NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
4
FEUILLETON.
PETER SABLEWSKY.
No. 25.
Woensdag 25 Maart 1906
Zeven-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
HET VOORJAAR.
Van den Hak op den Tak.
T. D. MULLER MASSIS.
Amersfoortsche Couran
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagiblad 0.75;
Franco per post door bet geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/» Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Lieve LeDte, schenk uw zegen,
Vriendlijk voorjaar, kom, o kom,
Strooi uw bloemen allerwegen,
Breng ons kruid en gras weerom!
Met sterk verlangen hebben wij
naar de Lente uitgezien en deze lang
verwacht, is in praal en pracht ver
schenen.
Wij kregen moed die hagel en-
sneeuwvlagen te doorwor-telen, omdat
een schoon verschiet ons tegenlachte
E'.en als de reiziger moeite en ge
varen doorworsteld om het einddoel
van zijn reis een schoon vergezicht
te hei eiken, zoo getroostten ook wij
ons die storm- en hagelbuien, die
koude en barre dagen want het
voorjaar met al zijn geur en kleuren
was in aantocht; de Winter met al
zijne grimmigheden zou plaats maken
voor de lieve Lente en die gedachte
was voor ons bemoedigend
Voor een opmerkzaam toeschouwer
is de natuur altijd schoon, zelfs in
den barren wintertijd. Beschouw een
dennenbosch, waarover een sneeuw
kleed ligt 'tis indrukwekkend; be
schouw de ijsftguren op de glasruiten
en nog zooveel meer, 'tis schoon
doch het schoonst is de natuur, wanneer
zij ontwaakt uit haren winterslaap.
Dan is het of de gansche schepping
met een tooverstaf wordt aangeraakt,
bloem en blad ontluiken en trekken
hunne bruidskleeren aan. Het is feest
voor de vogels die hun loflied zingen;
bet is feest voor de dieren des velds,
feest voor de huisdieren, die hunne
mulle stallen verlaten om in de groene
weiden zicb te vermeten en te ver
lustigen. Ook voor den raenscb heeft
het voorjaar eene bijzondere aan
trekkingskracht; hij gevoelt zich op
gewekt bij het nieuwe leven, dat zicb
om hem heen openbaart.
'tls dan ook een zalig genot het
zoet van de verjongde natuur te smaken.
En die natuur heeft ons altijd wat
anders te vertellen, wanneer wij er
slechts oog en oor voor hebben. Ga
baar na in welke gedaante zij zich
ook vertoont, altijd zal zij u tot waar
deering tot nadenken brengen.
Het voorjaar roept ons op tot ge
nieten, tot lust, tot arbeid, tot leven,
want in de voorjaarsdagen wijkt het
dorre voor de weelde, de koude voor
de warmte, de duisternis voor het
licht, de rust voor den arbeid, de
dood voor het leven.
De ontwakende natuur is voor ons
een gids ten goedezij spreekt van
de reinste ideeëm van liefde en hoop
Wij vinden in haar geluk en vrede,
m weerwil van de ons omringende
raadselen en donkere wolken.
Maar in de ontwakende natuur ligt
nog een dteperen zin dan alleen een
aansporing tot den stulïelijken arbeid.
Boven het stollelijke gaat het geeste
lijke. De mensch kan bij brood alleen
niet leven. Er is ook een innerlijk
leven en dood zijn, dus ook een inner
lijk ontwaken. Er is een geestelijke
honger, die voedsel draagt voor geest
en hart, een geestelijk en zieleleven,
dat dringt tot arbeid, dat de menschen
maakt tot zaaiers, die er op uitgaan
om te zaaien, al weten zij, dat veel
van het gezaaide zal verloren gaan.
Maar niet alle zaad gaat verloren
of ging verloren. De grootsten, de
besten, de edelsten onder de menschen
hebben niet te vergeefsch geleefd
Hun woorden zijn gebleven en ont
kiemd tot waarbeden, welke tot beden
zijn een licht en troost voor duizenden.
Wees ons welkom, dubbel welkom,
gij heerlijk voorjaar, tijd van opge
wekte vroolijkheid, van bewonderingen
vereering
Wij verlangen naar u, ontloken
voorjaarsbloemen, jeugdig groen,zacbte
zuiden wind, jubelend vogeleuheer!
Laat dan ook dit voorjaar ons op
roepen tot strijden voor alles wat
goed, edel, waar is en schoon. Laat
ons strijden voor dit alles, al is bet
ook slechts in eigen kring, in eigen
gemoed.
»0, kon ik eens zeggen in vrome
[gemoed
Wat wondre dingen de liefde toch
[doet."
Deze woorden kwamen mij in de
gedachten, toen ik las van den hel
denmoed eener moeder, mevrouw
John Philes, bij den vreeselijken
brand in de school te Cleveland.
