NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
BENJAMIN
No. 45.
Zaterdag 5 Juni 1909.
Acht-en-dertigste jaargang,.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE WEEK.
IRZaxlxa. IMIicliaëlls.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door bet gebeele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno.69.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
A-dvertentiën viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
3 Juni.
De eerste Juni is voorbijgegaan en
de stuk of wat gelukkige, benijdens
waardige candidaten voor het Parle
ment, die in hunne districten
geen mededinger, van welken aard
ook, hebben, toen het klokje van vieren
sloeg, zaten zij, deugdelijk en wel,
weêr voor vier jaren in 't zadel. In
do overige districten zijn de lijsten
ingeleverd. Waren we nog in het oude
Rome, er zouden nu heel wat
Nederlanders met witte toga's omhuld
zijn... Want wie, in de nwibs antiqua»,
in aanmerking kwam voor publieke
officie, hij moest, gedurende de
dagen dat hij «voorhing» (zou men
nu zeggen) een mantel, opperkleed,
van smetteloos witte kleur dragen.
Candidus rein, zuiver, blank. Van
daar: ons Dcarididaat». Heerlijk, tref
fend symbool!.. Spoorslag, tevens,
voor hen, die officieel gecandideerd
werden en zullen worden, om zich
dien eeretitel ten volle waardig te
maken
De eerste Juni is voorbij. We hebben
uren gehad van Senegambische hitte,
en zy werden op den voet gevolgd
door 'n soort van najaarsweêr; met
grauwe luchten en snijdenden noord
wester,.. zoodat ge echt-Hollandsche
longen dient te hebben om tegen
al die variatie bestand te wezen...
Terwijl ik dit schrijf, is de zwoele
zomer weèr aan het terugkeeren..-
Mijn barbier vertrouwt 't zaakje
niet. Heeft mij al in de bange
Messina-uren voorspeld «Let op,
we gaan er óók nog eens aan 1» En
de «vloedgolf» bij Zandvoort is hem
nu afdoend bewijs dat de dag des
oordeels naakt...
Zeker beleven wij afgescheiden
nog van vloedgolven, duels en heu-
schelijke schakingen op Nederlandscb
gebied vreemde dingen, welke u tot
peinzend nadenken stemmen...
Wij hebben Pinksteren gehad,
lekker weèr; niet te drukkend; niet
te dreigend met 't verfoemfaaien en
door nijdigen regen drenken, bederven,
van al wat een «Pinksterbloem" zich
aan- en omhangt...
Best. Maar Pinster '09 was tocb,
rekent gij 't goed uitzéér kort
na de Juliana-feestdagen. 't Was
overal propvol; alom bezet door lustig-
fuivende troepjes. Er werd gesmuld,
geklonken. De koetsiers hadden geen
paardjes en karretjes genoeg... In de
trams, stoom en electrische,
alle andere incluis moest ge vechten
om een hoekje. De wegen, paden,
straten waren bezaaid met fietsers...
Hoè spelt ge, precies, 't vrouwelijke
van 't woord... Ik deins ervoor terug...
Als gij nu hoort op «gewone
dagen;'' speciaal wanneer huis- of
andere beertjes in de nabijheid zijn,
dat klagen, dat zuchten, dat
jeremieeren over den «nood der
tijden..." Dan vraagt ge u toch wel
eens af: «Waar halen al die jolig'
fuivende, klinkende, smullende, tuf
fende, trammende en fietsende mensch-
jes de duiten van daan...!?
Bewaren wij 't uitspinnen van dit
lastig vraagstuk tot een andeie ge
legenheid.
Ik stip slechts terloops aan...
Keer terug tot den aanloop van
dit overzichtje.
Een-Juni is voorbij. Het kiezersvolk
in Nederland is even rustig, even on
bewogen, onverschillig voor al wat
met de «politiekerij" in ver of nauw
verband staat als de menschen in
Weert, of in Veghol of in Rheden,
voor wie geen kiescampagne bestaat...
Ik vermoed dat gij reeds bespeurd
hebt hoe mijne voorspelling dat de
»cry" der Staatspensionneering 't 'm
óók niet doen zou, reeds door de
praktijk wordt bewaarheid.
Heusch, ik blijf erbij, de schim
van Klaas de Jong, met zijn «komt
tóch niks van 1" is baas van het spel,
dit maal.
