NIEUWE
4
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON
„Op den terugweg naar Heilig Rusland.'
fto. 16
Zaterdag 22 Februari 1908.
Zaveu-en-dertig&te jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Van den Hak op den Tak.
BINNENLAND.
Amersfoortscie Couraa
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Zie zoo, nu bebben we toch weer
een nieuw stelletje ministers met Mr.
Heemskerk als premier of minister
president. Dat dit laatste zoo moest
worden, is uit onderstaand woorden
spel duidelijk te zien
Went Solt
Neliss a n
ld o nburg
Tal g a
b abion
Heems ^erk
Van Swind ren
Beve s
Kol ^man
Mr. Heemskerk's naam loopt dwars
door het ministerie, hij is er de ziel
van Minister Wentholt is van het
9-tal de eenige, die ook in bet kabinet
De Meester zitting had. En dat zonder
hem dit ministerie niet regeeren kon,
ja «afgedaan" bad, wie durft er aau
twijfelen als hij het volgende ziet:
Van Rsalte
~>ock
Veew ens
Van T ts
o.e Meester
Kr s us
Van R ppard
Risk
Of het nieuwe ministerie het met
onze Tweede Kamer zal kunnen vinden?
Lieve lezer, vraag het mij niet:
Keuvelaar beweegt zich niet op politiek
terrein. Maar wilt ge een voorspel
ling hooien van een lezer van «Land
en Volk"? Zie dan deze aardigheid:
K o Iktnan
Ide s ii burg
••■alma
cevers
Nel ssen
We s tholt
ae Marees
H o emskerk
Sabro s
Volgens dezen lezer heeft dus ook
onze huidige Tweede Kamer weldra
«afgedaan
«Afgedaan" heeft misschien ook
zekere Groningsche barbier, die dezer
dagen op aardige wijze een dokter te
pakken had. 't Was een der tweemaal
elf doktoren, die na 5 uur 's avonds
dubbel na 11 uurdnedubbelhonorarium
voor een visite berekenen. Deze liet
zich op Zaterdagavond naar gewoonte
scheren. De barbier knipte bij de
betaling in plaals van één nummer
twee. De dokier keek verbaasd. Ja,r
zei onze barbier, «als ik u noodig
heb na 5 uur, moet ik dubbel betalen
en nu u mij 's avonds noodig bebt,
moet u mijn gaslicht betalen. Ik heb
's avonds meer onkosten dan u en
dan reken ik billijk 2-maal het tarief
en nog niet eens driedubbel."
Dat was dus «Leer om leer", waar
legen onze dokter niet veel kon in
brengen. Of bij er echter meè te
vreden zal zijn geweest? Misschien
heeft hij er, evenals de andere klanten
hartelijk om gelachen, wat in zoo'n
geval het wijste is. Zoo deed ook
een Amerikaanscb dagblad reporter,
die op een goeien dag aan het ministerie
van Buitenlandsche Zaken inlichtingen
kwam vragen omtrent een delicate
aangelegenheid. De onderstaatssecre
taris David Jane Hill, thans gezant
te Berlijn, stond hem te woord, maar
gal hem te kennen, dat de gevraagde
inlichtingen om politieke redenen niet
konden worden gegeven. De reporter
drong echter aan, zoodat Mr. Hill ten
slotte toegaf en de inlichtingen begon
mee te deelen in het Latijn.
«Ik versta u niet", zei de journalist die
geen klassieke opleiding bad genoten.
«Dan zal ik mij nader verklaren,"
sprak de ander, en zei nu hetzelfde
in het Grieksch. Toen droop de lastige
reporter lachende af. De diplomaat
had hem een lesje gegeven. Ja, die
diplomaten zijn gewichtige meuscben
en de diplomatieke portefeuilles zijn
vaak gevuld met de meest geheim
zinnige stukken, waario geen oninge
wijde een oog mag slaan. Toch
beurde dit onlangs aan het station
te Bordeaux met zoo'n gewichtig pak,
dat, verzonden uit Parijs en bestemd
voor den Franscben gezant te Madrid,
van den eenen trein in den andere
moest worden overgebracht. De met
werk overladen beambte had het zware
diplomatieke valies even neer gezet
op de trede van een goederenwagen,
toen plots een rangeerende locomotief
tegen dien wagen aanstootte en het
valles op de rails viel Alge-
meene ontsteltenis! De wagen werd
langzaam weggeiedeu om de kost
bare stukken weer op te rapen
doch wie schetst de verbazing van
het treinpersoneel! Want wat zag
men Allereerst twee prachtige zijden,
iijk vergulde hansworsten, voorts de
heerlijkste bonbons, mooie Kerst
boeken en allerlei kleine luxe voor
werpen, die bestemd schenen voor
de kindei tjes van den gezant, 't Werd
alles natuurlijk met zorg bijeengezocht
en weer in het beschadigde diploma
tieke valies gepakt Dat het
publiek schik bad, is te begrijpen."
