NIEUWS Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Belangrijk Bericht Parijsche Brieven. „DE KAKEMONO," No. 1. Woensdag 1 Januari 1908. Zeven-€D-dertig?*te jaargang. êlSÜÜE?' VERSCHIJNT WOENSRAfi EN ZATERDAG. Door het steeds stijgen van het aantal onzer abonné's zijn wij in staat hen iets extra's aan te bieden. Binnen enkele dagen hopen wij hen geheel gratis, als extra premie, toe te zenden een exemplaar van WILDENBORG, oorspronkelijke roman door prinses Elsa. De handelswaarde van dit door alle bladen en tijdschriften zoo uitnemend gerecenseerde werk is Eén gulden vijftig cent. Onze abonnes en ook zij die zich met den aanvang van het nieuwe jaar op ons blad abonneeren ontvangen dit boeiende boekwerk geheel gratis. DE UITGEVER. OUDEJAARSAVOND. Het 3a.a,xt -van Eueland. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagiblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukkenin te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangeetraat 77. Telephoon no. 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/> Cent. AdvertentiSn viermaal geplaatst worden ileohts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte »Hoe plechtig van den hoogen toren Doet in den sombren, stillen nacht De klok haar twaalf slagen hooren, Een jaar is weer daarheen gevloden En zwijgend naar het graf gebracht." De mensch heeft behoefte oti> op een der mijlpalen in het leven even te rusten en den blik achterwaarts te werpen. Wanneer Sylvester in het middernachtelijk uur zijne twaalf sla gen doet hooren, voelen wij allen iets als van eene stille ontroering. Dat kan ook niet anders. In elke familiekring worden in een jaar tijds wonden ge slagen, welke zich bij de wisseling van den jaarkring weder doen gevoelen. Doch ook het geluk, de zegen in eiken kring in een jaar tijds ondervonden, worden evenzeer op zulk een tijdstip herdacht. De verwisseling van den jaarkring is een groote gedenkdag in het huis gezin en de familie. Het verledenWat al herinneringen roept het ons niet voor den geest. Wij zien bekende en geliefde plaatsjes terug; wij zien de gestalten van hen, die wij liefhebben en hoogachten; wij vergeten vooreen oogenbhk het heden en luisteren naar de stemmen, die het verleden ons toeroept. Voor iedereen is het verleden een rijk gevulde schat kamer, waaruit wij terugkeeren ver heugd of treurig, doch altijd met dank baarheid in het hart. Ons geestesoog ziet weer het ouder lijk huis waaraan zooveel herinneringen en zooveel liefde en zegen zijn ver bonden. Thans nu wij ouder zijn ge worden, weten wij van «den strijd des levens" en wij herdenken met dank baarheid de leidslieden onzer jeugd. Wij bewaren die liefelijke herinnerin gen als een kostbare schat. Op den Oudejaarsavond blijft onze berinnering bij zoo menige plek stil staan; bij de graven onzer dierbare dooden, de plaatsen, waar herinne ringen verbonden zijn van goede voor nemens, van worstelen en strijden. Wij denken aan die plaatsen, waar wij vonden wat ons het liefste was op aarde. Blijdschap is er in ons hart, wan neer wij op zulk een Oudejaarsavond kunnen spreken van een zonnig ver leden, maar ook van een verblijdend heden. Geen leven is er zonder smart, geen rozen zonder doornen, maar duizenden zijn er die zich dezen avond gezegend gevoelen en die voor al het goede ondervonden een stille dank zegging uitspreken. De herinnering is zulk een groote macht en het verleden kan ons zooveel leeren. Het kan onze menschenkennis vermeerderen en de kennis van ons zeiven en daarmede moeten wij ons voordeel doen in de toekomst. Al het schoone is voorbijgegaan, heeft het ook goede indrukken bij ons achtergelaten? 