De wed- en dobbelzucht is nu een
maal naar ons overgewaaid en heeft
ons (al verdwijnt Woestduin dan ook
als paradijsje voor de «bookmakers,"
wat op zichzelf een zegen is... 1)
Heeft ons, zeg ik, zoozeer te pakken,
dat ook, natuurlijk, over de vraag,
wat 11 en 25 Juni, aan definitieve
beslissing zullen geven, «gegokt"
wordt. Ik heb gewichtige redenen om
mijn aardsche middelen niet aan
wedderij te wagen, doch ditmaal zou
'k... Gesteld, dat... Toch wel op Rechts
durven zetten...
Zeker, men kan niet weten!
't Is en blijft, met verkiezingen,
altijd stuivertje op z'n kant. Toe
gegeven. We hebben 't in Juni '05
gezien, toen ieder dacht dat Kuyper
bel Torentje (waar hij nooit resideerde)
zou behouden, met vlag en wimpel...
En toen, toch...
Maar nu heeft de kranige oude
bouwmeester in de Kanaalstraat dan
toch 't zaakje stevig in-elkaar getim
merd 1 Met je zuiverste cement van
coulitie... Cement, die na Juni gauw
smelt... Weet 'k wel... 1 Maar in-
tusschen...
Capiiuleert zelfs een ('n democra
tische «zelfstandigheid" zoo) eer lief
hebbende candidaat als Slaalman...
Zelfs de lastig-gonzende horzel is
door het oude, stevige paard op de
vlucht gejaagd.
Mr. ANTONIO.
.lil. ---I
De Doopplechtigheid.
Het programma van de plechtig
heden, vastgesteld bij gelegenheid der
feestviering van den Heiligen Doop
van Hare Koninklijke Hoogheid do
jonggeboren Prinses, in de Willems
kerk te 's-Gravenhage, op heden
Zaterdag 5 Juni 1909, is vastgesteld
als volgt:
Artikel 1. Hare Majesteit de Ko
ningin en Zijne Koninklijke Hoogheid
de Prins der Nederlanden, Hertog van
Mecklenburg, begeven zich Zaterdag
den 5en Juni, omstreeks l'/i uur des
namiddags, naar de Willemskerk.
Het Koninklijk Ouderpaar wordt
aan den ingang der Kerk afgewacht
en ontvangen door den Opper-Ceie-
moniemeester en eene Commissie uit
den Kerkeraad en uit het College van
Kerkvoogden der Nederduitscbe Her
vormde Gemeente, en begeleid naar
de voor Hoogstdezelven bestemde
zetels.
Aan beide zijden van Hare Majesteit
en Zijne Koninklijke Hoogheid worden
de zetels ingenomen door Hare Majesteit
de Koningin-Moeder en door Hare
Koninklijke Hoogheid de Groot-Her
togin van Mecklenburg-SchwerinHare
Koninklijke Hoogheid de Vorstin
Weduwe von WiedHare Doorluchtige
Hoogheid Prinses Thekla van Schwarz-
burgRudolstadt; Hare Doorluchtige
Hoogheid de Vorstin van Erbach
Schönberg; Hare Doorluchtige Hoog'
heid de Prinses Louise van Wied
Zijne Hoogheid Johann Albrecht Her
tog van Mecklenburg, Regent van het
Hertogdom BrunswijkZijne Hoogheid
Adolf Friedrich Hertog van Mecklen
burgZijne Doorluchtige Hoogheid de
Vorst van ErbachSchönberg.
De Groot-Officieren, De Groot
meesteres van Hare Majesteit de
Koningin-Moeder, de Dames du Palais,
de Hofdames en het gevolg der Vor
stelijke gasten bevinden zich een half
uur vóór de komst van Hare Majesteit
de Koningin en Zijne Koninklijke
Hoogheid in de banken achter de
Koninklijke zetels.
Art. 2. Bij het binnenkomen der
Vorstelijke Personen in de kerk, zal
door de Koninklijke Zangvereeniging
«Excelsior" gezongen worden.