Van een ander eveneens schijnbaar
gewichtig geval was de ontkooping
niet minder komisch. Boer Pummel
werd door den dorpsveldwachter aan
gemaand om eindelijk zijn honden
belasting toch eens te betalen. Pummel
vertikte het. Proces-verbaal werd
opgemaakt en Pummel werd in ver
hoor genomen door den officier, die
hem eerst gemoedelijk, daai na streng
toesprak, 'i Bleef ades zonder uit
werking: Pummel weigerde te betalen.
Het koppige boertje komt voor de
rechtbank, waar de piesident waar
schuwde eu dreigde met ambtelijke
gestrengheid, wijst ook op de groote
schande, die Pummel gaat btengen
over zijn vrouw en kinderen. Pummel
blijft onbewogen en veiklaari; Ik be
taal niet." «Maar man, dan kom
je in de gevangenis" «Daar bedank
ik je feestelijk voor" «Maar waatotn
wil je dan geen bonden belasting be
talen?'
«Zie, mijnheer, had u dat nu
dadelijk gevraagd: Wel, omdat ik
geen hond heb!"
Tableau
Keuvelaar.
Een interview met minister Kolkman.
Een redacteur van ,,De Maasbode"
beeft een onderhoud gehad met den
minister van Financiën, mr. Kolkman.
Hij schrijft daarvan o.a het volgende
„Wij brachten mr. Kolkman de
gelukwenschen over van zijn Rotter-
damsche kiezers, en tevens betuiging
van bun spijt, dat zij na de moeilijk
verworven overwinning hem zoo spoe
dig reeds moesten missen Die klacht
had mr. Kolkman ook uit zijn district
Rheden ontvangen, waar zijn kiezers
er sterk op aandringen, dat bij min
stens tot het jaar 1909 hun vertegen
woordiger in de Tweede Kamer zou
blijven, daar hij dat jaar zijn zilveren
jubilé als Tweede-hamerlid zou vieren.
Maar de nieuwe minister heeft 't
onvoorwaardelijk geweigerd, aan een
inconsequentie als mr. Zadok van den
Bergh zou bij zich niet schuldig maken,
en van rechts had men steeds gepro
testeerd tegen een combineeren van
een mandaat als Kamerlid met het
ministerschap gelijk mr. Borgesius en
Lely bebben gedaan.
Het ministerschap beeft mr. Kolk
man nooit geambieerd, hij is nu een
voudig de lesullant van de omstan
digheden .De nieuwe minister lachte
wat over het beweren van de „N. R.
Crt.", als zou bij zijn zetel op hel
departement van Financiën slechts
danken aan het optimisme, waarmee
bij den toestand van 's lands finan
cien placht te beschouwen. Hij ont
kent, dat bij een vei woed tegenstan
der is van elke verbooging van Uirecte
belastingen, maar ais hij vtoeger
minister Harte waarschuwde, tegen
de voorgestelde vijf opcenten op
vermogens en bediijfshelasting, dan
gebeurde dit, omdat naar zijn oordeel
de minister de opcenten niet noodig
bad, en de uitkomst kwam zijn inzicht
bevestigen, want minister Harte hield
drie millioen over. Hetzelfde gebeurde
bij de opcenten, die minister De
Meester doordreef, ook toen verzette
mr. Kolkman er zich tegen omdat hij
ze niet noodig achtte, en minister
De Meester hield het dubbele van
minister Harte over. Was zijn opti
misme dus verkeerd geweest? Ieder
nieuw minister, die voor bet eerst het
bestuur van een departement op zicb
neemt, komt daar natuurlijk als een
vreemde, hij moet zich geheel in de
zaken inwerken.
„Ook voor mij is dat een heele
zorg", zeide mr. Kolkman en leuk
voegde bij er aan toe, ,.ik heb,
uitgezonderd mijn vrouw en mijn
kinderen, nooit meer dan een candi-
daat en een klerk onder mij gebad in
de dagen, toen ik nog notaris te
Didam was, en nu krijg ik opeens een
departement met honderden menscben
onder mijn bestuur".
„Of 't waar was", informeerden
wij, dat het Kabinet onmiddellijk bij
zijn optreden een plan tot grondwets
herziening aan de Kamer zou overlog-
gen? Mr. Kolkman haalde even z'n
schouders op.
„Och", zeide hij, „waar komen zulke
praatjes iiu vandaan? Voordat je goed
en wel zit, moet je aan je nieuwe
begrooting beginnen, en als je die er
door hebt gehaald, staan de nieuwe
verkiezingen voor de deur. Dan moe
ten de kiezers weer uitspraak doen,
of ze van ons gediend zijn ja of neen.
Wij zullen nu rustig en ernstig aan
den at beid gaan, doen, wat we op
onzen weg vinden, en afwachten, boe
de Kamer ons ontvangen zal. Wij zul
len ons best doen om vooreerst met
naar huis te worden gestuurdu
begrijpt dat er mannen zitting hebben
in het ministerie, die zich niet voor
een paar maanden of een half jaar uit
hun positie bebben laten nemen".
