NIEUWE
liir Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEESTVIEREN.
BINNENLAND.
Schetsen uit ie rechtzaal.
No 60
Woensdag 28 Juli 1909.
Acht-en-dertig&te jaargang.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonder lij k e Hummer! 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7*/, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Meer dan spontaan is onlangs in
den lande alom het vreugdefeest gevierd
van de geboorte van prinses Juliana.
De herinnering aan die feesten ligt
bij allen nog versch in het geheugen.
Aangenaam was de stemming in het
geheele land; geen enkele wanklank
werd gehoord en de Vorstelijke familie
kreeg het duidelijke bewijs van de
oprechte toegenegenheid, die het
Nederlandsche volk het Huis van
Oranje toedraagt.
Er werd niet gevraagd naar rang
of stand, naar godsdienstige of politieke
richting, de eenige vraag was: «gevoelt
ge liefde voor het Huis van Oranje,
verheugt ge u met dat Huis in de
blijde gebeurtenis, die heeft plaats
gegrepen En eenparig werd daarop
het antwoord gegeven van de Dollart
tot aan de Schelde, van het Noordzee
strand tot aan de Duitsche grenzen,
en uitte zich in een jubelend feest
betoon.
In de laatste jaren zijn overal
commissie's gevormd om ook de ver
jaardagen van de leden van het
Vorstelijk huis en van H. M. de
Koningin in het bijzonder te herdenken.
Overal stroomde het geld toe om het
slagen der feesten mogelijk te maken
en overal heerschte een geest van
opgewektheid, vroolijkheid en vreugde.
Weldra zal de verjaardag van H.
M. de Koningin zeker bij uitstek
feestelijk gevierd worden, want de
toegenegenheid voor de Koningin is
er niet minder op geworden. Onze
Koningin mag zich verheugen over
het feit een volk te regeeren, dat haar
zeer hoog schat, dat haar op de handen
draagt, dat trotsch is op zulk eene
Vorstin, dat goed en bloed veil heeft
voor haar, dat het zich een eer rekent
onder zulk eene minzame, edeleKoningin
te staan. En dat zegt in de tegen
woordige dagen nog al iets! Waar
menig hoofd van een staat zich geen
oogenblik veilig waant, zich nergens
durft vertoonen dan onder een escorte
van de gewapende macht, waar menig
regeerend hoofd voor een groot deel
van zijn volk bespot, beschimpt zelfs
veracht wordt, daar leeft onze Koningin
tusschen en met haar volk zonder het
minste gevaar voor haar persoon,
daarentegen met de zekerheid door
allen geacht en geëerd te worden.
Waar met de a.s. verjaardag van de
Koningin festiviteiten op touw gezet
worden, zal niets onbeproefd blijven
om zoodanig feest te vieren, dat het
tot genoegen, tot vreugde van het volk
is en tot eer van de hooge persoon
te wier eere de feesten gevierd worden.
Bij de toebereidselen voor festiviteiten
mogen wel eenige zaken nauwkeurig
in acht genomen worden.
In de eerste plaats moet de burgerij
wier financieele^steun gevraagd wordt,
zorgen scheiding te weten houden
tusschen personen en zaken. Het geval
is denkbaar dat in de feestcommissie
personen zijn, die niet in de synpathie
van een zeker deel der burgerij mogen
deelen.
En nu zou het van dat deel der
burgerij zeer laakbaar zijn, indien ze
daarom hunne geldelijke gaven inhiel
den of verminderden. De steun die
verleend wordt, geldt niet de feest
commissie maar de geheele feest
vierende burgerij. Er mag wel in het
oog gehouden worden dat da taak
van een feestcommissie verre van ge
makkelijk is. Het heeft heel wat in
om de festiviteiten zoodanig te regelen
dat er gezorgd is voor elk wat wils
en overal wat.