De godsdienstige plechtigheid neemt
alsdan een aanvang met liet zingen
van een vers uit een der Psalmen of
Gezangen, waarna de plaatsvervan
gende Hofprediker dr. Gerretsen, aan
wien de bediening van den Heiligen
Doop door Hare Majesteit is opgedragen,
een gebed uitspreekt en een toespraak
houdt.
Art. 3. De jonggeboren Prinses zal
inmiddels, een kwartier uurs na 't
vertrek van Hare Majesteit en Zijne
Koninklijke Hoogheid, van het Konink
lijk Paleis naar de Willemskerk wor
den geleid in de navolgende orde:
a. de Ceremonimeester, gezeten in
een koets bespannen met twee paar
den, gaande naast ieder portier één
lakei
b. de Kamerbeeren, bestemd de
slippen van het Doopkleed te houden
gezeten in eene koets bespannen met
twee paarden, gaande naast ieder por
tier één lakei;
c. Hare Koninklijke Hoogheid de
jonggeboren Prinses, met de waar
nemende Grootmeesteres en den Groot
meester van Hare Majesteit de Konin
gin, en de verpleegster, gezeten in
een koets, bespannen met zes paar
den, gaande drie lakeien naast ieder
portier.
Een eskadron huzaren, waarvan de
eene helft vóór den andere helft ach
ter den stoet, zal als eere-escorte
optreden.
De trein zal den navolgenden weg
nemen
Door de Paleis-, Oranje-, Park-en
Alexanderstraten. de Sophialaan tot
voor de deur der kerk, zijde Maurits-
kade.
Art. 4. Aan den ingang der kerk
wordt de jonggeboren prinses opge
wacht door den Opper-Ceretnonimees-
ter en de voornoemde Commissie uit
den Kerkeraad en de Kerkvoogden
en, na het einde van de toespraak,
geleid ter zijde van den Predikstoel.
De Opper-Ceremoniemeester, de
Grootmeester en de Ceremoniemeester
stellen zich ter rechter- en linkerzijde
van de jonggeboren Prinses; de Ka-
merheeren, slippenhouders van bet
doopkleed daarachter.
Art. 5. Het Formulier betreffende
den Heiligen Doop voorgelezen zijnde,
zal de waarnemende Grootmeesteres
Hare Koninklijke Hoogheid de jong
geboren Prinses, met eene diepe
buiging voor Hare Majesteit de Konin-
21)
Ze fladderden om het bed, begonnen te klokken
en te kakelen en legden gouden eieren, meer en
steeds meer, totdat de geheele vloer vol lag. Benny
lag maar te lachen. Zijne roode wangetjes werden
weerspiegeld in de maanschijf. Hy greep een ei
en stopte het in zijn mondje toen ont
waakte zij.
Dien datum onderstreepte Klotilde in den almanak.
Nu wist ze, dat Benny iets buitengewoon groots
zou worden misschien een bisschop, misschien
wel Paus.
Voor zijn zevenden verjaardag kreeg Benny, be
halve al de andere uitgezochte cadeaus, een half
dozijn blauwgerande zakdoekjes.
In den eenen hoek was den naam: Benny ge
borduurd onder een gravenkroon met negen punten.
Jane was op die gedachte gekomen, doordat ze in
een manufactuurwinkel een adellijk bruidsuitzet
uitgestald had gezien en de zusters stemden dadelijk
met haar plan in. Elk harer mocht gaarne zien
dat Benny niet uit den werkmansstand was.
Daarna zetten ze een kroon op al zy'n goed en
betreurden 't maar, dat ze niet tijdig genoeg zoo
slim waren geweest een kroon op het wagenkleedje
te zetten; daarop had zy juist moeten staan.
Ze waren overigens volstrekt niet bang, dat Benny's
afkomst een geheim zou blijven. Het feuilleton over
den vondeling lag in Jane's naaidoos als een soort
waarborg voor de toekomst.
Maar zy peinsde er dikwijls over.
Als nu alles eens uitgekomen zou zijn en Benny
alle rechten, die hem toekwamen, gekregen had,
wat dan? Hy kon ze meenemen naar het kasteel
en kon ieder een vleugel van 't slot geven, om in
te wonen. Maar hij kon wel eens diegene uitzoeken
die zich het meest voor hem verloochend had
en wat dat betrof, was 't misschien maar 't beste,
dat de anderen bleven waar zij waren, terwyl zij
by Benny woonde, want ongelukkigerwijze ontbrak
het haar heelemaal aan vormen.