Onder de ongelukkige kleinen, die
daar voor de oogen der saamgedron
gen menigte moesten omkomen, was
ook de 15-jarige Jenny Philes. Me
vrouw Philes, half waanzinnig van
angst en smart, stak haar dochter
door de smalle ruiten haar hand toe
maar vermocht niet haar kind op te
trekken. Men hielp haar, maar tever
geefs: »Het gaal niet, moeder," zei
het meisje, nik moet sterven." De
vlammen sloegen over de hoofden
der kinderen, het meisje geraakte in
brand, maar de moeder bleef vast
houden en weerde, zoolang zij kon,
deD vlammengloed van het hoofd van
baar lieveling. iO, dank, moeder."
fluisterde het stervende kind Het
waren haar laatste woorden. Men
rukte den moeder van den vuurpoel
en zag, dat haar hand tot op het
gebeente toe verbrand was en
de ingeslagen ruiten een ader had
den doorgesneden. Men moest haar
wegdragen en de geneesheeren weid
den haar hun eerste zorgen.
Een roerende episode, niet waar?
«Tusschen bloed en bloedverwand
Is een band.
Van natuur niet licht te breken:
Van een boom scheurt nimmer tak
Zonder krak,
Zonder zucht of jammerkreten."
En toch, hoe liefdeloos gedragen
zich somwijlen kinderen tegen hun
ouders
Hebt ge gelezen het tragische ge
val te Middelburg, waar een 80-jaiige
man zich door verworging van het
leven beroofde, omdat het leven bij
zijn dochter hem te zwaar viel? Hij
liet een 2-tal briefjes achter voor de
buren, waarvan één letterlijk luidde
nik heb geen leven meer, van mijn
dochter krijg ik geen enkel goed
woord, maar zegt tegen haar 80 jarige
vader bij de minste kleinigheid maar
alles in zijn aangezicht, waar of niet.
Dit valt mij zoo zwaar op 't hart,
dat ik bet opgeef met mijn leven,
Ik ben niet meer."
Wat moet die oude vader geleden
hebben
sLiefdelooze oogen zijn voor het
hart eeo wreede windbevende sluit
het zich voor hun koude."
Ja, er is helaas waarheid in het
oude spreekwoord: Een vader zal
veeleer tien kinderen, dan tien kin
deren één vader onderhouden".
Menigeen, monig kind vooral, mag
nog wel eens luisteren naar de smeek-
stem van onze dichter Beets:
»0 Heb toch lief, zoo lang gij kont.
Zoolang u God den tijd verleent I
Daar komt een dag, daar komt een
[stond,
Dat ge aan een grafkuil staat en
[weent.
Dan knielt ge op de zode neer,
Of ligt wanhopig uitgestrekt.
Helaas 1 uw doode keert niet
[weer 1
Op wat hem voor uw oog bedekt.
Dan kermt gij»Zie nog eenmaal op
Tot hem die bij uw groeve weent 1
Vergeef hem 't leed dat bij u deed
't Was waarlijk niet zoo boos
[gemeend 1"
Geen oor dat hoort, geen oog dat ziet,
Geen wang die meei uw kus ont-
[vangt1
De mond, de doode mond kan niet
Meer zeggenik vergaf 't u lang.
Toch deed hij 't; hij vergaf 't u
[voort
Maar menig bitlre traan vloot neer,
Om u en om dat vreeslijk woord
Maar 't is voorbijhet deert niet
[meer."
Wat meer liefde had zekere Rot-
terdamsche dame ook wel mogen
betoooenZij had in Zwitserland
kennis gemaakt met een paar een
voudige meisjes, van 16 en 17 jaar
uit die kennismaking was een cor
respondentie per ansichtbriefkaart
ontstaan. Daardoor was de lust bij
de Zwitsersche schoonen ontwaakt
Rotterdam met eigen oogen te zien
en ook de kennismaking met de dame
te hervatten. Maar daarvan moest
deze niets hebben. Amicaal en lief
in den vreemde, nu ja, maar thuis,
in Holland, bo maar!
De politie bracht de arme meisjes
in het Tehuis voor Vrouwen onder
dak.
Neen, aan dergelijke hooghartigheid
toonde Christine Nelson de beroemde
zangeres, zich vreemd. Ter maaltijd
gevraagd bij een zeer vermogend
koopman en door dezen binnenge
leid, liet zij eensklaps diens arm los
en wendde zich tot den hofmeester
wiens hand zij greep en wien zij
enkele vriendelijke woorden toevoegde.
Men zag haar verwonderd aan. Toen
zij dit merkte, zei ze: «Als kinderen
speelden wij samen. Het is hem
tegengeloopen in de wereld, en mij
heeft de fortuin begunstigd. Maar
ik mag mijn speelkameraad, nu ik
hem ontmoet onder geheel andere
omstandigheden, niet voorbijgaan
zonder groet."
