NIEUWS Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. No. Zaterdag 9 Januari 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDA6. SCHEIDEN. OP HET TERREIN DER MONNIKEN. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Burenu: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Het uur van scheiden is daar. Den persoon dien men een hart vol liefde, reine liefde toedraagt, moet men voor korter of langer tijd verlaten. Hoe heer lijk was het oogenblik van het wederzien, hoe aangenaam waren de uren van samenzijnLang, zeer lang was er ver langd naar de ontmoetingeerst werden de weken, toen de dagen, daarna de uren geteld. Eindelijk was het zoover, dat men van aangezicht tot aangezicht elkander aanschouwde, dat men zich overgaf aan de hartelijkste, de innigste begroeting, dat de oogen straalde, het hart klopte van innige vreugde, van waar geluk en dat er dankbaarheid tintelde in het gebied. Na de eerste begroeting, waarbij wei nig woorden gewisseld werden, omdat die geheel overbodig waren, of liever, omdat die geheel onvoldoende waren om uiting te geven aan hetgeen er in hoofd en hart omging, volgden aangename gesprekken, waarin liefdesbetuigingen den boventoon voerdengesprekken over wederzijdsche ervaringen, gesprek ken over vurige wenschen, gesprekken over de toekomst gesprekken over alles wat betrekking had op gemeen schappelijk geluk. Nu eens in gezelschap dan onder vier oogen, nu eens over zaken, waarover ieder mee mocht spreken, die voor niemand geheim behoefden te zijn, dan weer over onderwerpen, die uitslui tend voor elkander waren, die de ge heimnissen van het hart raakten. Hoe heerlijk, hoe zalig! Maar, gelijk aan alles, komt ook daaraan een einde. Er moet weder een scheiding komen, en, of zij kort of lang zal zijn, zij smart. Dat scheiden doet pijn. Gelijk de uren vóór de ontmoeting schenen te kruipen, gingen ze gedurende dat heerlijk samen- wezen met groote snelheid voorbijgelijk het verlangde oogenblik van wederzien niet scheen te willen komen, komt het tijdstip van scheiden al te ras. Er wordt afscheid genomeneen laatste groet, een laatste handdruk, een paar laatste hartelijke woorden worden gewisseld en niet in het oog, dan toch in het hart welt een traan van smart nog een blik, een handgroet en de scheiding heeft plaats gehad. En nu? Troost wordt gezocht in de zoete hoop op wederzien. In stilte voor anderen zou men zich schamen het te doen wordt er al weder berekend hoe lang het nog duren zal, eer er opnieuw een ontmoeting zal plaats heb ben en wordt de zoete hoop ge koesterd dat de omstandigheden er toe zullen leiden, dat er tusschentijds nog eens gelegenheid zal komen elkander te zien en te spreken. Dat alles is een gevolg van liefde, die groote macht, waardoor er zooveel geluk en vrede op aarde gebracht wordt, door liefde, die twee harten zoo nauw aan elkander kan verbinden, door liefde, die van twee zoo volkomen één kan maken. Ja, het is niets dan liefde, die het scheiden zoo moeielijk maakt, het is niets dan dezelfde liefde, waardoor na scheiding weder zoo vurig naar eene Dieuwo ontmoeting verlangd wordt. Do mensch moet van alles hier op aarde scheiden, dat is een vaste wet. Het leven doet zoo nu en dan scheiden voor cenigen tijd, de dood doet het voor eeuwig. En naarmate er nu meer liefde in het hart woont voor hetgeen, waar van gescheiden moet worden, naar die mate zal de scheiding meer pijnlijk aandoen. Wat hierboven in algemeene trekken over scheiden geschreven staat, is op zeer veel bijzondere gevallen in het leven van toepassing. Een hij en een zij, die elkander hartelijk liefhebben, die hopen op een nauwere verbintenis, die eenmaal samen het lief en leed des levens hopen te deelen, die nu nog niet voor