NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
EEN EENVOUDIGE.
BINNENLAND.
fln. 31.
Woensdag 17 April 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
HEEFT DE MORGENSTOND
GODD IN DEN MOND?
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
RureauLangestraat 77. Telephoon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg.l meer 7Vi Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slecht, driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
«De morgenstond heeft goud in
den mond" is een bekend spreekwoord,
doch zou dit altijd waar zijn »In
den morgenstond te genieten en vroeg
op te zijn" is een der pijnlijkste lief
hebberijen, die de menschelijke ver
beelding zich en anderen tot een
genoegen heeft aangerekend, neen,
ook tot een deugd. En waai om een
deugd Moet laat naar bed gaan juist
altijd gepaard gaan met onmatigheid
en verkwisting, terwijl zij die vroeg
op zijn zich het monopolie mogen ver
zekeren van eer en deugd? Zijn er
geen wakkere mannen, die om negen
uur eerst te voorschijn komen? Zijn
er geen wakkere gasten, die eerst
om drie uur en later naar bed gaan
en voor de deugdzame vroeg op
staanders het morgen blad klaar maken?
Doch zoo geen deugd dan toch heet
hst een genot om vroeg op te zijn.
Het goud van den levenslust zal de
morgenstond in den mond hebben.
Vroeg vóór het ontbijt!" Vreeselijke
tijd! Het uur, als de zon vei schenen
is en de krant gewacht wordt, heeft
iets als lood in den mond
Een kilheid en doodschheid omgeven
U in den vroegen morgen. Toen gij
den vorigen avond, bij het vriendelijk
lamplicht of onder de stralen van
het gaslicht uw kamer rondzaagt, wat
zag ze er warm, gezellig uit! En nu?
Het raam staat open en een kille mist
treedt binnen. In den haard is
de dood. De tafel staat niet op hare
plaats. De. stoelen hebben alle tucht
vergeten. Het geheel is meedoogenfoos
verstoord, en er hangt een geest der
nuchteiheid over, die u de illusies
van den vorigen avond ontneemt. Het
is gelijk de overblijfselen van een
vuurwerk in het akelig ware morgen
licht. De dienstboden heerschen onbe
perkt en zijn kort in hun antwoorden.
Een geest des zwijgens is trouwens
des morgens in de meeste menschen
gevaren, en er is zelfs een spreekwoord
tegen het vroeg zingen. De morgen
stond moge goud in den mond hebben,
bij heeft er geen liederen in. Ais gij
over een opgenomen looper gestruikeld
en de werkmeid, die de stoep aan
het «doen" is, goed en wel voorbij
zijt gekomen als gij de verbaasde
blikken en den verrasten groet van
den melkboer, die u voor een spook
houdt, hebt doorstaan en op straat
komt, dan ontmoet gij niemand dan
een zwijgenden wandelaar, die duide
lijk toont dat hij niet aangesproken
wil worden en die, aangesproken, U
doodzwijgt. Men zegt dat het uur van
den maaltijd de beste tijd is om een
gunst te vragen, maar zeker is de
ongelukkigste tijd daartoe het uur
vóór het ontbijt. De betere stemming
slaapt nog, ook al is de ziel aan haar
morgenwandeling of vroege slaap
wandeling.
Maar werken dan toch is goed
en schoon in den morgenIk weet
niet of het niet de moeite loont. Gij
zijl zoodanig opgeblazen van het be
wustzijn uwer voortredelijkheid; gij zijt
zoo vol deugd, dat gij waarlijk onver-
dragelijk zijt voor uwe medemenschen
Gij zijt druk, lastig, twistziek, aan
matigend, praalziek aan de ontbijt
tafel als een man, die ai een halven
dag achter zich heeft Zoo kraait de
haan zijn waakzaamheid uit van het
dak van het kippenhok.
Wat? nu eerst op? Ik ben al om
zes uur op geweest. Ik heb al omge
wandeld en een brief op de post gedaan
en het A. plein omgeloopen enz. En
gij? Nog niet goed wakker, denk ik.
En zoo gaat het door, en bord en
mes, en kop en schotel, alles rammelt
om te toonen welk een eetlust dat
vroeg opstaan geeft, 't Akeligst is als
de eigengerechtigde in al de glorie
van zijn wakkerheid u uit de krant
gaat voorlezen op luidruchtigen toon
en met eenige opmeikingen er bij
zooals een mensch die gewoonlijk
eerst om 11 uur of later kan maken
en aanhooren. Ook zal hij uw oordeel
willen vernemen over queasties, die
nog sluimeren in u en u vervullen
met een gevoel van minderheid, of
schoon gij den vorigen avond laat ge-
werktbebt. Maar bij isvroegopgestaan!
En dat zegt meer, dat is genoeg om
hem uit de hoogte op u te doen neder-
zien. Ach, de man zelf is het bewijs
dat de morgenstond geen goud, maar
mist, stof, ascb in den mond beeft en
dat de wijze geen ongelijk had, die
zeide, dat men niet moet uitgaan en
zich niet moet vertoonen voor dat de
dag goed gelucht en gestoft is.
