NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No 86. Katerdag 24 October 1908. Zeven-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Van den Oak op den Tak. BUITENLAND. Plaatselijk Nieuws. DOCTOR JOZEF. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLaugestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte „Hoor! in het ruischcn der gceldorrc blaadren Spreekt ons een stem van verlangen en hoop: Hunkren naar rust, dat in dagen van strijden Sterk en gedurig ons harte bekroop." Mij dunkt, zulk een verlangen en hunkeren naar rust zal ook de on derwijzer wel kennen, die daar te Eemnes als hoofd der school 40 jaren achtereen aan de opvoeding der jeugd arbeidde, waarvan vele jaren geheel alleen staande voor 80 a 100 kinderen. Hij werkte met noeste vlijt zoo vertelt een oud-leerling en staat algemeen als een uitstekend onder wijzer aangeschreven. Wat een arbeid en wat een zegen kan er van zulk een man, die in bescheidekring werkte, in al dien tijd zijn uitgegaan, waar, hij boven dien nog de Ëemnesser boeren met raad en daad bijstondHoe zal men 's mans verdienste prijzen en waar- deeren Zoo zoudt ge denken, niet waar lezer? Maar och, ge kent het spreek woord van de paarden en de haver. Nog erger ging het den man, dan hem, geteekend in de volgende dicht regelen „Hij had zijn leven lang gevlast, De lobberd (noem hem toch geen kwast), Op een of ander kruisje; Hij had het, dacht hij (en zoo was 't), Verdiend reeds lang, maar 'twas hem vast Ontgaan door een abuisje". Doch zie, daar wordt het zestig jaar, Dat hij getrouw als ambtenaar Veel rangen door mocht zwerven; En „beter laat dan nooit" voorwaar! Hij krijgt een ridderkruis nu maar Komt kort daarna te sterven!" Dit laatste hopen we van den heer Staal te Eemnes niet, maar de waar- deeiing, welke hij van de zijde der vroede vaderen ondervond, was werke lijk zuinig. Het Dagelijksch Bestuur stelde voor den jubdaris een enveloppe met honderd gulden aan te bieden. Kun je begrijpen! Wat kreeg een boer als hij 40 jaar boer was geweest, niemendalDus waarvoor zou dat hier noodig zijn I Een leuningstoel, nu ja, dat zou nog kunnen; zoo'n ding was misschien nog wel uit de tweede hand te koopen. Weet je wat zei een ander die een onbetaalbaar idee^kreegGeef de halft!" Dat was een oplossing, 't was nog wel een handvol geld, waar je niks voor kreeg, maar allo! Burgemeester en Wethouders zouden het zaakje wel opknappen. Zij hadden echter buiten den waardj gerekend, den onderwijzer zelf. Deze had alles vernomen, wat er op het gemeente huis over hem gesproken was, en „Meester, met den Raad begaan, Nam 't offer van dien dag niet aan.'1 Een plaatselijk blad spreekt nu van neen trotsche onderwijzer," wij zouden echter willen schrijven: een fier onderwijzer. Gelukkig dat de man nog zichzelf weet te respecteeren, waar blijkbaar zijn omgeving, althans een deel er van, niet kan. Dat is toch eigenlijk het beste; wie bij alle mis kenning voldaan mag zijn over zich zelf, heeft het hoogste bereikt en zijn arbeid is gezegend. Toch blijft het treurig, dat zoovelen worden miskend, 't zij door domheid en vooroordeel, of door naijver en afgunst. Wat zijn daardoor vele levens die zoo mooi en gelukkig hadden kunnen zijn, verwoesthoe menigeen is daardoor ontmoedigd en geknakt hoeveel talenten zijn niet tot ont wikkeling gekomen O, als al de lof en jubel, al de sympathie en waardeering, al de geestdrift en verrukking, al de dank baarheid en hulde, al de eerbied en vereering, welke zich in den loop der tijden hadden moeten uilen, maar door misrekening zijn teruggehouden, als dat alles eens op zeker oogenblik tot een uitbarsting kwam, wat zou dat een vreugdebetoon, een geklap en geplofpaf zijn, slechts geëve naard door dit vervaarlijk geklap, waarvan Spurgeon gewag maakt in zijn Praatjes van Jan de Ploeger, als bij rijmt: „AJs alle zeeën eens waren één zee, Wel wat een zee zou dal wezen! Als alle boomen eens waren één boom, Wel wat een boom zou dat wezen! Als alle bijlen eens waren één bijl, Wel wat een bijl zou dat wezen! Als alle mannen eens waren één man, Wel wat een man zou dat wezen! En als die groote man dan kwam, En hij dien grooten slagbijl nam, En hieuw daarmee dien grooten stam, Zoodat hij door één cnkle SDeê Neerplofte in 't hart dier groote zee Als dat gebeurde, o jemenie mijn, Dat zou me nog eens een plofplaf zijn! Zulk een plofplaf hebben we tot heden gelukkig niet vernomen en zal naar mcnschelijke berekening wei nimmer vernomen