Die dame bad het hart op de
rechte plaats, en dat mocht ook
gezegd worden van zekeren ouden,
rijken vrijgezel te Milaan, niettegen
staande hij achtmaal over zijn hart
aan verschillende schoonen had ver
loren. Acht malen in zijn leven
droomde bij van huwelijksvreugde,
dat was toen hij bij even zoovele
gelegenheden een huwelijksaanzoek
deed. Maar niet een der acht of
liever zestien handen werd hem
geschonken. Ondanks die acht blauw
tjes verloor hij zijn opgewektheid
nietaan den hemel van den vrijge
zel schijnt spoedig de zon weer,"
Eene Episode uit de martelingen, door
Czaar Peter den Grooten, van
Rusland, de vrijheidlievende
Strelitzers aangedaan,
DOOR
*jel tot gepeinzen en stilte gebeden
noopt die bij haren glans, hare diepste
gevoe ens etl ver|allgens 0f ;n een zacht,
zuiver en doorschijnend lied; of in eenen
zuiveren, wehu>denden toongalm uitstort.
O, Zilveren Maan, hoe °enigen Dichter
doogreZhete nacLVjwoued?Zfme ™ndelin8'
hoopvol hart ontlokt* gt de zuivers™?
raomeen Tot hoe memKen lijder en
m de bange worsteling metJ leven enJ,
spraakt gy van Gods vaderUefd van moej
en vertrouwen en omringdet ali00 de donkere
wolk van ons lijden met uw fijn alg een
kunstig bewerkte kant, gesponnen zilveren
rand I Het hert, doodelijk vermoeid na
de wilde drijfjacht en drinkend uit de door
uw zilver op kristal gelijkende stroomen,
omstraaldet gij het heerlijk gewoel met uwen
glans. Het kind, rustig slapend in zijn wiegje,
omgolfde uw zilver, saamvloeiende tot eenen
aureool, om de slapen van eenen rustenden
Engel!
Uren duurde hun vlucht. Op het laatst
konden de met zweet overdekte paarden niet
meer voort en in eene met hoog gras bedekte,
door statige dennenboomen omringde vlakte,
stegen zij af en bonden hunne paarden vast
die ook tot de rust zich neêrleiden. Nu
stilden /ij hunne honger en dorst, met uit
de stad meégebrachte melk en brood. Geen
hunner sprak een woord. Door een wollen
deken bedekt, vlijden ieder zich, afzonderlijk,
in het lange gras ter neêr en de avondwind
ruischte door de takken en zong een lied
van vrede, terwijl het woelde en worstelde
in de borst dezer vluchtelingen. nünze
slaap zij kort!" sprak Peter maar
reeds was Softe ingesluimerd, de avondster
tintelend boven haar hoofd. Beeld der liefde,
die alles deelt: het grootste gevaar, den
bangsten nood, het laatste brood, den bit
terste dood. Door hunne snelle vlucht en
rechts afhouden, waren hunne vervolgers
hun spoor kwijt geraakt, die zich in een
geheel ander gedeelte van het uren en uren
ver lange Russische woud bevonden.
De nacht was voorbij en reeds vroeg
ontwaakte de dag en kleurde het Oosten
met zacht roode glansen, die langzamerhand
vuriger werden, tot eindelijk, als uit een
bed van rozen, de zon het stralend hoofd
verhief. Vogelen begonnen te zingen. De
morgenwind ruischte melodisch door de
takken van het woud, toen Peter en Softe
uit hunnen slaap ontwaakten. Verkwikt
waren zij door de nachtrust en al stond
hun oog ook droevig, moed en vertrouwen
blonken er toch uit, toen zij de uitgeruste
paarden, die luid hinnikten, tot de vernieuwde
vlucht zadelden. Het eenvoudige ochtend-
ontbijt was spoedig genoten. De waterflesschen
werden gevuld met het heerlijk frissche water
van een der talrijke beken, die het bosch
doorslingerden. De paarden werden bestegen
en voorwaarts ging het nu in gestrekten draf.
Eerst had men nog geluisterd, maar geen
geluid van hen vervolgende ruiters werd
vernomen. Tot dicht bij den middag reden
zij door; nü sneller, dan minder snel en
soms hunne paarden van het heerlijke gras
latend genieten, om hen wat rust te geven.
Dan stegen zij ook voor eenige oogen-
blikken af, om, rustend aan den voet van
eenen machtigen eik, voor een oogenblik
hunne angst en zorgen te vergeten. Zag
Peter, tusschen de reuzige stammen door,
op naar het blauw van den hemel en van
daar in de trouwe, blauwe oogen zijner
Softe, dan was het hem of beider glans en
rust ook hem kalmte gaf en in zijn hart
ruischte een lied.
dBlauw is 't teeken van de trouw;
Blauwe lucht en blauwende oogen
zijn niet van een wolk betogen,
Of zij vlucht voor 't vriendelijk licht,
Stralend van het aangezicht.
Van de hemel en de vrouw.
Beiden roemen lietde en trouw."
Misschien denkt deze of gene lezer. Dat
is wat te overgevoelig voor een forschen,
Russischen boer. Maar ook deze boer had
gevoel en waardeering voor wat elk men-
schenhart van vreugde en ontroering doet
kloppen. Voor de overgave, het volgen en
medelijden van een trouw hart met hen die
vervolgd worden, omdat zij het vaandel der
vrijheid hoog houden en niet verkiezen, de
schandelijke, onteerende boeien der slavernij
te dragen. Wordt vtrvolgd).