nrnuwE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. DE DOCHTER VAN DEN BAANWACHTER Wo. 72. Zaterdag 7 September 1907. Zes-en-dertigste jaargang. a.s. Zij die zich met 1 October op dit Blad abon- neeren ontvangen de tot dien datum versch ijnende nummers gratis. oortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75 Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte De invloed van vleescheien op het volhardingsvermogen. In het Yak Med. Journal van Maart 1907 is een zeer belangrijk artikel verschenen van de hand van Prof. Irving Fisher, hoogleeraar in de politieke economie aan de Yale Universiteit (Vereen. Staten van N.-Amerika), belangrijk te meer dus daar deze studie van objectief-weten schappelijke zijde komt. In het volgende geven we de hoofdzaken^van deze studie weer: Tot dusver heeft de physiologische wetenschap nog zeer weinig aandacht gewijd aan het vraag stuk van het volhardingsvermogen. De aard van dit vermogen, de betrekking ervan tot kracht en vermoeienis, en bovenal de factoren waarvan de volharding afhangt, zijn nauwelijks onderzocht. Zelfs schijnt het begrip van volhardingsvermogen nimmer scherp onder woorden te zijn gebracht. Dat kracht en volharding niet hetzelfde zijn, wordt slechts ten deele erkend. De kracht van een spier wordt gemeten door de grootste kracht die zij een enkele maal kan uitoefenen; haar volharding door het aantal malen dat zij een bepaalde inspanning van kracht kan herhalen. De herhaling van zoodanige inspanning wordt, wanneer niet de wil er een einde aan maakt, beëindigd doordat de kracht der spier zoover verminaert, dat ze voor de herhaling dier inspan ning niet meer toereikend is. Zoo kan de vol harding uitgedrukt worden in maat van kracht- verlies. Zij is verwant aan vermoeienis en slechts door de onderzoekingen over vermoeienis en de vermoeiings-vergiften, door Mosso en anderen verricht, is licht geworpen over den aard der volharding. Het doel van Irving Fisher's proeven was de betrekkingen te vinden tusschen bepaalde dicet- factorcn en volharding, en wel voornamelijk ten opzichte der facturen van eiwit (proteid) en vlecschvoeding. Reeds vroeger werden daaromtrent in bepaalde lijn onderzoekingen verricht, met name de proef met goed gekauwd voedsel, ge nomen met negen gezonde Yalc-studentcn, welke in het vorig nummer van het Yale Med. Journal beschreven werd. De onderhavige proef bestond uit volhardings- proeven, genomen met 49 personen, welke twee verschillende voedingstypen vertegenwoordigden. De proefpersonen konden tot drie groepen ge rekend worden de eerste bestaande uit athleten fewend aan een eiwitrijk en overvloedig vleesch- ièet; de tweede groep waren athleten gewend aan een eiwit-arme voeding zonder vleesch; de derde uit personen die een leven leidden zonder lichaamsoefening en ook gewoon waren aan een eiwit-arme vleesehloozc voeding. Dc proefpersonen waren leeraars en studenten der Yafe-univcrsiteit en voorts dokters, verplegers en beambten van het (vegetarisch) Battle-Creek Sanatorium, waar van de meesten van 420 jaar of wel hun ganschc leven zich van vleesch onthouden hadden. Eerst werden de vleeschetende en vegetarische athleten samen vergeleken; en daar de laatsten in de meerderheid bleven, werden, om de proef te meer sprekend te maken, de vleeschetende athleten gemeten met de vegetarische niet-athleten. Natuurlijk dat de geoefende athleten in het alge meen veel meer volhardingsvermogen hebben dan ongeoefende personen, zoodat wanneer de laatste categorie het toch vermag te winnen, dit een sterk sprekend argument is ten gunste der om standigheid die hen van de eerste groep onder scheidt; en dat is hun eiwit-arm, vegetarisch dieet. Zooals aanstonds blijken zal, hebben deze ver gelijkende proeven inderdaad het resultaat op geleverd, dat degenen, die een eiwitarm vlcescn- loos diëet gebruikten, veel grooter volhardings vermogen hadden dan degenen, die aan het ge wone Amerikaansche dieet gewend waren. Bij gebrek aan een nauwkeurige mechanische meetmethode, werden drie eenvoudige volhardings- proeven toegepastde eerste wasde armen zoo lang mogelijk horizontaal gestrekt te houden; de tweede: diepe kniebuiging; dc derde: been- heffing wanneer de proefpersoon op den rug lag. Al deze proeven w erden in 't bijzijn van getuigen verricht. De meeste proeven