steiger- en klimmate-
riaal. Toezicht daarop, mede door
middel eener wet of verordening en
voldoende inspectie tol naleving dei-
bepalingen. De inspecteurs te kiezen
uit en door de betrokken vakorgani
saties.
Bepalingen in Rijks-, Gemeente
en Provinciale bestekken, die den
arbeidstijd, het loon enz. der arbeiders
regelen.
Afschaffing van het stukwerk en,
waar het nog niet mogelijk is, rege
ling der prijzen.
Uitbetaling van loon op erkende
Christelijke feestdagen.
Goede arbeidswetgeving.
Te ijveren tegen drankmisbruik.
De statuten werden behandel.1 en
vastgesteld.
Ingekomen waren brieven van in
stemming met de oprichting van den
Bond van de volgende Duitsche vak
vereenigingen: Central Verband der
Maurer en Verband der bange wei b-
lichen Hülfsarbeiter.
Woensdagochend had een open
bare vergadering plaats, waarin door
een tweetal sprekers het doel van
den Bond uiteengezet werd.
Predikant-en Kamerlid.
Dr. J. Th. de Visser blijft gedurende
den tijd, dat bij nu zitting heeft in
de Tweede Kamer, het predikambt
in de Ned. Hervormde Kerk te
Mevr. P. SMISSAERT-BOOGAERT.
9) (Slot.)
ii Denk er aan Robert, dat we vanmiddag
een paar mensclien hebben; we eten om zeven
uur. Ik zal je wel niet meer zien voor het
diner, daar ik eerst visites moet ontvangen".
Terwijl zij langs hem heen de deur uitging, druk
te ze even een lichten kus op zijn donkere haren.
Ze kon het nu met een gerust hart doen,
alles was immers weer goed tusschen hen al
wist hij het zelf nog niet. O, hoe brandde ze van
verlangen hem alles te vertellen, maar dan
zou ze de verrassing bederven, waar zij zich
zooveel van voorstelde,
Onder het ontvangen was ze heel verstrooid,
tersluiks keek zij telkens naar de pendule die
vanmiddag al heel langzaam liep, Maar eindelijk
verdween toch ook de laatste bezoekstermet
een zucht van verlichting stond mevrouw van
Walensteijn op; het was reeds laat en ze moest
zich spoedig gaan kleeden voor het diner. Maar
voor ze naar boven ging nam ze uit een vaas
een heerlijke bouquet witte rozen, de bouquet,
die Robert haar 's morgens had gegeven, en
daarmede ging zij de eetkamer binnen. Bij
Elsa's plaats, naar Robert en tegenover haar,
legde ze de bloemen neer; toen viel haar blik
op het naamkaartje, dat zijzelve geschreven had
en waarop in duidelijke letters «mademoiselle
Elsa Veiting stond. Niet de minste aarzeling
was te bespeuren in het vlotte schrift.
Met een voldanen glimlach keerde mevrouw
van Walensteijn zich om en verliet de kamer.
Zij was een van die vrouwen, die wanneer zij
een besluit nemen, de gevolgen ook met al
het voor en tegen accepteerenze had ja gezegd
en ja zou het ook zijn, zonder voorbehoud en
zonder terughouding. Ze wenschte nu niets
liever dan Elsa's hart te winnen en in haar
eindelijk te vinden de zoo lang begeerde dochter.
Met loomen tred begaf Robert zich naar het
salon zijner moeder. De ouderwetsche staande
klok in de vestibule wees reeds ruim zeven
uur aan en zooals gewoonlijk was hij weer te
laat. Alleen ditmaal was er geen boodschap
naar boven gezonden of mijnheer beneden
kwam om mede te ontvangen.
Reeds klonken de stemmen der gasten hem
tegemoet, zeker was hij de laatste. Hij zag op
tegen dat diner, waar hij mede zou moeten
lachen en schertsen en de honneurs waarnemen
als zoon des huizes, terwijl zijne gedachten bij
Elsa vertoefden en morgen de breuk tusschen
hem en zijne moeder onvermijdelijk zou zijn.
De knecht opende de deur, met een paar
stappen stond Robert midden in de kamer. De
stemmen zwegen plotseling, allen keken hem
vol belangstelling aan. Hijzelf zag rond ver
wonderd en begrijpend dat er iets bijzonders
was, doch niet beseffend wat.
Toen, plotseling, half verscholen achter Mary
van Gelderen en oom Theo, meende hij eene
hem welbekende gestalte te ontdekken, zag hij
de goudblonde lokken, die slechts aan ééne
vrouw konden toebehooren. Maar neen, dat
was zinsbedrog, het kon immers niet waar zijn.
Doch reeds kwam zijn moeder hem tegemoet,
ze vatte zijn hand en bracht hem naar de plaats,
waar hij het heerlijk visioen had meenen te
zien. Van uit haar schuilhoek kwam Elsa te
voorschijn, blozend en stralend van gelnk.
Toen, met een stem, bevend van aandoening,
zeide mevrouw vau Walensteijn terwijl ze haar
hand op de schouder van het jonge meisje lei:
«Robert, moet je je aanstaande vrouw niet
omhelzen