altijd bij elkander kunnen zijn en zich nog moeten tevreden stellen met zoo nu en dan eene ontmoeting, zullen uitroepen: „dat bovenstaande is op ons volkomen van toepassing, tot in de kleinste bijzonderheden toe!" Ze hebben gelijk, het is op hen van toepassing en als zij voor het feit van scheiden staan, achten ze zich voor dat oogenblik de ongelukkigste menschen ter wereld te zijn, terwijl zij in het oogenblik van ontmoeting niemand ge lukkiger kunnen achten dan zij zijn Het bovenstaande is ook van toepassing op een ouder en zijn kind, dat „de wereld in" is, hetzij om zelfstandig voor het bestaan te zorgen, hetzij om zich voor die zelfstandigheid voor te bereiden. Zoo nu en dan komt het kind, groot of klein, thuis, dan heeft die heerlijke ontmoeting plaats, maar dan volgt ook weer de scheiding. Het is ook van toepassing op den man, die ver van vrouw en kinderen zijn brood moet verdienen soms ver en ïg, zeer lang van huis moet zijn. Ook voor hen is het herhaaldelijk ontmoeten en scheiden. Wie maar rond ziet in het werkelijke leven, of zijne verbeelding laat spreken, weet tal van gevallen op te noemen, waarin van teepassing is dat we van ontmoeten en scheiden zeiden. Wie door scheiden vele malen diep gesmart wordt, kan zich een gelukkig mensch rekenen, want hij heeft liefde voor een ander in het hart en hij mag van dien ander liefde ervaren. Inderdaad, wie liefde mag kennen is gelukkig. Menigeen leeft daarheen, zich om niemand be kommerende, waardoor ook niemand zich om hem bekommert. Zijn leven heeft niet de minste waarde, noch voor hem zeiven, noch voor een ander. Onopgemerkt leeft hij, onopgemerkt gaat hij heen. Neen, het leven krijgt alleen dan waarde wanneer er personen zijn die ons liefhebben en die wij liefhebben, personen bij wie wij zoo gaarne ver toeven, personen van wie wij zoo moeie lijk scheiden. Als er zulke personen zijn dan weet men dat men leeft. En zijn er voor ieder zulke menschen te vinden? Ja, als slechts liefde, reine liefde gezaaid wordt. Liefde is de groote en de eenige bron, waaruit geluk voor zichzelven en voor anderen voortkomt. En moge die liefde vaak moeielijke uren van scheiding voortbrengen, toch moet ieder er naar trachten. Hoe meer moeielijke scheidings uren iemand doorleeft, hoe gelukkiger hij er als mensch aan toe is en daarom wenschen we een ieder toe, dat er vele zulke uren voor hem mogen slaan. Als dan eenmaal het oogenblik van scheiden, om nooit weer terug te komen, daar is, zal zijn leed zacht, zijn strijd licht zijn. Huldeblijk aan de Koningin. Oi.dei p>esidiuiii van mevrouw Van Leeuwen-Walder, de echtgenootevan den burgemeester van Amsterdam, heeft zich daar ter stede een comité gevormd, dat zich ten doel stelt de medewerking te verwerven van de Amsterdamsch- vrouwen en meisjes tot het aanbieden van een huldeblijk aan H. M. de Koningin ter gelegenheid van de heuglijke komende gebeurtenis. Centraal Genootschap voor Kinder- Herstellings- en Vakantiekolonies. Kort Verslag ovel' de Verpleging, 1908. In de verschillende koloniehuizen van het Centraal Genootschap werden in het afgeloopen seizoen verpleegd 861 kinderen, d.i. 311 meer dan in 1907. De 3 zee-tehuizen herbergden 653 kindeien of 279 meer dan in 1907 De beide bosch-tehuizen toonden eene vermeerdering van 32 kinderen bij een totaal van 208. 't Koloniebuis »Kerdijk" blijft uit nemend voldoen. In den afgeloopen winter zijn verschillende verbeteringen aangebracht, ten koste van tamelijk groote finantieele oflers. Te Egmond a. Zee kon het dagelijksch bestuur, na herhaaldelijk elders te zijn teleurgesteld, een voor bet doel ge schikt huis huren om den voortdurend wassenden stroom van kinderen naar hehooren onderdak te brengen. Zonder al te groote onkosten, al was daar een som van 3000 gulden mee ge moeid, werd dit pand, genaamd »Kuihaus Bar," tot koloniehuis in gericht en gemeubeld. Het villatje te Egmond a. d. Hoef werd ook weder betrokken, nu voor het 3e jaar. Te Nuuspeet voldeed het wederom gehuuide pavilloen van de Weezenkas zeer goed. Het koloniehuis »Zonneheuvel" te Haren (N.