worden, zoomin als de uitbarsting hierboven bedoeld. Maar als ieder onzer zich nu eens ernstig voornam om in 't vervolg een open oog te willen hebben voor 't goede in zijn kring, zijn omgeving, te zullen aanmoedigen, wat aanmoe diging verdient, te waardeeren wat waardeering waard is, o, wat een andere wereld zou het dan zijn Gerechtvaardigde zelfvoldoening is heerlijk, maar zonder waardeering kan ook niemand leven. Huwelijksvoltrekking aan het Prnisische Hof. Men schrijft aan 't nHandelsbl." Donderdag beeft in het keizerlijk paleis te Berlijn de burgerlijke en kerkelijke voltrekking plaatsgehad van het huwelijk tusschen prins August Wilhelm en prinses Alexandra Vic toria zu Holslein Glücksburg. Wij laten hieronder nadere bijzon derheden omtrent het verloop dier plechtigheid volgen De koninklijke familie benevens de vorstelijke gasten kwamen te 41/, uur in de keurvorstenzaal bijeen met bet bruidspaar en keizer en keizerin, den hertog en de hertogin Friedrich zu Schleswig-Holstein, den groother tog van Oldenburg, den kroonprins en de kroonprisses, prins en prinses Eitel Fritz en de andere broeders en zusters van het bruidspaar, de overige genoodigden in de nabijgelegen galerij. De hoogwaardigheidsbekleeders van het Hof begaven zich naar de konings kamer en de roode zaal. Zoodra de keizerlijke familie bijeen was, plaatste de keizerin in de Cbineesclie zaal de prinsessenkroon op het hoofd van de bruid. Terwijl het burgerlijk huwelijk werd voltrokken door den minister van hot koninklijke huis, stelden de hofbeambten zich op voor den stoet. Zoodra de keizer het bevel had ge geven, dat de kerkelijke plechtigheid zou beginnen, geleidde de ceremo niemeester graaf Eulenburg de gasten naar de plaats, die zij in den stoet zouden innemen. De stoet bewoog zich door de rid derzaal, de schilderijen galerij en de witte zaal naar de kapel. De opper- hofprediker Dryander en de hof- en domgeestelijkheid ontvingen hetbruids- paar bij de aankomst in de kapel en geleidden het naar het altaar. Prins August Wilhelm ging staan ter rechterzijde van de bruid. De gasten vormden een halven kring om het bruidspaar en daarop zegende ds. Dryander het huwelijk in. Op het oogenblik, dat de ringen gewisseld werden, werden door een batterij van bet gardeveldartilleiieregiment drie maal 12 kanonschoten gelost. Nadat de geestelijke den zegen had uitge sproken, ging het keizerlijk paar met de overige feestgenooten in dezelfde volgorde als bij den intocht naar den uitbouw van de schilderijengalerij om daar het jonge paar hunne geluk- wenschen aan te bieden. De hofbeambten stelden zich intus- schen in de witte zaal op voor de difileercour. De stoet begaf zich alsdan weder naar de witte zaal. Het keizer lijk paar en de jonggehuwden namen plaats onder den troonhemel. De andere vorstelijke personen schaarden zich rechts en links van den troon. Daarop begaven zich alle genoodigden uit de kapel naar de witte zaal en defileerden daar voor den keizer en de keizerin. Nadat het défilé geëindigd was, kondigde de opperceremonie- meester het begin van het souper aan. Door de schilderijengalerij begaf zich het keizerlijk paar met zijn gasten naar de ridderzaal, waar het galamaal plaats vond. Het bruidspaar nam plaats aan het midden der tafel, de keizer ter rechterzijde van de bruid. Onmid dellijk na de soep, bracht de keizer een heildronk uit op de jonggehuwden en daarna kregen de dienstdoende heeren verlof zich te verwijderen. Na afloop van het souper verzamelden de vorstelijken personen zich weder in de ridderzaal en namen keizer, keizerin en bruidspaar weder plaats onder den troonhemel. De overige vorsten en vorstinnen gingen staan ter rechter- en ter linkerzijde van den troon. De keizer gaf toen den opper maarschalk bevel den fakkeldans te doen aanvangen. Toen deze dans afgeloopen was, plaatsten zich de pages met de fakkels voor den stoet, die de jonggehuwden begeleidden tot aan de voor hen bestemde apparte menten, waar zij zich gereed maakten voor bet vertrek naar Hubertusstock. Hier werd de prinsessenkroon weder aan den beambte van de huisschat ter hand gesteld en ging de plaats vervangende opperhofmeesteres over tot de verdeeling van den kouseband. Daarna kreeg de hofhouding verlof zich te verwijderen. Agenda van de openbare vergade ring van den Raad der gemeente Amersfoort op Dinsdag 27 October Uit het Zwecdsch DOOR 2) SOPHIE ELKAN. »En welk vak is dat?" "Zoölogie." ';Nu, daar kan ik hem alvast niet op