NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BUITENLAND. FEUILLETON. PETER SABLEWSKL No 42 Zaterdag 23 Mei 1908. Zevea-en-dertigste jaargang. VERSCHUIMT WOENSDAG EN ZATERDAG. Y. D. MULLER MASSIS. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. RureauLangeatraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Spoorwegramp te Contich. De exprestrein van 8 uur 49 uit Antwerpen is j.l. Donderdag len ge volge van een defect aan de wissel naald of bet niet werken van gezegde naald, of wel het verzuim van den wisselwachter, op de zijlijn van Lier- Turnhout geloopen. De trein van Lier werd circa 50 meters vooruitgedrongen door den aankomenden trein en 4 rijtuigen werden geheel ineengeschoven en totaal vernield. Al wie er inzat werd gedood of zwaar gewond. Het personeel van het station werd onmiddellijk geholpen door de troepen uit de kazerne en door de reizigers van den express uit Antwerpen, die er ten hoogste met een schudding of een buil waren afgekomen. Het noodgeschrei dat de reizigers aanhieven moet alle verbeelding te boven gaan. Alhoewel bet station ver afgelegen is van het eigenlijke dorp en enkel in de nabijheid ligt van bet krijgs- depót, werd het gekerm tot op verren afstand geboord en kwam men van alle kanten toegesneld. De locomotief van den express- trein, een zwaar gevaarte, werd slechts licht beschadigd. Van de vier vernielde rijtuigen van den trein van Lier zijn er 3 van 3e en 1 van 2e klas. Het eerste werk dat gedaan werd was de puinen op zij trekken en er de dooden en gewonden onder uit halen deze werden naast elkander op do kaai van het station neerge legd en in den beginne lagen daar dooden en gewonden naast elkaar. Zoo ver het oog reikte lagen zij uitgestrekt op kussens, matten, enz. Over de lijken lagen dekens uitge strekt en het gelaat was bij elk lijk bedekt. Er word getelegrafeerd naar Ant werpen en dadelijk werd er een hulp- trein ingericht, die benevens een 100-tal werklieden en oversten, uit Antwerpen ook geneeskundige hulp aanbracht, in den persoon van twee geneesheeren van Stuyvenberg- en twee van St. Elisabeth-gasthnis, met alle beschikbare bedienden en wiegen. Toen deze hulp ter plaatse was ging het werk beter bij de hand af en kon de verzorging der gekwetsten beter geschioden. Inmiddels was het nieuws te Ant werpen bekend geworden en ontelbare nieuwsgierigen kwamen per fiets of auto te Contich aan. Het meest gewaardeerd was natuur lijk de hulp der geneesheeren. De reddingswerken gingen toen vlot van de hand, onder de verstandige leiding van majoor Streitz, bevel hebber van het depót. Binnen een uur tijds waren, met de hulp der 100 werklieden, rond half 11 alle lijken en gekwetsten van onder de puinen gehaald. Alleen lag nog het eerste rijtuig op de baan en zag men daar onder nog drie lijken liggen. Het gaan en komen der door sol daten gedragen dooden en gewonden, het gezicht van bloed allerwege, die lijken naast elkaar gelegd, die rij van bij de 100 gewonden, maakten van bet geheel een schouwspel, dat wij wel nooit van ons leven zullen ver geten. Een ooggetuige van de ramp deed aan het Handelsblad van Antwerpen" het volgende verhaal van zijn be vindingen «Rechts van de statie loopen de lijnen op Brussel; links die welke bjj middel eener bilurcatie op Lier wordt gericht. «Ik was dus in den trein voor Lier, in een compartiment niet-rookers, van de 2e klas. Deze trein moest hier wachten op de correspondentie van Brusssel. «Wij hadden behalve de wagons 2de klas, nog een wagon 3de klas van voor en twee of drie van achter, waarin veel werklieden zaten. «Rechts kwam de Irein van Brussel, uit welke een aantal bedevaartgangers in onzen trein moesten overstappen. Er was geen plaats genoeg in de 3de klasrijtuigen, zoodat de stationchef permissie gaf, de overigen in de 2de klas op te nemen. «En zoo kwam het dat eene vrouw mijn compartiment, in 't welk ik met nog een paar andere personen zat, binnen wilde. «Terwijl zij den voet op de trede zette stak ik de band uit om haar binnen te helpen, toen op eens een gekraak, dat duidelijk aantoonde wat schrikkelijke ramp er gebeurde, ge hoord werd. «Alles bewoog rondom mijde schutsels, de plafonds, de zijwanden, alles leefde en de vrouw zat met bet middenlijf gepletterd tusschen