zijn gedaan als horizontale armproef, omdat deze het minst hinderlijk in nawerking was. De diepe kniebuigingen hadden soms dagenlang durende pijn en on\ ermogen tot trappcnkïimmen ten gevolge. De eerste vergelijking (arm ophouden) toonde dat de vegetariërs verre de vleescheters over troffen. Slechts 2 van de 15 vleescheters hielden hun armen langer op dan een kwartier, terwijl 22 van de 32 vegetariërs dit bedrag te boven gingen. Geen enkele vleeschctcr haalde het half uur, maar 15 van de 32 vegetariërs overtroffen dezen tijd. Van dezen haalden 9 meer dan een uur, 4 haalden meer dan 2 uur en één meer dan 3 uur. Ten opzichte van diep kniebuigen haalden 3 van de 9 vleescheters een hooger aantal malen dan 325, terwijl dit bij 17 van de 21 vegetariërs het geval was. Slechts één van de 9 vleescheters haalde het cijfer 1000, tegen 6 van de 21 vege tariërs. Geen vleescheter overtrof 2000, doch oij 2 vegetariërs was dit het geval. De uitkomsten van beenheffing toonden weinig verschil. De algemeene resultaten kunnen worden samen gevat in het volgend lijstje: d <D a O u Gemidd. record. 73 «22 a a co -& fc- oo t>. CM C-l Aant.il proof- personen. O O I—I Kniebuigen. Gemidd. record. 73 «22 s «NiO CO <54 CO COC! m Aantal proef personen. oom r—i Arnihouden. Gemidd. record. s 2 2 Offl'Jl 1—1 CO O Aantal proef- 1 personen, i lflC!« Vleeschetende athleten Vegetarische Ongeoef. vegetariërs De vraag blijft nu, of deze cijfers een trouwe weerspiegeling van het relatief volhardingsver mogen der beschouwde groepen van proefnemers geven; en verder, zoo ja, of het aldus gebleken verschil in volharding aan het dieet is toe te schrijven of mogelijk aan een andere factor. Wat de eerste vraag betreft, moet de opmerking van Caspari, in zijn Physiologische Studiën iiber Vcgeterismus gemaakt, onder de oogen worden gezien. Deze beweert, dat de vegetariërs ge woonlijk zooveel geestdrift hebben voor hun be ginselen en zoozeer pogen daarvoor 'propaganda te maken, dat hieraan hun overwinningen op hun vleeschetende mededingers b.v. bij de Duitschc wedmarschen, mede zijn toe te schrijven. In het algemeen moge deze factor van geest drift wellicht invloed hebben, bij de hier be schreven proeven van Fisher was dit niet het geval. Slechts een drietal der vleeschonthouders toonden zich bezield van dezen propagandistischen geest, doch bij verreweg de meesten was het de zucht van den sportman om in een persoonlijken wedstrijd te overwinnen, die hen aanvuurde. Zoo gaven in het algemeen de latere proeven mooiere records dan de vroeger plaats gehad hebbende, omdat de mededingers steeds trachtten vroegere records te slaan. Deze invloed van de rangorde van mededinging kwam o.a. duidelijk voor den dag bij de armproeven bij vegetarische athleten en ongeoefenden. Tegen alle redelijke verwachting in was het record der ongeoefenden hooger (64 tegen 39 min.); doch dit was hier aan toe te schrijven, dat de proeven met de ongeoefenden genomen werden nadat de atlethi- sche records bekend waren. Bij een proefnemer bleek duidelijk hoeveel meer invloed deze zucht om records te over treffen had, dan de zucht om vegetarische propaganda te maken; zijn eerste proefneming gaf namelijk geringe resultaten, doch toen enkele zijner medeproefnemers zijn aanvankelijk record overtroffen, herhaalde hij de proef met onverge lijkbaar mooier cijfers. Zoo bracht hij zijn arm- houden van 9 m. 10 sec. de eerste maal, tot 32 minuten de 2de maal; en diepe kniebuiging van 147 keer de eerste maal, tot 2400 onder den invloed van de zucht om het mooiste record te maken. Een ander eiwitarm proefnemer dacht niet aan vegetarisme, maar had alleen uit redenen van spaarzaamheid zijn vleesch praktisch afge schaft, en was zeer verbaasd toen men meende, dat zijn volharding aan zijn onthouding was toe te schrijven. En toch, terwijl deze factor van mededinging zoo sterk sprak, en deze ten gunste der vleesch eters kwam, die voor 't meerendeel na de vege tariërs aan de proeven onderworpen werden, waren de cijfers der vegetariërs zooveel mooier. De meestal vleeschetende Yale-Creek, waren ook meer gewend lichamelijke ongemakken ter wille van hun wedstrijden te ondergaan dan de vegetarische Battle-Creek proefnemers, die zieh meer uit gezondheidsmotieven hadden geoefend. Het is uit een en ander blijkbaar, dat de vleescheters