NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BLMNENLAND.
FEUILLETON.
No. 7.
Zaterdag 23 Januari 1909.
Acht-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
OP KREDIET.
OP HET TERREIN DER MONNIKEN.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau Langeatraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Ons volk heeft vele gewoonten,
goede zoowel als kwade, en op een
zijner kwade gewoonten willen wij
hier eens de aandacht vestigen, t. w.
op het koopen op krediet.
Als men eens wist hoeveel slacht
offers daardoor reeds zijn gemaakt
hoeveel winkeliers en kooplieden hunne
zaken niet loopende konden houden en
naar den kelder gingen doordat zij
wel gedwongen waren, wilden zij
verkoopen, zulks grootendeels op kre
diet te doen, als men dat eens
wist, wij twijfelen niet of velen zouden
met deze slechte gewoonte breken
Menigeen zal het vreemd voorkomen,
dat er zooveel zaken te niet gingen
en nog gaan tengevolge van het ver
koopen op krediet. Immers, zoo
redeneert men weieens, ah een koop
man of winkelier in geldverlegenheid
zit en genoeg te vorderen heeft van
zijn cliëntele, wat is dan gemakkelijker
dan ilie klanten aan te schi ijven, dal
over een paar dagen zal worden
beschikt voor het bedrag der langer
of korter tijd geleverde goedeien. Doe
de koopman of winkelier dit, dan kan
hij immers aan zijne verplichtingen
voldoen? Zij die zoo redeneoien zijn
echter niet tot ooideelen bevoegd,
want hun is bet dan onbekend dat
menig winkelier reeds tal van klanten
verloor door op deze wijze te handelen.
Mijnheer A. vond hel brutaal zoo te
worden aangeschreven; mijnheer B.
was gewoon steeds op jaarrekening
te koopen en wilde van deze gewoonte
niet afwijkenmijnheerC. convenieerde
het niet zoo midden in de maand een
tamelijk hooge rekening te vuldoen;
mijnheer D. maar genoeg, het gevolg
was dat de klanten gingen loopen
naar een leverancier, van wien men
dacht dat hij wel niet zoo sbrutaal"
zou zijn, en de zaak verliep.
De nieuwe leverancier was dan ook
niet zoo brutaal. Hij gaf hetstilzwijgend
verlangde krediet, had al gauw legio
openstaande posten in zijn boeken
tot een aanmerkelijk bedrag, maar
geen cent in kas.
De wissels kwamen op tijd, de fa-
biikanten of grossiers wilden, nu ja
wel een maand of zes weken uitstel
van betaling geven, maar langer ook
niet, want de pi ijzen waren al zoo
zuinig mogelijk berekend en de
gevolgen laien zich denken. Blijkt uit
bet bovenstaande, dat het vei koopen
op krediet voor den hoofdman en
winkelier een groot kwaad is, dat
hem, om maar niet het ergste te
nemen, vele zorgen baart en menig
maal in verlegenheid brengt, hel
koopen op krediet heeft ook een zeer
bedenkelijke zijde voor den Uooper.
Wij hebben een fatsoenlijk gezicht
en bezitten een ordentelijken naam.
Wat is er dan ter wereld gemakke
lijker en verleidelijker, dan te koopen
op krediet ?Moesten wij allerlei dingen,
•lie we graag hebben willen, dadelijk
betalen, we zouden ze ons veeltijds
niet kunnen aanschaffen. Maar tegen
dat men met de rekening komt, al
thans tegen den tijd, dat deze betaald
moet worden, zullen wij wel geld
hebben. Daarom zouden wij dwaas
zjjn, als we niet van het oris aange
boden krediet gebruik maakten en
reeds kochten, wat we eigenlijk nog
niet betalen kunnen. Niet betalen
kunnen? Maar als dat wezenlijke
waarheid is, wordt de zaak toch wel
wat bedenkelijk. Of wilt gij misschien
nog hiertegen trachten aan te voeren
Over een jaar of zoo hebben wij geld
in overvloed? Ja, dat meent rnen
Maar strikt genomen is dat meer geld
voor de uitgaven, die men dan doen
zal, en dat daarvoor ook gebruikt
moet worden en zeker gebruikt zou
worden, als niet een heelo stapel
rekeningen van het vorige jaar te
betalen was. Of zou anders in vele
gezinnen, waar plotseling de verdien
sten ophouden, de nood zoo groot
zijn? Natuurlijk is men daar dan ver
vuld mei zorg voor de toekomst.