-Br.) van de Goudsche Ver- eeniging voor Gezondheidskolonies kon, evenals beide vorige jaren, 2 maanden worden gehuurd. De koloniehuizen uitgenomen het laatste herbergden allen 5 verschillende groepen, elk gedurende 27 dagen. Wanneer alleen gewichtsloeneming een juiste maatstaf was om de zegenrijke gevolgen der gezondheids- kolonies na te gaan, dan zouden op grond van de wegingen de resultaten dit jaar reeds schitterend zijn te noemen. Eén kind verkreeg in 27 dagen een gewichtvermeerdering van nagenoeg 10 pond, verscheldenen be reikten een verhooging van 9 pond, een groot aantal van 7 en 8 pond, terwijl de meesten 3, 4 en 5 pond aankwamen. Slechts weinigen bleven onder de 2 pond en heel enkelen verminderden. Deze waren steeds kinderen, die öf ziek geweest waren tijdens het verblijf öf zulken, die met de bedoeling om te verminderen, naar zee waren gezonden. Zwak en stumperig komen de klei nen aan, te moe om te spelen, te zwak soms om te eten. Slechts enkele dagen zijn noodig om hun genoegen in 't spel en om hun eetlust te geven. Dan gaan ze ziendeweg vooruit en nu 4 weken zijn uit de vroolijke groepjes kinderen met gebruinde ge zichtjes, de bleekneusjes van vroeger niet meer te hei kennen. Uit de afdeelingen kwamen weder vele hoopvolle berichten over terug- gekeeide verpleegden, welke allen overeenstemden waar het betrof het zeer verhoogd weerstands vermogen der kinderen. Bij de directrices kwa men tallooze briefjes in van dank bare ouders. Bijzondere feiten te vermelden, zou dit overzicht te uitgebreid maken. Alleen één enkel voorbeeld Een jongetje, dat heel erg leed aan Engelsche ziekte, kon bij aankomst zijn krom vergroeide beentjes niet uitstrekken. Toen de moeder bet kind na vier Uit het Zweedsch DOOR SOPHIE ELKAN. 1) Gotland's hoofdintendant, bisschop dr. Jöran Wallin, had de kerken van Roma bezocht en bleef dien dag in Roma's gouvernementsgebouw door brengen als gast van den gouverneur, baron Johan Didric Grünhagen. De bisschop was sedert nauwe lijks een maand van het vasteland teruggekeerd en dit was zijn eerste persoonlijke kennismaking met de plaats en den gouverneur. De beide heeren zaten dien smoorheeten Au gustusmiddag van het jaar onzes Heeren 1736, op het grasperk voor het nieuw opgebouwde, prach tige residentiehuis. Baron Grönbagen leunde pein zend met de kin op den gouden kruk van den massieven rottingstok, dien hij in handen hield. Hy was iemand van hooge gestalte, breedge schouderd en wel eenigszins log en zwaar gebouwd, met grove gelaatstrekken, uitpuilende blauwe oogen en eene frissche, door dc zon verbrande kleur. Zijn stevig uiterlijk voegde slecht bij de sierlijke kleeding, die hij droeg ter eere van dien dag en van zijn gast. Zij bestond uit een wijden, stijven, rijk met zilver geborduurden rok van grijze zijde, een even eens geborduurd wit zijden vest, kanten manchet ten, een korten broek, zijden kousen en lage schoenen met gespen. Zijn hoofd was getooid met een dikke, witgepoederde aMonjrepruik. De met galon omzette hoed lag voor hem op tafel. De hoofdintendant daarentegen was mager, fijn van leden en eenigszins gebogen van rug. Hij zag er veeleer uit als de geleerde onderzoeker, die hij in zijne ledige oogenblikken was, dan als een hoogeerwaarde bisschop. Indien hij, in plaats van de zwarte predikantenkleeding en de witte pruik, waaronder diepe, kleine oogen zacht vriendelijk, uitstraalden, hij