NIEUWS Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. No 92 Saterdag 14 November 1908. Zeven-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. LEZEN. PASTEL. AmersfoorS^ck Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Nu het winterseizoen woldra zijn intrede doet en de leesavonden aan komen, willen wij eens iets over het lezen zeggen. Boeken zijn een gids voor de jeugd en een genot voor den ouderdom. Niets is er misschien, dat met zoo veel kracht den arme verheft uit zijne armoede, dat den zieke zijn lijden doet vergeten, den treurende zijn verdriet, den vernederde zijn ver nedering, dan goede boeken. En toch, als men do ontzettende massa ontuig ziet, dat onder den volke verspreid wordt als men kent de gevaarlijke romanlectuur, de banale grappigheden, de valsche sleurstukken, die dagelijks het volk geboden en door het volk verslonden worden, dan zou men bijna geneigd zijn zich af te vragen of het werkelijk wel een zegen is, dat de boekdrukkunst uitgevonden is en dat iedereen kan lezen. Vooral als men ziet de groote menigte van geschriften op sexueel gebied, die de harten der jongelieden verpesten, met giaagte gelezen worden uit zucht naar sensatie of aan de driften der ongekende natuur. Vele jongelui heb ben aan den demoraliseerenden invloed van deze slechte boeken hun onder gang te danken. Talrijk zijn de voor beelden van knapen, die door het lezen van boeken, waar geschiedenissen van moord en doodslag schering en inslag waren, later tot misdadigers zijn geworden. Een beambte van het Engelsche gouvernement heeft eens verklaard, dat bijna alle jongens, die voor het crimuneel gerechtshof verschijnen, hun val te danken hebben aan slechte lectuur. Men kan er dan de ouders ook niet genoeg op wijzen, terdege toe te zien welke boeken hunne kinderen lezen, er voor te waken, dat de vruchten eener goede opvoeding, dikwijls met zooveel zorg jaren lang gekweekt, niet in korten tijd vernietigd worden door de prikkelende, verwarrende en demoraliseerende kost, waarmede de markt in onze dagen overvoerd wordt. En toch het feit, dat een zaak misbruikt wordt, is volstrekt geen reden om daarom te beweren dat zij niet deugt, evenmin als het aan gaat eene leer te veroordeelen, omdat bare belijders niet overeenkomstig deze leven en handelen. Zoo is het ook met het lezen. Niet tegen het lezen moeten wij ons verzetten, maar tegen de slechte lectuur, niet tegen de drukpers, maar tegen de slechte producten, die ons daarin in woord en beeld geboden worden. Welke boeken moet men dan lezen zal wellicht menigeen vragen. Dat antwoord daarop is lees alleen die boeken, welke den geest ver heffen, welke ons aansporen om iets te doen of iets te zijn, welke ons brengen in hooger sferen, waar wij zuiverder lucht inademen. Evenals men slecht gezelschap vermijden, en alleen behoort om te gaan met die genen, die ons tot goede daden ïn- spireeren, zoo moet men ook slechts die boeken lezen, die een verheffenden invloed hebben op onzen geest, die ons aandrijven te doen wat edel en goed is. Vele onzer denkbeelden ontleenen wij aan onze geliefkoosde boeken. Indien we gewoon zijn boeken te lezen, die verheven zijn van toon, zuiver van stijl, gezond van redeneering en inzicht, dan zal onze geest weldra dezelfde eigenschappen gaan ont wikkelen, even goed als onze geest de fouten en gebreken van slechte lectuur zal overnemen. Nog iets is er, waar bij het lezen tegen gewaakt moet worden en wel tegen overdrijving. Er zijn menschen, die het eene boek na het andere ver slinden, die men thuis nooit anders ziet dan met een boek in de hand, die daardoor schade doen aan de huiselijkheid, aan den zin voor bun werk en aan hun omgeving. Het lezen behoort te zijn een genot. een verstrooiing en als zoodanig mag het nooit hoofdzaak worden van ons bestaanLaat het beste boek u nooit afhouden van uw dagelijksch werk of tekort doen aan uw leven. Omtrent de aankomst van H. M. de Koningin te 's Gravenhage, meldt het Alg. Handelsblad het navolgende De koninklijke trein, als naar gewoonte met twee vlaggen op de locomotief, welke H. M. de Koningin van Het Loo naar de residentie bracht, reed Donderdag nog twee minuten vóór den vastgestelden lijd van 3.37 uur het Staatsspoorstation te 's Graven hage binnen. Het rijtuig door H. M. bezet hield voor de vorstelijke wachtzaal stil. Een schuin oploopende loopplank metlooper bedekt werd ras tegen de treeplank geplaatst en 't was over dit zacht- hellende vlak dat H. M. het perron bereikte. Aldaar vond de Vorstin, die in donkerpaars najaarscostuum met bree- den gevederden hoed in dezelfde kleur gekleed was, ter begroeting aanwezig den burgemeester der hofstad en den