Zij zat dikwijls, terwyl ze 't doodsgoed feston
neerde zwaarmoedige psalmen te neurieBn, zonder
dat ze daarom treurig was gestemd. Integendeel.
Als ze 't meest in haar nopjes was, zong ze: „O,
wanneer eenmaal de nevel zal zijn opgetrokken"
dat was als gemaakt op Benny's toekomst.
Natuurlyk was hij hdar eigendom zoowel als
dat van de anderen maar zij zou hem nooit in
den weg staan voor zijn hooge positie.
Met een hangen angst kon ze zich dat oogenblik
eerst na lange jaren voor den geest halen,
wanneer een rijtuig voor zou rijden en een lange,
ernstige, zwartgekleede heer aan zou bellen en
naar juffrouw Jane Splüd vragendaarna nam hij
een groot wit couvert uit zijn binnenzak, reikte
het haar toe en zei: Lees!
Benny zou haar om den hals vallen en zeggen
dat hij nooit van zyn leven, nooit het nederige
tehuis zou verlaten, waar hij 't zoo heerlijk had
gehad; maar dan zou zy naar de deur wijzen en
zeggen:
„Ga, Benny, het is je plicht!"
Voorname lieden hebben de grootste verplichtin
gen. En Benny was immers slechts een gave van
den hemel, die haar geleend was.
Tie balde de vuisten, als Jane bij haar met die
praatjes aankwam.
De anderen konden net zoo gek doen of laten
als ze wilden, zy deed nooit in der eeuwigheid
afstand van haar vierde deel- Zij had Benny zwart
op wit. Het dokument van aanneming hadden ze
laten copieëeren en elk harer bewaarde haar eigen
afschrift.
Wanneer 't Benny verveelde bellen te blazen en
te zitten babbelen, slenterde hij rond langs de
muren als een klein ziek diertje. Of hij bleef op
een plek stilstaan en staarde op het gekruip van
bladeren op het behang, die heelemaal opgroeiden
tot aan het plafond en neer tot op den grond. Met
zijn wijsvingertje probeerde hij dan een stengel te
volgen zoo hoog als hij reiken kon
Een andermaal zat hij onophoudelijk op Tie's
kantkussen te turen, alsof hy 't patroon in zijn
hoofd wou prenten.
Om hem te vermaken, maakte Jelle kasteelen
van kaarten door de eene kaart onder de andere te
schuiven. Benny deed het haar dadelijk na. Ze
bouwde huisjes van de kaarten, zoo wrak dat een
ademtochtje ze om kon blazen- Benny maakte
heele torens-
Ze leerde hem de poppetjes met een fijne borduur-
schaar uit te knippen en hij kon het dadelijk zonder
een haarbreed er naast of er in te knippen. Hij
hield ronde dingen voor het raam, zoodat de zon
er door kroop en blanke plekken op de meubels
maakte. Jelle moest de jalouzieen op en neer trek
ken, dat hij de ladder op den grond kon zien
verschijnen en weer verdwijnen.
Als de schaduwen schuin werden werd hy hoos
en riep Jelle, die ze weer recht moest maken. Het
meest hield hij van het ronde ruitjespatroon, dat
er was wanneer de zon door de gevlochten zittin
gen van de rieten sti elen scheen.
Toen probeerde hij een erwt te leggen in ieder
gaatje, maar eer hij klaar was had de zon het
patroon verschoven.
Buiten in 't Frederiksbergpark gedroeg hij zich
heel anders. Daar trok hij met een puntig stokje
langs de lijnen van de schaduwen of belegde ze
met kleine steentjes en glas, maar als zo weg
gleden werd hij woedend en gooide met steenen
naai' de hoornen en de zon.
Het eerste potlood dat hij kreeg vond hij bepaald
een toovenaar en hij sprak altijd daarmede en hield
de punt voor zijn ooren. De zusters lieten hem
vrij teekenen, overal waar hij maar wou; hij tee-
kende de mooie schaduw van den stoel met de
gaatjes-zitting op den grond. Daarna was het de
beurt van zyn eigen hand en voet, waar hij den
omtrek van natrok, en een ronde munt, een haak
en een puntig blad.
Wordt vervolgd).