de witte Bernardijner pij had ge dragen, had men hem kunnen aanzien voor een ascetischen, vromen monnik van het vroegere klooster van Roma. De gouverneur hief zijn stok op en wees daar mede op zjjne nieuwe woning, die hij vol vuur begon te beschrijven. „Er zijn acht vertrekken gelijkvloers en zes op de eerste verdieping" alle, als ik het zelf zeggen mag, goed ingericht. Buitendien liet ik de vleugels opbouwen, die daarginds op den binnenhof uit komen." De bisschop klopte nadenkend op de snuifdoos, welke hij tusschen duim en wijsvinger vasthield en bood den gouverneur een snuifje aan. Het was een kostbare gouden doos, met een deksel van blauw émail, omzet met een rand van briljanten, terwijl men onder een koningskroon in juweelen de voorletters F. U. daarop las. De bisschop had haar ten geschenke gekregen, als een aandenken aan Hunne Majesteiten, bij gelegenheid van het neêrleggen van zijn ambt als hofprediker. De gouverneur hernam: „Dit alles liet ik opbouwen van de steenen, afkomstig van de oude kloostermuren en van de onlangs afgebroken kloosterkerk hiernaast." „Dat zie ik," antwoordde de bisschop. De gouverneur, die er aan gewoon was zich lof te hooren toezwaaien voor al wat hij gedurende de afgeloopen negen jaar voor het gouvernements gebouw van Roma had verricht, gevoelde zich geenszins gesticht. Hij droeg het bewustzijn in zich iets grootsch volbracht te hebben. In alle opzich ten had hij de waarde verhoogd der goederen, welke de heeren gouverneurs van Gotland, van het oogenblik af waarop het klooster bij het begin der Hervorming gesloten was geworden, voor het meerendeel hadden bezeten en waarvan zij de opbrengsten hadden genoten, hetzy dan op afreke ning van hun salaris, hetzij als jaargeld. Hij was er van overtuigd, dat zij die na hem zouden komen, niet anders zouden kunnen dan zijn onvermoeiden vlijt en groote inspanning erkennen en dit ten eeuwigen dage. Maar de nieuwe bisschop koesterde ouderwetsche begrippen. Hy gaf daaraan lucht, door te zeggen: „Een der kerkvaders wenschte, dat hij drie zaken had mogen zien; een daarvan was Romam in flore, dat wil zeggende stad Roma in hare oude heer lijkheid. Ik voor mij zou verlangen het klooster van Roma te hebben aanschouwd, nog altijd ver rijzende in zijne volmaaktheid." De gouverneur fronste het voorhoofd. „Wat had mijnheer de bisschop willen uitvoeren in zulk een oud monnikennest?" „Ik had het willen zien, om er daarna gemakke lijker eene beschrijving van te kunnen geven, zooals u bekend is dat geschiedde met het klooster Claravallis, de eerste verblyfplaata en bakermat der Bemardijnen. Intusschen zal ik niets nalaten, om zoo grondig mogelijk alles na te gaan, alle blijvende overleveringen en herinneringen op te sporen en ook van de levenden te vernemen, wat zij daaromtrent van hunne doode ouders en voor vaderen hebben gehoord." De gouverneur rees overeind. „Met oude sprookjes en legenden heb ik niet op maar ik kan u daarentegen wijzen hoe Roma er thans uiziet. Behaagd het mijnheer den bisschop mij te volgen naar net paviljoen en van het uit zicht te genieten, dan men daar aan alle kanten heeft?" De bisschop vergezelde zijn gastheer naar het Belvedere. De vloersteenen van het balkon kraakten, toen de reusachtige baron Grönhagen op de balustrade toetrad en zich daar overheen boog. „Van hier uit, in rechte lijn naar het Noorden toe, ben ik begonnen een nieuwen rijweg aan te leggen naar de hoofdkerk van Roma. Ik zal hem breed en mooi en effen maken als een vloer, om zoomd met boomen en aan weerskanten voorzien van breede, diepe slooten. Den dag, waarop die weg voltooid is, zal de gelukkigste mijns levens wezen. Wordt vtrveigd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1