Maar de vele onbetaalde rekeningen
geven in de meeste gevallen aan die
zoig de grootste afmeting. Want die
rekeningen dacht uien niet de ver
diensten van den nog komenden tijd
te zullen kunnen betalen
Doch daarom is dat op «krediet"
koopen dan ook, hoe gemakkelijk en
veileidelijk al een heel gevaarlijke
manier van doen. Ten eerste schat
men zichzelf gewoonlijk veel rijker,
dan men in werkelijkheid is. Wie
dadelijk betaalt, kan een gulden slechts
ééns uitgeven, en is die eenmaal uit
gegeven, dat moet met koopen ge
wacht worden, tot er een tweede gul
den is. Maar achdie guldens en
rijksdaalders, die er niet zjn maar
er dan en dan wel zullen zijn, geeft
men juist zoo dikwijls uit, als men
wil, en dat is bij niet weinigen pre
cies zooveel malen, als zij zin hebben
om zich het een of ander aan te
schaffen. En wonderlijk is het die
zin wast met den dag. Onbeteugeld
-blijvend, is hij als een hollend paard,
waarover de berijder geen macht
meer heeft Ongelukken staan te
wachten. Men rent bet verderf tegen.
Verder is het een gevolg van het
koopen op krediet, dat men Diet
alleen veel, maar dikwijls heel on
noodige dingen koopt. Die weet; nik
heb maar één gulden uit te geven,"
kijkt goed rond eer hij tot koopen
oveigaat, en wikt en weegt driemaal
vóór hij zijn geld aan het een of
ander besteedt. Maar die op krediet
koopt, heeft meestal wel zooveel klein
geld hij zich, dat hij daarvan zijn
hoog noodzakelijke uitgaven van den
dag bestiijden kan, doch schaft zich
dan op rekening allerlei dingen van
weelde aan, zonder dat hij eerst
ernstig vraagt of hij in zijn geldelijke
omstandigheden dergelijke uitgaven
wel doen mag, en wat in de toekomst
het lot der zijnen wezen zal, als hij
eens onverwachts weggenomen wordt
en de verdiensten plotseling ophouden.
Verstandige en ernstige menschen
moeten niet op krediet koopen. Hebben
wij op het oogeoblik geen geld, waar
om dan niet gewacht, totdat er geld
is? En koopen wij zooals de meesten
die dat op krediet doen met het
plan ons met de gehoopte verdien
sten van een volgend jaar de reke
ningen van het vorige te betalen, wie
zegt ons, dat we dat volgende jaar
beleven en daarin voor ons werk of
onze betiekking geschikt zullen zijn?
Ook in dit opzicht zeker mochten
allen wel wat meer denken aan den
nacht, waarin niemand meer werken
kan.
Wij meenen. dat met het boven
staande voldoende is aangetoond, hoe
verderfelijk het koopen «op krediet"
is zoowel voor den leverancier als
voor den kooper. De verkooper, de
winkelier kan echter zelden anders
laten daarom de koopers beginnen
met deze slechte gewoonte te breken.
Het koopen op krediet maakt vele
slachtoffers, meer dan men weet en
daarom meenden wij goed te doen
hierop eens de aandacht te vestigen.
Een verzoek van de Koningin.
Wij ontvangen de navolgende mede-
deeling van den particulier secretaris
van H. M. de Koningin:
«Hare Majesteit de Koningin heeft
mij gemachtigd bekend te maken
dat H. M. ten zeerste is getroffen
door de blijken van liefde en verknocht
heid, welke H. D. van alle zijden des
lands geworden in verband met de
verwachte heugelijke gebeurtenis en
dat H. M. de aanbieding der ge
schenken van de verschillende zich
daartoe gevormd hebbende comilé's
ten hoogste waardeert
dat H. M. het echter zoude be
treuren indien onder de gegeven om
standigheden, waarin zulke dringende
eischen worden gesteld aan de par
ticuliere liefdadigheid, belangrijke be-
diagen voor deze geschenken werden
besteed, waar toch voor H.M. de
viiendelijke bedoeling der gevers hoofd
zaak is.