De Koningin en de Prins zijn
voornemens na het verblijf te Am
sterdam den 29en dezer niet dadelijk
naar het Loo terug te keeren, doch
eerst zich nog voor eenige uren naar
Den Haag te begeven vanwaar de
Vorstelijke personen des namiddags
tegen 6 uur naar het Loo zullen ver
trekken.
Tot dusver bestaat er geen plan
om een vooijaarsreis in het buiten
land te maken.
H. M. de Koningin-Moeder is
voornemens zich Donderdag 18 dezer
naar Het Loo te begeven en Zaterdag
in de Residentie terug te keeren.
Verleden Zaterdagnamiddag heeft H.
M. een bezoek ontvangen van Prins
August Wilhelm van Piuisen.
Oranje-Nassau's-Oord.
De quaestie van Oranje-Nassau's-
Oord is, naar het N. v. d. D. weet
mede te deelen, niet in de doos op
geborgen met de bekende maatrege
len van het bestuur en de daarop
gevolgde collectieve ontslag-aanvraag
van bijna het geheele drrigeerend en
verplegend personeel.
Den 8en dezer maand heeft het
bestuur van Oranje-Nassau's Oord
een onderhoud gehad met den voor
zitter en den secretaris van het
hoofdbestuur der Ned. Maatschappij
tot bevordering der Geneeskunst, en
met twee leden van het bestuur der
Vereeniging tot bevordering van het
Ziekenhuiswezen.
Voorts heeft de afdeelingsraad van
de afdeeling Wageningen der Ned.
Maatschappij tot bevordering der
Geneeskunst de zaak ter hand ge
nomen, nog enkele personen gehoord,
en rapport uitgebracht aau het hoofd
bestuur der Maatschappij.
Nederlandsrhe-Heidemaatachappij
Het toelatingsexamen voor de Cur
sussen der Nederlandsche-Heidemaat-
schappij zal gehouden worden op
Woensdag 24 en Donderdag 25 April
a.s. in het gebouw voor Kunsten eD
Wetenschappen te Utrecht.
Van het groot aantel candidaten,
dat zich bad aangegeven, zijn er ruim
40 uitgenoodigd aan dat examen deel
te nemen.
Eerste hulp bg ongelukken.
In verband met hel toezicht op
fabrieken en werkplaatsen heeft de
regeering het noodig geoordeeld leer
cursussen doen te geven betreffende de
eerste hulp bij ongelukken. Zij kun
nen worden opgericht in fabrieks
plaatsen, mijndistricten, bij groote
timmerwerven enz., en in het alge
meen overal, waar geregeld een groot
aantal werklieden bloot staan aan
bedrijfsongevallen. Inzonderheid moet
er naar worden gestreefd, aan deze
cursussen, die kosteloos gegeven wor
den, te doen deelnemenopzichters,
voorgangers, portiers, zaalinspecteurs,
wachters enz., die geregeld bij het
werk aanwezig zijn, met eentg toe
zicht belast en aan alle werklieden
bekend zijn.
Nadat reeds in enkele plaatsen ge
durende de jaren 1905 en 1900 zulke
cursussen zijn gehouden, die goed be
zocht en met gunstigen uitslag be
kroond zijn, heeft de minister van
landbouw, nijverheid en handel ge
meend daaraan meerdere uitbreiding
te moeten geven en eene vaste leae-
ling te ontwerpen. Te dien einde heeft
hij de vorige maand, onder voorzitter
schap van dr. E. Wintgens, medisch
adviseur bij de arbeidsinspectie te
's-Gravenhage, eene commissie be
noemd, ter voorbereiding en aanvan
kelijke nitvoering van zulk een alge-
meene regeling.
Naar wij vernemen, is tot secre
taris dezer commissie bij onderlinge
keuze der leden benoemd de heer P.
G. Fleischer te Makkum, en beeft
de commissie haar taak verdeeld over
een zestal districten, met dien ver
stande, dat de onderworpen alge-
meene regeling voor allen geldende
zal zijn, doch dat elk der leden zich
meer in bet bijzonder zal belasten met
een of meer provinciën of hare onder-
deelen. De cursussen zullen kunnen
worden aangevraagd, zoowel door ver-
eenigingen van allerlei aard, zooals
afdeelingen van het roode, witte of
groene kruis, gezondheidscommissiën,
gemeentebesturen, werkliedenvereeni-
gingen, als door bijzondere personen,
zooals werkgevers, fabrikanten ge
neeskundigen enz., die zich echter
allen ter verkrijging van subsidiën voor
oprichting of exploitatie moeten onder
werpen aan bepaalde voorwaarden,
door de Re^eering, op voordracht
van de commissie nader aan te geven.
Belanghebbenden kunnen zich voor
het verkrijgen van een cursus in hun
omgeving en voor nadere inlichtingen
reeds thans wenden tot de navolgende
adressen: voor Friesland, Groningen
en DrentheP. G. Fleischer, voor
zitter van bet hoofdbestuur der
provinciale Friesche vereeniging Het
Groene Krui3, te Makkura; voor
Overijsel: dr. H. G. Gooszen, te
Deventer; voor Gelderland: dr. W.