Toen moest de minister naar een
UIT NORMAN HANSEN'S sTOEMAN"
of
Het Ixart -van Rusland..
Verhalen lit den Rutslech-iapanechen oorlog
naar het Dcensch.
30)
«Dat God ons behoede voor het bevel dat
ons zou voorschrijven onze medeburgers te
vermoorden
- Dat zij zoo, Hetmanl
En nu, goedenavond, jongelui!
Langzamerhand is onze boot in de grootere
uitgestrektheid der bittere meren gekomen
en opnieuw komt Toeman bij mij staan
~7 Allerlei gedachten gaan mij door het
hoofd, zegt hij, die niets gemeen hebben met
het vertreden van het teeken van de Halve
Maan in het stof, of met het terugkeeren uit
den oorlog met den roem der overwinning;
heel andere gedachten heb ik die mij inge
geven worden door de kleine golfjes, die°de
oppervlakte van het water in het helder licht
der maan doen rimpelen, en door die zandige
oevers daar in de vertehet is mij als voeren
wij weder op onzen Wolga op een zomeravond
bij helderen maneschijn. Gij kent onzen Wolga
toch niet waar? In den zomer gelijken de
zandbanken, die met hun geelachtige kleur
in de grijze en langzaam stroomende wateren
liggen op reusachtige zeemonsters, die uit de
diepte naar omhoog zijn gekomen om zich
den rug in de zon te warmen. In de verte
ziet men aan den zandigen oever een dun
boschje slanke pijnboomen en daarachter de
damp van de door de zon verdroogde steppe.
«En dan op het dek van een stoomboot,
dat bezaaid is met vertrapte zaadkorrels van
zonnebloemen, al die moejiks met hunne
vrouwen en kinderen die languit op den grond
liggen. Het helrood van de rokken en doeken
die de vrouwen dragen vormt een vreemd
contrast met de kleur hunner gezichten even
als met die van de mannen en van de kinderen
die er allen even bleek en opgeblazen uitzien.
Van tijd tot tijd kunt gij plotselinge spier-
trekkingen in die slapende lichamen opmerken
eensklaps wordt een der slapers met een schok
wakker, kijkt verschrikt om zich heen en valt
dan weêr in slaap.
«Want allen hebben in den afgeloopen
winter van den hongersnood te lijden gehad,
en zij weten, dat dat in den komenden winter
weêr zoo zal zijn, en iederen winter, dien zij
nog hebbeD te leven. Nu verbeelden zij zich
in het paradijs te zijn, maar de schrik zit
éénmaal in hunne lichamen. De schrik voor
den winter houdt hen in zijne macht en laat
ze niet meer los. Let ophij vervolgt ze zelfs
in hun droomen!
«Gij kent hun land, gij zijt in hunne over
de vlakte verstrooide dorpjes geweest, die
hoogstens eenige honderden meters van elkander
verwijderd liggen, en allen bevolkt zijn met
ellendige menschelijke schepselen en met
blaffende houden. Gij hebt ze gezien, die
stok, stok oude mannen, die met waggelenden
gang voor hunne hutten loopen, omgeven door
een zwerm van kleine kinderen en tusschen
de hutten de vrouwen met roode doeken om
het hoofd die bezig zijn met zware dorsch-
vlegels het graan te dorschen waar haast geen
korrel uitkomt, terwijl de krachtige jonge
mannen bij de kachel in hunne isba's zitten
te slapen. Want Vodki kunnen zij altijd
krijgen, ook al hadden de molens in de dorpen
niets te malen.
«Je hebt ze in optocht naar hunne door
de zon gebruinde velden zien gaan, de pope
voorup, de heiligen beelden hoog in de lucht
gedragen, gebeden prevelend en smeekend
dat de heilige Elias, de god van den donder,
regen moge zendenen misschien hebt gij er
u toen een flauw denkbeeld van kunnen
maken, wat de honger en de armoede voor
die inenschen is.
«Ik ken er den winter, als de sneeuw tot
aan de ontbloote dakpannen komt waarvan
het laatste busje stroo weggehaald is om nog
een beetje leven te houden in de enkele
paarden, die er nog in het dorp zijn en die
de ontvanger spoedig zal komen opeischen.
Tartaren van de andere zijde der rivier hebben
de dorpen afgeloopen om te vragen om de
beesten, die van honger gestorven zijn en die
geen een orthodoxe moejik aan durft raken.
Zij hebben de doode lichamen naar hunne
dorpen meegenomen en zich er aan vergast.
De isba's die het meest vervallen waren zijn
gesloopt geworden voor brandhout; nu is
dat hout tot het laatste spaantje verbrand
en op de steenen vuurhaarden liggen de
mannen en vrouwen kort op elkander ge
drongen gehuld in hun schapenvachten, die
nog slechts lompen zijn.
(Wordt vervolgd).