Dat het H. M. daarom veel genoegen
zoude doen indien het mogelijk ware
een gedeelte der gelden, ingezameld
voor dit doel, een bestemming te geven
ten behoeve van liefdadige instellingen.
Geschenk aan de Koningin.
De oudste twee Vrouwen-vei eeni-
gingen in den lande, Arbeid Adelt en
Tesselschade, hadden zicb vereenigd
om, indien blijken mocht dat H, M.
naast de vele geschenken, die voor
bereid worden, ook een algemeen
vreugdeblijk, bestaande in een fonds
voor liefdadige doeleinden zou wen-
schen te aanvaarden, daarvoor bijdra
gen in te zamelen door 't geheele
land. Nu omtrent den wensch der
Koningin zekerheid is verkregen, zul
len de Besturen van genoemde ver-
eenigingen een oproep richten tot alle
inwoners van Nederland in den om
schreven zin.
Nabij het Paleis Het Loo is een
tweede beeld opgegraven.
Men zal zich herinneren, dat bij
den aanleg van den weg naar het
terrein, waar de nieuwe stallen zou
den gebouwd worden, een groot
vrouwenbeeld werd ontgraven. Ouden
van dagen herinnerden zich toen. dat
in vroegere tijden twee dergelijke
beelden hel Koninklijk Park hadden
gesierd. Thans zijn dus beide weder
te voorschijn gebracht.
Postwissels en quitanties.
Naar aanleiding van het verzoek
van den Nedl. Bond van handelsrei
zigers, op 22 October 1907 gericht
aan den directeur-Generaal der peste
rijen en telegraphie, betreffende de
openstelling van den dienst voor post
wissels en kwitantiën, werd de mede-
deeling ontvangen, dat het voor de
uitvoering van den dienst bezwaar
ontmoet de postkantoren voor de
behandeling van postwissels en kwi
tantiën gedurende den heelen duur van
de openstelling voor het publiek toe
gankelijk te stellen. Met ingang van
1 Fiebruari a s. zal evenwel de open-
Uit het Zweedsch
DOOR
SOP II IE ELKAN.
5)
Een aldaar vergeten meetstok werd door hem opge
raapt en hij overtuigde zich daarmede van de diepte en
breedte der slooten. Hij luisterde en hoorde met
blijdschap dat de rijtuigwielen over harden grond
rolden. De kloosterbroeders hadden het niet beter
kunnen doen; geen hunner wegen was rechter,
vlakker of vaster, niet een. Hij zou den bisschop
dezen weg toonen. Hier kon geen sprake meer zijn
van andere verdiensten dan de zijne, van niets
anders dan zijn eigen bekwaamheid alleen.
De pasgeplante boomen wierpen nog geen scha
duw over den puinweg, die daar blinkend wit in
den witten maneschijn lag. De gouverneur schreed
langzaam voort met den zekeren stap van iemand,
die iets in bezit neemt. Hij had het grootste ge
deelte van den weg afgelegd. De koets was den
binnenhof reeds opgereden. Hij bleef eenoogenblik
stilstaan en bekeek vol tevredenheid het statige
gouvernementsgebouw met zijn lange vleugels.
„Zoo wisselt alles op aarde af," dacht hij: „de
dood en ondergang van den een zijn het leven en
de opkomst van den ander. Hadden Gotland en
Roma een prachtig, maar ouderwetsch monniken
nest verloren, thans zagen zij ter zelfde plaatse
een nieuw paleis voor edellieden verrijzen dat,
indien het geluk zulks wilde, ook koninklijke per
sonen zou herbergen, en dit gebouw kon bij niets
in den lande vergeleken worden!"
Hij drukte zijn wandelstok met kracht in den
grond en wilde juist verder gaan, toen hü eens
klaps iets in het oog kreep, dat vast was blijven
zitten aan den stok. Hij hief hem omhoog, om bij
het maanlicht te zien wat het was. De wandelstok
had zich vastgehecht in de oogholte van een doods
hoofd. Hij maakte zijn rotting los van het sombere
voorwerp en legde het voorzichtig neêr, aan den
kant van den weg, terwijl hij mompelde: „Ik zal
dien doodskop morgen door den doodgraver in
gewijde aarde laten leggen. Hoe ia die hier geko
men?"