Renssen te Arnhemvoor Noord-
Holland en Utrecht: A. de Leur, voor
zitter van de afdeeling Amsterdam
der vereeniging Eerste hulp bij Onge
lukken, te Hoog-Blaricum, post Laren
(Gooi), en dr. P J. Bamouw, voor
zitter van het hoofdbestuur der Noord-
hollandsche veiw-niyiig Het Wute
2)
Jan gaat met zijn gereedschap weer naar
binnen en na ontbeten te hebben zien we
hem tegen half acht op stap gaan, met een
omslag van zeildoek, nog ledig, onder den
arm. Eerst naar 't agentschap van den Nieuwen-
Rotterdammer om de ochtendbladen in ont
vangst te nemen en nu met 't dikke pak
zijn loop begonnen. Voor hij echter zijne
klanten gaat bezoeken, stapt hij haastig naar
't huis van Dokter Van Heelen, die van acht
tot negen uur «zit" voor fondspatiënten. Er
staan reeds een stuk of wat menschen in de
gang te wachten; fluisterend vraagt Jan: Is
dokter er al?" »Neen" zegt eene juffrouw,
met een doek om 't gezicht, die eene dikke
prop watten herbergt, maar 't zal wel niet
lang duren." Jan zet zich neer op de bank
en na een poosje gaat de deur van dokters
kamer open en klinkt de vraag «wie is de
eerste?" gevolgd door: «kom maar binnen!"
De juffrouw met de watten was de eerste,
zij maakt dan ook aanstalten om binnen te
gaan. «Mag ik voorgaan, juffrouw", vraagt
Jan bescheiden, »'k heb maar even wat te
vragen en ik heb haast." »Wel ja Jan, ga je
gang, mijn ochtend is er toch mee gemoeid"
Jan neemt de pet van 't hoofd en gaat binnen
de dokter voor zijn schrijftafel gezeten, kijkt
op en zegt, «zoo Jan, is 't niet in orde
thuis?"
»Neen dokter de vrouw heeft gevraagd
of Uwe nog eens wilt aankomen. Anna is
weer zoo naar geworden, den heelen nacht
door is ze erg benauwd geweest."
«Zeker Jan, ik kom dadelijk, mijne eerste
visite is bij jou.
«Ja, ziet Uwe ik moet de Rotterdammer
gaan rondbrengen, de vrouw zei, dat ik maar
zoo vrijpostig moest wezen om Uwe nog eens
lastig te vallen."
«Maak maar geen complimenten man, ga
gerust je Rotterdammer rondbrengen, zoo
spoedig ik kan kom ik naar je kleine zien,
hoor".
«Dank U dokter, 't is ook onze eenigste
weet U"
Jan Duit was een goede bekende van Dokter
Van Heelen; hij was 't reeds voordat deze
als geneesheer kennis maakte met het ge
zin van den courantenlooper. En wie kende
in Duinstad Jan Duit niet? Bij jong en oud
was hij bekend, want ochtend, middag en
avond was hij op 't pad; altijd een bundel
nieuwsbladen onder den linker arm, een
oude parapluiestok in de linkerhand en eene
groote houten pijp in den mond. Als cou
rantenjongen was hij zijn loopbaan begonnen
als courantenman zou hij zeker wel 't einde
er van bereiken. Hij was stipt en ijverig, de
goedheid in persoon, doch 't gemis van al
wat maar eenigzins op geestesgaven geleek,
hield hem op den ondersten sport der maat
schappelijke ladder, waar de geboorte hem
plaatste.
Jan was gehuwd en rust en vrede heerschte
in het kleine, kraakzindelijke huisje, door
het echtpaar bewoond. Jan zat onder de plak
zeiden de vrienden, maar hij voelde die plak
niet, want hij was geheel en al de mindere
van zijne flinke vrouw. Zij moest het maar
weten," was Jans gewone zeggen, en zij
wist het ook. Was 't weekgeld gering, ze
hadden 't ruim voor hun doende vrouw
keerde een dubbeltje driemaal om voor ze 't
uitgafgeen cent werd verspild of onnut uit
gegeven.
Ze hadden één kind, een meisje. Op 't
oogenblik was Anna zeven jaar. Zij was voor
spoedig opgegroeid, doch sedert veertien da
gen ernstig ongesteld.
Jan was stipt en ijverig doch als we zijne
deugden willen opsommen, dan moeten we
ook niet verzwijgen, dat hij nederig was.
Éérzucht was hem totaal vreemdrangen en
standen zijn van God geordineerd" dat beleed
en beleefde hij «zich verhoovaardigen" was
zonde, dat had hij al zoo dikwijls in de kerk
gehoord en toch was hij trotsch, trotsch
op zijne Anna. Maar eene enkele maal gaf
hij uiting aan dat gevoel; wat hij dacht op
zijne lange wandelingen door de stad, stond
opgeteekend in een boek met zeven zegelen
want hij praatte op straat met niemand, dat
mocht niet, dan werden de klanten niet goed
bediend en thuis vervulde hij meestal eene
luisterende rol: de vrouw had altijd zooveel
te vertellen.
I Wordt vervolgd/.