brengen. Zoölogie! Ik ben daar oliedom in, dat moet je toch wel weten." »Je behoeft ook over geen zoölogie met hem te. spreken; maar dat zal-je toch doen, als ik mij niet geheel en al in je vergis." Ik verklaar u, dat Philip bij oogenblikken schandelijk is. Doctor Sylvius werd aangewezen om mij naar tafel te geleiden. Hij was in alle op zichten onmogelijk. Hij voegde mij geen woord toe en zoodra ik iets tot hem zeide, dacht ik dat hij eene beroerte krijgen zou, zoo rood werd hij. Onder het eerste gerecht deed ik zoodanig mijn best, dat hij tot beda ren kwam. Onder het tweede was hij geheel en al kalm; onder het derde stortte hij de sauskom over mijn japon. Het ware mij na tuurlijk aangenamer geweest, indien Philip's vriend zich handiger had betoond. Ik had dat toilet voor het eerst aan en Philip en ik waren het pas eens geworden over het feit dat het mij uitstekend stond. Maar toch begrijpt gij, dat ik het zooveel mogelijk als een onbeduidend iets opnam. Dat zou ik in elk geval gedaan hebben, maar ik deed het nog veel meer, toen ik zag hoe doctor Jo ik meen doctor Sylvius het zich aantrok. Ik beproefde zijne gedachten van het gebeurde af te leiden; maar de vlek hypnotiseerde hem bijna geheel en al. Hij bleef er op zitten staren en zeide telkens opnieuw: "Wat ben ik toch lomp geweest! Is die mooie japon nu voor goed bedorven Kunnen wij er niets aan doen?" "Ik zal er naar omkijken, zoodra ik thuis ben," gaf ik ten antwoord. "Buitendien zal de vlek er wel uitgaan met water. Zie maar, zij is al lichter geworden en wat uwe kleine onhandigheid betreft, die kan iedereen over komen. De eerste maal dat ik mijn man ont moette, wierp hij een glas rooden wijn over mij en Philip i9 niet lomp." Zijn gelaat klaarde op. "Ging die vlek er uit?" vroeg hij. "Dat geloof ik zeker. In elk geval is dat sedert lang vergeven en vergeten." Hij keek mij aan met eene verlegen, grap pige uitdrukking en ik raadde dat hij dacht: "Ja, maar Philip trouwde met u en dat kan ik niet doen." Het was slechts eene onuit gesproken gedachtetoch was ik er volkomen zeker van en geloof ik nog altijd vast dat dit hem door het hoofd ging. Thans bleef mij niets anders over dan over zoölogie te spreken. Ik deed het werkelijk uit goedhartigheid. Het is allesbehalve pleizierig, wanneer men over allerlei onderwerpen praten kan, juist dat uit te kiezen, waarvan men geheel overtuigd is ongeloofelijk dom in te zijn en op den koop toe niet het geringste belang in stelt. Gij weet hoe weinig verstand ik bezit van dieren. Maar hier was het een noodzakelijk kwaad. Zooals het nn stond, kon het niet voortduren. Hij zat maar onafgebroken op de vlek te kijken, dat werd op den duur onaangenaam. Dus begon ik te spreken over den zoölogischen tuin te Londen, over de neushorens, meen ik, en de lama's. Maar dit laatste was al heel ongelukkig gekozen. Ik vertelde hem dat een lama naar mij spoog, toen ik langs kwam, en dat herinnerde hem aan de vlek. Daarna hield ik mij aan den neushoren, als volkomen on schadelijk en toen werd zijne belangstelling opgewekt, werd hij interessant, ja ik verzeker u, heel interessant zelfs. Hij sprak over alle mogelijke dieren, hunne gewoonten en levens wijze, wat zij dachten en voelden. Hij toonde zich bepaald welsprekend. Gij schudt het hoofd. Ja, ik weet wel, hij is dat anders niet; maar ik weet ook dat, wanneer ik dat eenmaal teil, ik het meest verborgene, het beste wat in den mensch huist te voorschijn kan roepen. En indien de menschen van mij houden, is het alleen daarom. Men houdt altijd van degenen, in wier gezelschap men het voordeeligst uitkomt. Dat is bovenal het geval met verlegen mannen tegenover vrouwen. En dit deed zich ontegenzeggelijk voor bij doctor Sylvius. Nooit te voren was bij tot de ontdekking gekomen een alleraangenaamst mensch in gezelschap, een echte causeur te kuDnen zijn. En nu hij eindelijk deze ervaring opdeed, gevoelde hij er zich door gestreeld. Na tafel volgde hij mij naar eene kleine lichtblauwe kamer. Hijzelf nam daartoe het initiatief; hij wilde mij een plaatwerk toonen. Ook al ware hij de meest volleerde Don Juan geweest, had hij dit niet met fijner oplettend heid kunnen doen. Heel den verderen middag legde hij beslag op mij, week geen oogenblik van mijne zijde. Hij sprak voortdurend. Hebt gij niet ongemerkt, dat wanneer zeer stille lieden eenmaal aan het praten geraken, zij nog veel meer te zeggen hebben dan anderen Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1