Yoor die regeling is niet enkel geld
noodig maar ook medewerking van de
burgers, welke medewerking in de
allereerste plaats betoond wordt door
inschikkelijkheid en door strikt na te
laten het eeuwig vervelend bedillen
en beter weten. Die beterweters zijn
zulke vervelende wezens. Zóó vervelend,
dat zij er een feestcommissie bijna toe
zouden brengen om het vrijwillig
opgenomen werk er maar bij neer te
leggen.
De beste weg is de feestcommissie
stil haren gang te laten gaan, hulp
steun, voorlichting te verleenen, waar
die gevraagd worden en verder maar
af te wachten de dingen die komen
zullen.
In de tweede plaats dient er zeer
ernstig gewezen te worden op het
onfeilbare middel om waardig feest te
vieren, n.l. de betrachtiging van de
uiterste voorzichtigheid bij het gebruik
van spiritualiën. Het is duizendmaal
voorgekomen, dat ware feestvreugde
totaal verstoord werd door den drank.
Het is toch ten deele eene beleediging
voor de persoon om wie feest gevierd
wordt
Er kan best eene feestelijke stemming
in het hart komen, zonder dat de
maag eerst met drank gevuld wordt.
En wie zich nu niet geheel van
alcoholische dranken wil spenen, zorge
er toch minstens voor, dat ze in geen
enkel opzicht en onder geen enkel
voorwendsel overgaan in feestver-
stoorders.
Wie een feest verstoord, hetzij door
drankmisbruik, hetzij door een niet
te temmen lust tot dwarsdrijven,
beleedigt den jubilaris en bovendien
ook alle welmeenende, fatsoenlijke
feestgenooten.
De nieuwe minister van oorlog.
Bij K. B. is met ingang van 27 Juli,
op zijn verzoek, wegens g3zondheids-
redenen een eervol ontslag verleend
aan den luitenant-generaal F. II. A.
Sabron, adjudant in buitengewonen
dienst van Hare Majesteit de Konin
gin, als Minister van Oorlog, met
dankbetuiging voor de vele en gewich-
diensteu door hem aan H. M. de
Koningin en aan den Lande bewezen
2e. benoemd tot Minister van Oor
log do generaal-majoor W. Cool,
inspecteur van liet militair onderwijs.
/Sl. Crt.J
Omtrent de opvolger van generaal
Sabron als Minister van Oorlog, deelt
de »N. R. Ct." de volgende bijzonder
heden mede
Generaal Cool is van het wapen der
genie afkomstig, en 61 jaar oud. Van
1869 tot 1872 heeft hij als tweede
luitenant gediend, van 1872 tot 1879
als eerste luitenant en volgde toen
den tactischen cuisus aan de Staf
school (tegenwoordig de Hoogere
Krijgsschool).
In dien tijd gold de bepaling, dat
de officieren, die met goed gevolg,
de stafschool hadden gevolgd, na
volbrachte studie tot kapitein zouden
worden bevorderd. In 1875 werd
deze gunstige bepaling echter door
minister Enderlein opgehevende staf
school werd toen He afdeeling Krijgs
school. Daar aan die intrekking der
bedoelde gunstige bepaling terugwer
kende kracht werd verleend, hadden
de oud-leerlingen der Stafschool niet
zooveel belang meer in het volgen der
studie zij werden echter verplicht de
Krijgsschool af te loopen.
In dien tijd begon men bij het
Ned.-Indische leger met de vorming
van een vast korps generale stafoffi
cieren, waarvoor de goede stof uiter
aard niet dadelijk bij dat leger zelf
ten volle aanwezig was. Voor eenige
oud-leerlingen der Nederlandsche staf
school, die daartoe genegen waren,
bestond toen gelegenheid zich over
te laten plaatsen bij het Indische
leger, met het vooruitzicht daar bij
den generalen staf geplaatst te worden.
Met o.a. den lateren legercommandant
wijlen den luitenant-generaal Swart,
ging de le-luitenant W. Cool in
October 1877 bij het Indische leger
over. Hier zag hij zich echter in zijn
verwachtingen teleurgesteld: hij werd
aangewezen om gewonen luitenants-
dienst bij de genie te verrichten.