't Is goed dit eens te bedenken nu weer een jaar ten einde spoedt, want weldra zal 1907 in den afgrond der eeuwigheid verzinken. Hebben wij onzen plicht gedaan op het gebied van den arbeid des lichaams, zoowel als op het werk des geestes Hebben wij de lendenen omgordt, de kaarsen brandende gehouden, gezien naar het doelwit dat zou moeten wor den bereikt «Rust een weinigroepen wij een ieder in dezen rusteloozen en gejaagden tijd toe. Overdenk den weg uws levens! Toch zijn er helaas maar al te velen, die zich in deze ernstige ure van de wisseling des jaars overgeven aan los bandigheid en hun verstand benevelen. Ook zijn er in tegenstelling velen, die behoefte hebben op den Oudejaars avond hun licht te doen stralen, met goddelijke gedachten bezield, met dank baarheid in het hart jegens den Gever van al het Goede het afgeloopene jaar herdenken. De Oudejaarsavondklok luidtAls wij geen kinderen meer zijn of als kinderen ons willen houden, weten wij, wat er kan komen, wat er kan gaan. Wij moeten geen afscheid nemen van het oude jaar met luttele hoop, met onverschilligheid. St. Sylvester roept ons toe: Voorbij! Voorbij! doch tegelijkertijd het op wekkend: Vooruit! Vooruit! Vooruit! den weg op, die leidt tot alles wat goed, edel, waar en schoon isl Bemoedigend gaan wij voort, niet zooals zij die geen hoop hebben. Ge werkt en gestreden ten goede, want spoedig kan de nacht komen dat nie mand meer werken kan. Geljjk het gras is ons kortstondig leven, Gelijk een hloem, die op het veld verheven, Wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teer. Wanneer de wind zich over 't land laat hooren, Dan knskthsarsteel, haar schoonheid gaat verloren Men kent en vindt haar standplaats tells nit t meer. Oef! Het is mij gelukt, dank zij talrjjke demarches", die mij zeker een paar schoenen hadden gekost, indien de Paiijsche straten even slecht waren als de Amersfoortsche het is mij gelukt, zeg ik, een séance van de Académie Frangaise bij te wonen. Dat ik correspondent ben van een tiental Nederlandsche en medewerker van een paar Paiijsche bladen qu'est-ce que ga fait? Er zijn te Pa rijs meer journalisten dan in geheel Nederland tezamen. Heel veel meer. Men zou met de journalisten hier de schrijvende alleen reeds; de knip pende komen in deze wereldstad gelukkig niet in aanmerking wel tien Instituts kunnen vullen. Neen, die Btitres" waren niet voldoende om mij toegang te verschatten. Ik moest me ettelijke tochten naar een invloed rijken vertegenwoordiger van bet litteraire deel van Tout-Paris ge troosten Enfin, ik slaagde. Het was de receptie van Maurice Donnay Maurice Donnay acadé- micien zullen eenigen allicht met verwondering vragen. De gewezen poète-chansonnier, die het eerst is opgetreden in den vroegeren »Chat- Noir", dien van Rodolphe Salis, zaliger nagedachtenis? Waren, om- UIT NORMAN HANSEN'S ÏTOEMAN" OF Verhalen uit den Russlech-Japanechen oorlog naar het Deensch. 17) Zooeven hebben wij een paar woorden met elkander gesproken en daarna hebben wij in stilte onze blikken naar zee en naar de verre kusten gewend. Nu zien wij naar de boot met de korten tijd geleden nog vijandige vlag, e* ik vertel hem wat ik in dat vreemde land al zoo gezien hebvan de oude stad op rotsen gebouwd waartegen de zee haar golven beukt, waar ik uit sampans, voor de steenen leeuwen van een eeuwenoude tempel soldaten heb ïien ontschepen. Met gelach en vreugde kreten werden zij door vrouwen gekleed in helkleurige kimono s verwelkomd en medegenomen