Hij ging eenige stappen verder; doch thans be
keek hij den grond, waarover hff liep. En weêr
bleef hij stilstaan. Zijn voet had gestooten tegen
een lang lichtkleurig iets. Het was geen steen of
puin. Hij raapte het op en 'iet het onmiddellijk
weêr vallen, alsof het zijne vingers had gebrand.
Een ijskoude rilling gleed hem door de leden. Hij
had over een menschelijk geraamte geloopen. Hij
zag thans, dat de gansche weg er vol van was.
De hoefslagen der paarden hadden de dunne laag
puin verspreid en ze blootgelegd. Ginds lag eene
hand; de vingeren werden bij elk.mder gehouden
door een zwartge worden rozekrans; verdei op een
been en daar weder een borstkas.
Hij begon met den stok in den grond te woelen.
Tusschen puin en zand vond hij geraamte op
geraamte, doodskop op doodskop. Het was alsof
de overblijfselen der dooden met volle hand op
dezen bodem waren gezaaid. De nieuwe, troische
weg was aangevuld met oude geraamten.
Enkele weken later stond de koets van den gou
verneur te wachten voor de bisschoppelijke woning
te Visby. De kietsier had een brief overgebracht,
waarin de barones de bisschop smeekte naar Roma
te komen. De gouverneur was ziek geworden en
aangezien hij leed aan de somberste schrikbeelden,
hoopte zij dat Zijne Hoogeerwaarde er in zou
slagen hem tot rust te brengen, wat tot daartoe
niemand gelukt was.
Al spoedig was de hoofdintendant in het rijtuig
gezeten, dat zwaar en ratelend door Visby's straten
rolde, langs de oude, bouwvallige, als met ijzer
beslagen steenen huizen met hunne hooge stoep
treden. Hij kwam ook voorbij de kleine, lage
zwartgeteerde woningen van hout, met de in witte
lijsten gevatte vensters, achter wier vierkante,
groene ruiten de roode bloemen prijkten; langs
de kleine tuinen, vol rozen, leliën en geurige
kruidenover de groote marktplaats en langs Sint
Karin, voorbij steenen muren en onder bogen door,
waartegen klimop groeide en zoo ten laatste de
Oosterpoort uit. Aldaar wendde de bisschop zich
in de koets om, teneinde de stadsmuren te bekij
ken, welke hem altijd den indruk schoDken van
een Muorsch vestingwerk evenals dit gansche
woeste, als verbrande landschap hem herinnerde
aan eene schilderij van Jeruzdem, dat hij eens
gezien had- Daarop kwam hij op den in zonneschijn
blakerenden straatweg, waar de witte kalkstof
door de zware koetswielen omhoog gezonden werd,
In den aanvang rolde het rijtuig langs groene
weiden met fraaie wilde bloemen bestrooid. Ver
derop ging het voorbij zachte hoogten, waarop
rijk bloeiende hagedoornboschjes groeiden, vervol
gens reed men door een bosch van lage boomen,
over een bouwvallige brug, over een beek en ver
volgens andermaal over een langen, eindeloos lan
gen, rechten, witten straatweg, waar het stof dik
op lag en de zon op brandde, zonder door eenlg
lommer te worden tegengehouden.
Maar hoe dichter de bisschop Roma's gouverne
mentsgebouw naderde, hoe welvarender alles er
uitzag; de dieren, die in de weiden graasden, gaven
hier den indru k veel beter verzorgd te zij nde bosschen
waren lommerrijker en de boomen daarvan veel
hooger dan elders. Nu vertoonde zich de hoofdkerk
met haar toren. Van daar af liep de laan waarover
de gouverneur hem had gesproken. De koets
rolde over den effen weg als over een vloer; de
bisschop lette in het bijzonder op de diepe, breede
slooten. aan weerszijden waarvan goudgetinte
korenvelden in den zonneschijn glansden. Op een
zekere plek aan het eind der lange laan reed de
koetsier heel langzaam. De weg scheen hier reeds
voltooid te zijn geweest, maar over eene ruime
uitgestrektheid andermaal opgebroken te zijn ge
worden, zoodat het voertuig slechts met groote
moeite vooruit kon komen.
(Wordt vervolgd