gouverneur der residentie, benevens den waarnemenden stalmeester jhr. Van Reigersberg Versluys. Een vriendelijk woord tot de auto riteiten en daarna een kort oogenblik in den wachtsalon van bet Hof. De Rijnstraat tegenover het stations gebouw stond zwart van de menigte, die de verschijning van H. M. afwachtte. De hoirijtuigen stonden gereed, maar H. M. maakte van het Hare geen gebruik, want weldra keerde de Vorstin uit de wachtkamer op het plankier terug, ora langs de kade, die tegen de huizen van het Bezuiden- hout uitmondt, te voet den weg naar het paleis te nemen. Toen H. M. loopende tusschen een hofdame en den dd. adjudant generaal Van Tuyll, en gevolgd door een lakei, bij hel verlaten van het stationsterrein in bet gezicht kwam, ontstond er uit den aaid der zaak, wegens die onver wachte en ongewone wijze van aan komst, eene beweging onder de saam- gepakte menigte. Het gevoel van verrassing, dat zich op het oogenblik van het publiek meester maakte, uitte zich toen nog niet in gejuich, en maakte als bij tooverslag plaats vcor een eerbiedige stilte, een houding die getuigde van diep besef der beteekenis en reden van dezen ongewone» wandeltocht. Opvallend was bet zeer welvarend uiterlijk van Hare Majesteit, na het tijdperk van rust en weinige beweging in de jongste maanden op Het Loo doorgebracht. De koninklijke trein werd naar 's-Giavenhage begeleid door de heeren Kiveron, inspecteur der exploitatie bij de Staatsspoorwegen, Van Hoorn, sectie-ingenieur der Expl.-Maalscb., en Gatsonides, ingenieur van tractie, die H. M. tot de grens van het stations- terrein begeleidden. Met het oog op de voor H. M. gewenschte lichaamsrust, reed, ter vermijding van schokkende beweging, de koninklijke trein langzamer dan anders, werden de wissels op den weg in matigen gang gepasseerd en bad H. M. gedurende het traject in den salon wagen op een rustbank plaats genomen. De straatweg, dien H. M. in de stad te voet volgde, was met zand bestrooid en oneffenheden in de straat langs de tramrails waren weggenomen door aanplemping. Hare Majesteit slak den Bezuiden- bout schuin over en vervolgde Haren weg op het voetpad langs den Her tenkamp. Dit gedeelte van den weg werd door H. M. geheel alleen, uitsluitend vergezeld van bet gevolg, afgelegd. Alleen de burgemeester volgde hier het gezelschap. Bij de Koningsbrug stond een dichte menigte Hare Majesteit af te wachten en toen kionk weer zeer geestdriftig gejuich. II. M. begaf zich nu, steeds te voet, door het Korte Voorhout naar het Lange Voorhout tot hel afleggen van een bezoek aan Haar Moeder. Een zeer groote volksmenigte stond daar vóór het Paleis geschaard en juichte, ook blijkbaar ten zeerste ver rast dat de Koningin op deze wijze zich naar het paleis begaf, II. M. luide toe. Ruim een kwartier bleef H. M. ten Paleize derKoningin-Moedervei toeven, waarna Zij zich over het verhoogde schelpenpad van het Lange Voorhout, tusschen een dichte haag van steeds juichende menschen, en door de Heul- stiaat naar het Koninklijk Paleis in bet Noordeinde begaf. Ook daar groote verrassing van de saamgestroomde menigte. Toen het gebruikelijke hoornsignaal der politie de nadering der Koningin aankondigde, dacht men ieder oogenblik het ko ninklijk rijtuig te zien aankomen. Maar daar kwam de Vorstin kalm met de dames en heeren van Haar gevolg aanwandelen. Het was eigen lijk, daar vóór het Paleis, een oogen blik van beteuterdheid. Maar spoedig daarna werden luide juichkreten aan geheven. Een groepje trachtte het oude «Wilhelmus" in te zetten, maar dat bleef bij eene uitnemende bedue- ling, als te spontaan gewild blijkbaar en dus niet voldoende begrepen door de omstanders. Hare Majesteit groette minzaam naar alle kanten en nog eenmaal,op het hordes van het Paleis, alvorens binnen te treden. De politie, onder leiding van den hoofdcommissans en commissaris Olivier, liet toen het volk dichter naderen, zoodat menigeen nog even de Koningin kon zien, toen Zij, slechts enkele oogenblikken, zich achter een der Paleisvensters vertoonde en na een viiendelijke buiging zich in Hare ver trekken terugtrok. H. M. werd in het Paleis ontvangen door den hofmaarschalk graaf Van Byiandt. Uit het Zweedsch DOOR SOPHIE ELKAN. 