den wand van het rijtuig en mijn been, dat ik tot steun had uitgestrekt om baar binnen te helpen. «Alles wat een minuut geleden rondom mij vroolijk leefde, was nu bloedend, vormloos, verpletterd, dood, wat keek ik Van de vrouw hield ik alleen 't doode bovenlijf in den arm. Het andere gedeelte stak buiten. «Het rijtuig moest daarenboven omgevallen zijn, ik merkte dit aan den stand van banken en wanden. Ik zat met het been vast, maar ik leefde, en dat was de hoofdzaak. Er was nu maar quaestie los te raken, wartt wie weet wat er nog kon ge beuren. «Met den eenen voet stampte ik eene, wonderbaar, nog heel gebleven ruit stuk, rukte met geweld den anderen uit de klem en verloor daarbij niets meer dan den zool van mijn ÜDker bottine. «Die bottine bewaar ik mijn leven lang. Hoe ik alleen dat compartiment heelhuids ben uitgekomen, is een waar mirakel. En niet minder hoe ik, te midden van al die brokken, al dat bloed, al die gebroken lidmaten niet stapel gek ben geworden. «Ik moet u zeggen dat ik in mijne ziel de hemel dankte en, gelukkig, omdat ik gered was begon ik, in plaats van te vluchten, mee te helpen om nog gekwetsten te redden, waar deze te redden waren. «Een vriend van mij, die op den trein was, en die te veel aangedaan was om langer ter plaatse te blijven, beb ik naar Antwerpen teruggezonden om mijne huisgenooten gerust te stellen. «Eindelijk was ik te vermoeid en trachtte ik ook naar huis te komen. En bier ben ik en hier is mijn schoen, mijn bebloede manchet Het meerendeel der slachtoffers zijn dokwerkers uit de Kempen, die vruchteloos werk in de stad hadden gezocht en nu weder huiswaarts keerden. De wisselwachtnr is in zijn wanhoop op de vlucht gegaan, maar blijkbaar achterhaald, want een Reufer-telegram deelt mede, dat hij in hechtenis werd genomen De reizigers in den trein uit Brussel werden alleen hevig dooreengeschud, maar bekwamen overigens geen letsel. Handelsblad v. Antwerpen. De gewezen gouverneur, en onder gouverneur, de dokter en de oppas- sei s van de gevangenis te Astrakan hebben terechtgestaan wegens stel selmatige mishandeling van govange- nen, en het proces heeft weder een schel licht geworpen op de beestach tige mishandeling der veroordeelden in Russische gevangenissen. De beschuldiging tegen de beklaag den besloeg negen dichtbedrukte kolommen in de plaatselijke bladen. De gevangenen werden mishandeld, gestompt en geslagen over bet geheele lichaam, met zwaarden, revolvers, steenen en stukken ijzer. De gouver neur had voorts een strafwerktuig uitgevonden, dat de «Bulgaarsche blaas" werd genoemd en bestond uit een langwerpigen zak, met zand gevuld. De daarmee toegebrachte slagen veroorzaakten inwendige kneuzingen en lieten geen uitwendige sporen achter. Een gevangene die niet wilde bekennen en daarmee werd geslagen stierf aan de gevolgen, en de dokter verklaarde dat zijn dood was toe te schrijven aan natuurlijke oorzakenvermoedelijk longtering. Nu zijn de beulen zeiven gestraft. De gouverneur en de onder-gouver neur zijn tot acht jaren en vijf van de opzichters tot vijf jar6n dwang arbeid veroordeeld. De dokter is ontzet uit zijn ambt. De oudste soldaat der wereld is waarschijnlijk een Rus, onder-offi cier Budnikof, die 128 jaar oud is. Hij trad in 1795 in den ouderdom van 15 jaren in dienst bij bet lijfgarde huzaren-regiment en was langer dan 80 jaren in actieven dienst. In dien tijd maakte hij alle oorlogen mede: hij streed tegen Napoleon in 1812 en behaalde toen het Georgekruis voor dapperheid in latere oorlogen heeft hij nog 40 ridderorders en medailles verworven. Kutusof en Skobelef heb ben hem gekend en zijn dappeibeid geprezen. Sedert 1877 is hij gepen- Eene Episode uit de martelingen, door Czaar Peter den Grooten, van Rusland, de vrijheidlievende Strelitzers aangedaan, DOOR 23) Zoó ziet men dikwijls in een bosch, waar de vernielende orkaan duizende stammen heeft vernietigd en ter aarde gebonsd, een enkele boom, wel van kroon, takken en bla deren beroofd, maar met zijne wortels toch nog in den grond staande, de ontkroonde kruin ten hemel beuren. Gewond, eenzaam, en toch als hij 't kon, de wolken en stormen doorborend, om, hoog, hoog boven hen, een straal van licht en troost te zoeken. En zeker: die lichtstraal zal, al weten