dichter bij hun volhardingsgrens waren dan de vegetariërs; zooals ook is waar genomen doordat sommigen, door beving, flauw vallen of anderszins, inderdaad de grens van hun uithoudingsvermogen toonden te bereiken. Hoewel dus in 't algemeen geen vegetarisme voorzat om, zooals Caspari deed, het succes der vegetariërs aan toe tc kunnen schrijven, werd opzettelijk moeite gedaan om de vleescheters tot het uiterste te prikkelen; en dit gelukte bij de Yale-studenten door hun college-trots als Yale-athleten te prikkelen bleek als bij moge lijkheid het vegetarische fanatisme zou kunnen zijn. De schrijver vermeldt ook een paar recht- streeksche wedstrijden tusschen een vleeschetend en een vegetarisch persoon, die onder zulke omstandigheden verricht werden, dat de pro paganda factor voor vegetarisme blijkbaar geen invloed had, en die beide ten nadeele van den vleescheter uitvielen. Ook bleek het overwicht der vegetariërs aan het volhardingsvermogen der spieren en niet aan geestdrift toegeschreven te moeten wor den, doordat in de armproef hun piju minder was dan bij de vleescheters. Aardig was, dat een G-jarig zoontje van een der Battle-Creekartsen, die van de proef van zijn vader hoorde, ook probeerde zijn armen uit te strekken en dit 43 minuten volhield, tet hij pijn kreeg en ze zakken liet derhalve nog niet eens tot de grens van zijn volhardingsver mogen. Natuurlijk is er geen sprake van dat dit groote cijfer beinvloed is door vegetarisch fanatisme. Ook was de pijnlijke nawerking bij het diepe kniebuigen bij de vleescheters veel grooter en hinderlijker dan bij de vegetariërs. Ten slotte geeft Irving Fisher ook uit de cij fers van degenen die hun volhardingsyraw be reikten, het bewijs dat de resultaten niet aan vegetarische geestdrift waren toe te schrijven. Dc vraag of mogelijk andere invloeden in het spel waren, die de triomf der vegetariërs konden verklaren, wordt vervolgens ernstig nagegaan. Daarbij blijkt, dat dc kwestie van oefening hier niet de doorslag gaf, omdat dc ongeoefende vegetariërs de geoefende athletischc vegetariërs overtroffen. Evenmin was de overwinning der vegetariërs toe te schrijven aan meer slaap of vrijen tijd. Het voordeel was hier beslist aan dc vleescheters (studenten), terwijl onder dc vegetariërs, en vooral de ongeoefenden, dikwijls weinig gelegen heid was voor rust, vooral bij dc Battle-Creek dokters, waarvan verscheidenen nachtdienst hadden. Evenmin was de overwinning aan algemeenen lichaamstoestand te danken, welke ook bij de vleescheters gemiddeld beter was dan bij de vegetariërs, die, voor zoover zij uit het Battlc- Creek-Sanatorium afkomstig waren, voor 't meerendeel genezen zieken waren en er in 't algemeen minder goed en sterk uitzagen dau hun vleeschetende mededingers. Alcohol en tabak kunnen ook niet de reden zijn van de minderheid der vleescheters, omdat deze, in training zijnde, zich, althans tijdelijk, feitelijk van het gebruik onthielden. En wat frisscne lucht betreft, was ook hier het voordeel eerder aan de zijde der vleeschetende studenten met hun sportoefeningen in de buiten lucht. Alleen 's nachts hadden waarschijnlijk de vegetariërs door hun slapen met open ramen enz. meer frisschc lucht dan de vleescheters. Hoewel deze factor dus niet met zekerheid is buiten te sluiten, is er toch niets dat er op wijst dat hierdoor de superioriteit in volhardingsvermogen van den vegetariërs te verklaren zou zijn. Er is dus alle reden om het verschil in volhar ding geheel aan het verschil in voeding toe te schrijven Nu bestond dat verschil bij dc Battlc- Creck vegetariërs niet alleen in vlecschont houding, maar ook in onthouding van thee, koffie, spece rijen, en verder in hun laag eiwitgehalte. Het is niet mogelijk precies aan te geven welke de betrekkelijke waarde van al deze factoren is; hoewel het schijnt dat zoowel het lage eiwitge halte (0,0950,15 gram dagelijks uitgescheiden stikstof per K.G. lichaamsgewicht) als de ont houding van vleesch beiden een gunstigen invloed hebben. Een verklaring hiervan wordt door Prof. Irving Fisher niet gegeven. Hij wijst el op de theorie van Dr. Haig, en erkent dat gebleken is dat bij de vegetarische proefnemers van Battle-Crcek, die groote volharding toonden, inderdaad de bloeddruk vaak gering was, wat met Haig's theorie overeenstemt. De vooropgestelde beschouwing van vele vegetariërs, dat vlecscheteu onzedelijk, en daarom onhygiënisch moet zijn, heeft vele mannen der DOOR DOERI TINGGI. I. De verdwaalde wandelaar. 