2) „Dat is goed- Hare gouvernante moet bij haar zijn. Ik wilde alleen weten of Louise niet alleen was." „Is er nog iets, waarmede mevrouw de gravin mij heeft te belasten?" „Neen. Je kunt gaan-" De gravin liep op het venster toe en keek naar buiten. Daar omlaag in de groote lindenlaan ont dekte zy de sierlijke gestalte van haar echtgenoot naast het witte toilet en den grooten herderinnen- hoed van mademoiselle Virginie. De majoor hield een rijzweep in handen, waarmede hij onder het voortgaan bloemen afsloeg en over de grashalmen heenstreek. Mademoiselle was aan het woord. Zij maakte levendige gebaren, hield het hoofd voorover gebogen en blikte naar hem op, met de vogelach tige houding, welke zoo goed bij haar uiterlijk paste en die de gravin niet kon uitstaan. De kleine Louise, die blijkbaar in de overtuiging verkeerde, dat haar vader zich om harentwille daar bevond, sprong verrukt heen en weêr tusschen het bloem- hout, verborg zich achter de witte beelden en de in den vorm van pyramiden geknipte conifèren in het doolhof, danste voor de beide door de zon bestraalde wandelaars uit, of fladderde om hen heen als een witte vlinder. Plotseling bleef de majoor stilstaan, haalde zijn horloge uit zijn broekzak te voorschijn en raad pleegde het. Daarna keerde hij zich naar mademoi selle en scheen haar iets gewichtigs te zeggen- Zij zette het hoofd nog een beetje meer op zij en antwoordde op levendige wijze, onder het maken van nog levendiger gebaren. Hij scheen steeds meer belang te stellen in wat zij zeide. Beiden bleven een poosje staan in de schaduw van den grooten, bloeienden kastanjeboom. Daarna nam de majoor vriendelijk den hoed af, maakte mademoi selle eene bevallige buiging en liet de kleine Louise zich door haar vader op het voorhoofd kussen. Hij wendde zich om en liep haastig op het slot toe. Op het bovenste terras kwam hij de min met den jongen erfgenaam tegen. Hij nam haar het kind af, hief het op en liet het op zijne armen dansen. De moeder hoorde, terwijl zij daar achter de gordijnen stond, het gekraai en de vreug dekreten van den kleine. Een heldere zonneschijn verlichtte den groep op het terras, den mooien, rijzigen man, wiens donkere oogen onder het gepoederde haar straalden van trots en vader vreugde en het kleine jongske met het zijdeachtige, blonde kopje en de spartelende, mollige armpjes, te voorschijn komende onder de lichtblauwe jurk. De gravin glimlachte, toen zij terugkeerde naar hare vroegere plaats op de sofa, vlak tegenover den spiegel. Zy haalde een borduurraam naar zich toe, begon de naald in en uit te steken en wachtte- Al spoedig hoorde zij de stappen van haar man weerklinken in de lange zaal, welke aan het bou doir grensde. Hij naderde onder het neuriën van eene fransche chansonnette „Notre monarque enfin „Se distingue a cythère Nu bleef hij stilstaan voor het op de lindenlaan uitziende venster. Eindelijk klopte hij aan. „Entrez, mon ami." Hij trad binnen, boog vluchtig over hare hand en vroeg op vriendelijken toon: „Hebt gij van nacht goed geslapen, lieve?" „Ja, dank u, heel goed." „Gravin Ebba en freule Aurora laten u groeten. Zij betreurden het, dat uw migraine u belette met my mede te komen." „En Anne Sophie? Brengt gy geen groeten van haar over?" „Zy keerde verleden week terug, om haar dienst by de prinsessen te hervatten. Zijne oude excel lentie droeg my op voor hem zy'n bekooriyk pete kind de hand te kussen. Staat gij het toe?" Zy reikte hem onverschillig de linkerhand, ter- w«l de rechter de borduurnaald op en neêr bleef halen. „Stoor ik u soms?" „In het geheel niet. Wanneer men elkaar een paar dagen achtereen niet gezien heeft „Eene week, wilt gy zeggen." „Is het zoo lang geweest?" „De ty'd is voor u omgevlogen, k ce qu'il parait." „Ja, hij ging heel gauw voorbij." „Eu op aangename wy'ze?" „Ja. Nu, zijne, excellentie was zeker dezelfde gebleven altyd hoffelijk en allerliefst?" „Geheel en al dezelfde. Het is een wonder, hoe licht men by den eersten oogopslag ontdekt of een edelman zijne opvoeding in Frankrijk heeft genoten of niet. Hy wordt daardoor een geheel ander mensch, verkrijgt eene andere houding." „Zooals by voorbeeld gy, mon ami." „Je m'en flatte, ma chèie. De anderen zy'n min of meer boersche landjonkers." „Niet allen, Gustaf. Sommigen hunner hebben zeer veel geest." „Zweedsche burgerkost." „Vergeef my er anders over te denken. Er zy'n uitzonderingen, charmante uitzonderingen." „En wie zijn dat wel? O! Ik raad al aan wien gy denkt! Cronskiöld. Gij hebt altijd een zeer faiblesse voor hem gekoesterd. Het spijt my' het te moeten zeggen, lieve Ulla; maar het komt my voor, dat uw anders zoo goede smaak hier geheel afdwaalde." De gravin zweeg en borduurde yverig voort. De majoor draaide langzaam een van tafel opge nomen streng zyde om de vingeren. „Eh bien, ik erken dat hy eene zekere vlugheid van geest bezit en dat hy heel onderhoudend kan zy'n in het gezelschap van mannen." De jonge vrouw sloeg den blik van het borduur raam op en zag haar man aan, die nog steeds voortging de zyde om zijne hand te wikkelen. (Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1