1S79 naar Atjeh overgeplaatst en
daar tot kapitein bevorderd, werd hij
door generaal Van der Heijden als
chef van den staf ingedeeld bij de
expeditie naar Lamtoba enSelimoen
Na deze expeditie was kapitein Cool
nog werkzaam bij den bouw van het
groot-militair hospitaal te Pateh Perah
(Atjeh).
Zooals gezegd, de overplaatsing bij
het Indische leger had den kapitein
Cool niet gebracht wat hij er van
verwacht had. Hij was naar Indië ge
gaan om bij den generalen staf ge
plaatst te worden en men liet hem
gewonen genieofficiersdienst verrich
ten. Kapitein Cool vroeg derhalve
weder terugplaatsing bij het Neder
landsche leger. Toen kwam het aan
bod om te Batavia bij den generalen
staf overgeplaatst te worden, rnaar
tevens werd kapitein Cool aangeboden
de betrekking van hoofd van onder
wijs in de geniewelenscbappen aan de
Koninklijke Militaire Academie te
Breda. Dit laatste nam hij aan en in
1882 trad hij in zijn nieuwe functie,
welke hij tot 1887 bleef bekleeden.
In die jaren nam de heer Cool in
hooge mate deel aan de verdediging
van het beleid van generaal Van der
Heijdenhij laakte het in de Regee
ring dat zij dien opperofficier had
vervangen. Dit gevoegd bij zijn open
lijke sympathiebetuiging met het adres
der honderd generaals enz. die tegen
de beoordeeling van het Indische leger
opkwamen, bezorgde kapitein Cool
ontheffing van zijn functie als hoofd
van onderwijs aan de K. M. A. Na
afloop van den cursus van het jaar
1887 aan die militaire inrichting van
onderwijs werd hij bij de genietroepen
te Utrecht overgeplaatst. Daar was hij
belast met de voorbereiding der ver
nieling van de spoorbruggen in oor
logstijd, een onderwerp waarvan hij
blijkens vroegere gepubliceerde studies
veel werk had gemaakt.
Steeds bleef kapitein Cool een der
eerste militaire publicisten; artikelen
over vestingbouw, een brochure over
de opleiding en de hoogere vorming
der officieren, met het oog op een
wijziging der toenmalige militaire on
derwijswet, werden in dien tijd ge
schreven.
In 1892 werd kapitein Cool door
minister Seyflardt weer bij het militair
onderwijs geplaatst en wel als leeraar
aan de Hoogere Krijgsschool. In bree-
den kring werd dit als een rehabilitatie
beschouwd.
Dat de Atjehquaestie nog steeds
zijn belangstelling had bleek uit zijn
gepubliceerde stukken. Toen in 1894
Bartje.
Tot 't allerlaatst!
Van 's mogens .halfnegen tot 's mid
dags drie uur zat bij in het kleine,
bekrompen hokje, met de boeken vóór
zich en het geldbakje aan z'n linker
hand. Oudere menschen wisten zich
nog te herinneren, dat Bartje eigen
zaken had gedreven, jkren geleden,
't Was een dood-ouderwetsch winkeltje
geweest, met heel-kleine, groezelige
ruitjes en een deurtje, dat ge met
veel geduld en overleg open moest
zien te krijgen, 't Waggelde, piepte
en knarste. Telkens was 't of 't uit
de hengsels zou vallen. Maar de trouwe,
oude stamklanten bleven er komen.
De reiziger van de firma, die Bartje
al over de dertig jaar bediende, kwam
op gezette tijden bestellingen vragen...
Merkte, dat de zaak gestadig achter
uitging. De laatste maal had Bart,
als steeds, een kopje koffie voor hem
neergezet, maar toen hij z'n zak
boekje voor den dag haalde, z'n pot
lood tusschen de lippen nam... Toen
streek Bart zich over den kalen schedel
en zei niets....