2) Nadat de lange trein hem in razenden spoed voorbijgesneld was, zou [de oude Heermans, verheugd, dat zijne dagtaak was afgeloopen, naar binnengaan om met zijne eenige dochter het eenvoudige avondmaal te gebruiken, toen zijn oor eensklaps getroffen werd door een luid geroep. Verschrikt bleef de baanwachter staan en bij het licht der lantaarn om zich heen ziende bemerkte hij op een paar pas van zich af een heer die alle teekenen gaf van groote vermoeidheid. »Man!" riep deze, slaat mij uwe woning binnen tredenik ben verdwaald en door het slechte weer overvallen. Zelfs al wist ik nu den weg te vinden, dan nog zou ik hij dezen geweldigen storm onmogelijk verder kunnen. Laat mij bij u overnachtenik hen door en door nat en tot op het gebeente verkleumd. Alleen door het licht van den voorbijsnor- renden trein heb ik uwe woniag ontdekt. Laat mij binnen en ik zal u rnimschoots beloonen." Verrast op den laten avond in die eenzame heidestreek een vreemdeling aan den overweg te zien, naderde de oude man een weinig en hield hem de flauw brandende lantaarn wan trouwend voor het gelaat en gerustgesteld door het uiterlijk van den verdwaalden heer, zeide hij: Kom binnen, mijnheerzet u bij de kachel dan zullen wij verder zien. Buitendien zou u in het dorp, dat van hier ongeveer een kwartier verwijderd ligt, toch geen onderdak vinden, want logementen zijn daar niet. Van belooning mag geen sprake zijn. Het zou wel schandelijk zijn, als ik bij dit weer, voor wien ook, mijn deur gesloten hield en hem slechts voor geld zou binnenlaten." Met den vermoeiden voetganger die verheugd was een beschermend dak boven het hoofd te zullen krijgen, het kleine vertrek intredende, sloot hij haastig de deur om de koude buiten lucht geen toegang tot de aangenaam verwarm de kamer te geven, daar zich tusschen die deur en het vertrek geen portaal bevond. Zich tot zijne dochter wendende, die beide mannen met groote verwondering aanzag, zeide hijsCornelia hier is een vreemde heer, die hij dit slechte weer onmogelijk verder kan. Hij is op de heide verdwaald geraakt en op het licht van den trein afgekomen om hier hulp te zoeken, zegt hij. Zet nu gauw wat meer koffieen dan zullen wij met elkander overleggen, wat er verder moet gebeuren. Nadat hij had plaats genomen en onder het gebruik van een warm kop koffie, dat hem spoedig door de baanwaehtersdochter was ingeschonken, vertelde de onverwachte gast, dat hij, een groot liefhebber van verre wandelingen, zich dien middag, toen het weer zich nog niet zoo dreigend had laten aanzien, had laten verleiden van Adrecht, waar hij hij den burgemeester logeerde, te voet naar Winkelhuizen te gaan, welke plaats hij tegen den avond had gemeend te zullen bereiken. Op de uitgestrekte heide gekomen, was hij overvallen door het weer, dat steeds slechter werd, en door een of ander ongelukkig toeval van den rechten weg afgeraakt en eindelijk geheel verdwaald. Nadat hij in groote ongerustheid een geruimen tijd op de eenzame heide had rondgedoold, bemerkte Dij aan een aankomende trein, dat hij zich in de nabijheid van de spoorbaan moest bevinden daarop toeloopende had hij den spoorweg- wachter met de brandende lantaarn in de hand voor zijn woning gezien en toen diens hulp ingeroepen Mocht het weer spoedig bedaren dan hoopte hij, dat men hem tot zoolang in het huisje zou dulden en hem op weg naar Adrecht terug zou willen brengen. In het tegenovergestelde geval zou hij dank baar zijn, als hij tot den volgenden morgen zou mogen blijven. Nadat zij het verhaal van den vreemdeling hadden aangehoord spraken vader en dochter af, dat boven op het zoldertje, zoo goed en zoo kwaad als dit ging, een bed gereed gemaakt zou worden voor den onverwachten gast, als hij dit voor lief wilde nemen. Hij zou dan den volgenden morgen, als zijne kleederen gedroogd waren, zijn tocht kunnen voortzetten. Toen de weldadige warmte van de kleine kolomkachel en het gebruik van het een voudige avondeten den vreemdeling weder tot zich zeiven hadden gebracht, toonde hij zich een sympathiek jongmensch, die een gunstigen indruk maakte op vader en dochter. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1