wij, men- schen het niet, toch wel een énkele hebben bereikt. En iets van een Vrede, hooger dan de aarde met hare duizend verschrikkingen en ellenden, zal een biddend hart hebben doorstroomdzooals na lange en uitgedroogde hitte vaak éen énkele, krachtige regenbui wat ten doode gedoemd scheen, doet herleven. Sommigen trachten, de ter dood verooreeelden nog even te zien, toe te spreken; de hand tot een laatst vaarwel te reiken. Maar het werd hun onmogelijk gemaakt. Het streng bevel luidde: geen bloedverwant of vriend, mocht hen toespreken. Gekneveld door soldaten; niet in eenen wagen, maar te voet, treedt Peter Sablewsky aan. Zijn gang is rustig. Even als zijn blik. De sporen van lijden staan op zijn edel gelaat geschreven. Maar 't is, of, op dezen somberen herstmorgen, door hunne teekens heen, iets van een glans speelt. Hem ziende, meent men de zee te zien, als de woedende storm heeft uitgebruld. Rondom hem gieren de lasterkreten. Maar het deert hem niet. Hun ijselijk loeien wordt gebroken door de rots van het geduld en zijn ver trouwen op God. De zoon der Vrijheid ziet in dezen nacht haar beeld verrijzen. Het gelaat van Sofie speelt er in. En onu glanst er iets van een lach om zijne gesloten lippen. Haar te zien nu hij gaat naar den dood zijn Vaderland te aanschouwen, nü nog door overmoed vertrapt maar eenmaal vrij zijn land, van der wereld, vrije volken het Laatste maar nü nü het Eerste geworden, vooraan in de rij der volken! Van het Vrije Nederland, waar Czaar Peter den scheepsbouw leerde en de scheepstimmerwerven bezocht, had hij in zijne jeugd gehoord, Hij had er van ge hoord maar begrepen had hij Jt niet. Nu is 't hem, of de schellen vallen van zijn oogen. Zij stralen, gelijk soms, op eenen benevelden herfstmorgen, de zon de nevelen scheurt en goudglans giet op droomende boomen en weiden. Was deze man een Profeet, of was hij een Martelaar, deze met ketens beladene? Was hij de Voorbode der Vrijheid, deze een voudige boer, nu dragend de boeien, maar om die straks door zijn ontwaakt volk in een zwaard te zien versmeed; een zwaard, dat overmoed zal vergruizelen en uit de puin- hoopen van geweld een gebouw zal stichten, waarboven het in gulden letteren geschreven staat: «De Vrije volkeren gaan voor allen?" En Czaar Peter de Groote ziet Peter van Kasan, onverwrikt, rustig, ter dood gaan. Een oogenblik heeft het oog van den trot- schen heerscher op de gestalte van den ge- knevelden boer gerust. Er waren er, van zijn hofstoet, die later fluisterden, dat de trotsche Czaar een oogenblik zijne oogen had ge sloten voor den gloed, flikkerend uit de oogen van zijn naamgenoot. Maar dit is zeker: van dit oogenblik ai aan, zag Czaar Peter de Groote, over dag, in de stilte van den nacht, onder vreugdeliederen, in 't een zaam en in 't openbaar; waar hij den vijand bestreed, of rustte op zijne lauweren, overal hémHém dreigend, voor hem staan. Hem, reuzengroot oprijzen, als een zon, die aan de kim verschijnt, grootsch enkel licht ■uitstralend; al de sterren overstralenden glorievol het pad, door wolken en schaduwen heen, betredend. Het was het beeld der Vrijheid dat, als een bliksemstraal, viel in de ziel van den trotschen Czaar. Het zette die in vlammen, die haar verteerden. Op zijn sterfbed stond dat beeld, dreigend, voor hem. Czaar Peter durfde het niet aanzien. Maar het bleef bij hem staan. En op zijn marmer- koude graf zette het zich, als een Wreker, neer. Als Wreker, ja, van de tyrannie! Maar ook als schutsengel van een straks uit zijn doodslaap oprijzend, grootsch volk! Men voerde den gevangene naar den worg paal, die reeds aan duizenden het leven had gekost. De strik werd om het hoofd van den jongeling gesnoerd. Hem wachte de dood. Bijgeloovige Russen vertelden dat, op dat oogenblik eene gedaante men meende er een Engel, met bliksemende vleugelen, in te zien om de paal had gezweefd. De groote doo- denklok van Wassili bromde met hare doffe slagen. Een blik sloeg Peter op het kruis, waarboven, door de nevelen heên, de zon een glans van glorie weefde, toen naar de zon men liet den martelaar los de dood kwam. Voor een oogen blik zweeg de klok van Wassili en alleen de Zon scheen op het roode plein van Moskau. EINDE.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1