door stsaatjes en stegen, die versierd waren met miniatuur eerebogen, vol van gekleurde papie ren bloemen. Voor de kleinen poppenhuisjes waren altaren opgericht en overal werd op klaarlichten dag vuurwerk afgestoken, waarvan de vurige sterren en slangetjes zich in witte rook in de lucht oplosten Met zijn welduidende en kalme stem valt de jonge officier mij volgender wijze in de rede: Hoe gaarne zou ik toen bij U geweest zijn. Ik zou zoo gaarne dat volk nader leeren kennen, dat door een noodlottig toeval, en door een handvol hoogmoedige en alles overdrijvende avonturiers voor korten tijd, onzen vijand geworden is, want in het diepst van mijn ziel voel ik mij in zeer vele punten tot hen aangetrokken. Te midden van die dwaasheid, die men oorlog noemt heb ik er dikwijls aan moeten denken Ga meè achteruit: dan kunnen wij een beetje voor den wind beschut, gaan zitten, dan zal ik ti achten U, als ware ik zelf Japanner, zou'n lang schilderij voor te schilderen, waar mede zij de binnenwanden hunner woningen versieren, en die zij kakémono's noemen; zoo heeten ze immers? »Let op, gij zult mijn kakémono zien. »Gij herinnert U nog wel, niet waar, dat de Czaar, onze tegenwoordige keizer in zijn jeugd in Japan gereisd heeft, toen, zooals ik mij voorstel, hij zich ook sterk aangetrokken voelde tot de kalmte en de rust van het Oosten, en dat het toen bij het bezoek aan een tempel weinig gescheeld heeft, of hij was gedood geworden door het zwaard van een fanatieken inlander. Deze gebeurtenis moet gij U goed voor den geest roepen om de beteekenis van mijn bescheiden kakémono goed te begrijpen. Om u de waarheid te zeggen, heb ik mij dat zoo voor den geest gehaald in een zomernacht bij helderen mane schijn, nadat overdag in het gevecht de dood onze bataljons weggemaaid had, zonder dat wij van den vijand meei gezien hadden dan de rook zijner kanonnen en verwarde bewe gingen in de groenende gaolian-velden, de gerst met hooge halmen, waarmede de velden van Mandsjoerije alom bezaaid zijn. »Ik heb mij toen een krijgsman voorgesteld, zooals die van gindsch transport, die aan wal stappend aan het hoofd zijner troepen door die kleine op speelgoed gelijkende eere bogen zal gaan, verwelkomd door een menigte vrouwen, gekleerd in helgekleurde kimono's. Ik stel mij hem dan voor bekneld door het gevoel van de nietswaardigheid van den roem, zoodanig beheerscht en bedrukt door dat gevoel, dat hij van den weg afdwaalt en de eenzaamheid zoekt, en zich van de anderen verwijdert.... Eindelijk zie ik hem als een nederig bedevaartganger weder in den voorhof van een ouden tempel. «Binnen in dien tempel, verheft zich, in het halfduister gehuld, in al zijn verheven majesteit een groot, verguld, neergehurkt Boedahbeeld. De amandelvormig gespleten oogen zijn onbewegelijk op de groote marmeren vloerzerken gericht waarop de zon door de getraliede dakopening kleurige ruitvormige figuren toovert. In de schaduw is een oude priester gehurkt, even onbewegelijk als het beeld van de god: hij heeft een kalen glim- rnenden schedel en de wenkbrauwen zijn uitgetrokken terwijl zijn halfblinde oogen strak op dezelfde zonnige vloerzerken gericht zijn, zoodat zijn blikken en die van het Boedahbeeld zich op hetzelfde punt concen- treeren. »In de door geen enkel geluid verbroken wordende stilte, hoort men op het zand daar buiten zware voetstappen langzaam naderen. Een man komt den tempel binnen. Hij is gekleed als een bedelaar, de schedel is kaal geschoren en de wenkbrauwen zijn uitge trokken. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1