»Nou, hoe is 't vroeg de reiziger.
"Ja, jongen, zie-je.... Eigenlijk...."
Toen had meneer Gevers het boekje
weggeborgen, z'n kopje-koffie in een
paar slokken leeggedronken eens met
de vingers tusschen hals en boord
gedraaid, gepeuterd. Eindelijk gezegd
«Bart, ik merk 't al lang. De zaken
marcheeren niet naar wensch. Wees
verstandig en probeer van Gonders
wat duiten te krijgen. Die vertrouwt
je best. Als je de oude kast naar den
grond smijt en een aardig, net geveltje
laat optrekken, dan zal-je eens zien...
Dan ligt Van Dam binnen 't jaar
tegen de vlakte... Wees nou verstandig,
man. Ze mogen je in de buurt alle
maal graag lijden, dat wéét je
toch... Wij willen je ook met alles
van dienst zijn... Handel voordat 't
telaat is
Toen had Bartje zwijgend, knikkend
geluisterd naar het advies. Verzekerd
dat-ie er "rijpelijk over denken zou..."
Maar Bart was koppig van aard. Hij
verdraaide 't, aldus expliceerde
meneer Gevers voor de kennissen 't
geval om voor dien concurrent van
de overzij, voor dien pedanten,
mallen Van Dam, met z'n gouden
krulletters op de spiegelruiten en al
z'n reclame-geschreeuw in de kranten
iets te veranderen. Hij bleef in z'n
oude, muffige winkeltje; achter de
wormstekige toonbank met de vette
schalen en gewichten. In het sombere,
donkere huisje...
Totdat-ie zelf begon in te zien
dat 't zóó niet kon doorgaan. Op een
ochtend, toen de geldlooper kwam
met het jongste wisseltje van meneer
Gevers' patroon, stond Bartje wel een
kwartier lang op 't strookje papier te
turen... En het ding wapperde op en
neer, zóó beefde Bart... Z'n lippen
zagen wit en z'n oogen gingen, achter
z'n bril, van den geldlooper naar den
wissel... vice-versa...
Eindelijk stotterde L- -ts, met heesch
geluid, nagenoeg onverstaanbaar, maai
de looper, die 't al lang in de gaten
had, krabbelde iets achter-op 't papier,
tikte aan z'n pet en ging weg...
Twee dagen later was meneer Gevers
bij Bartje. Zaten ze in het kamertje
achter den winkel. Druppelden tranen
uit Bart's oogen op z'n gevouwen
handen... Vertelde hij van al de misère,
al meer dan een jaar door hem ver
duurd. Hoe 't winkeltje verloopen was...
Geen drie klanten meer... Alles opge
teerd... Verkocht, beleend...
Meneer Gevers had geduldig ge-
luisterd naar het droef relaas. Maar
toen Bartje snikkend de handen vóór
het gezicht sloeg, zich zoo schamend
voor den crediteur, voor den
I leverancier van over de dertig jaren,
'die nu een schadepost van over de
driehonderd gulden aan hem moest
lijden, toen had meneer Gevers
'm gevraagd: «Maar, beste jongen,
je hadt toch hebt-ge mij eens
verteld nog die stukjes... Je
weet wel... En dat hypotheekje van
duizend gulden... En..."
't Was geweest, toen, of Bart schrok,
heel erg. Hij keek meneer Gevers aan
met smeekenden blik... Hij werd rood
van angst en verlegenheid. Hij zocht
naar woorden... Kon niet liegen, geen
uitvluchten vinden...
De ander had medelijden. Maar was
nu koeler, stugger tegen Bart... Zei,
toen-ie het gevalletje met z'n patroon
besprak"Je kunt toch eigenlijk geen
sterveling vertrouwen! Als ze mij nu
gezegd hadden dat die Bart Everts
'm achter de mouwen had... Ik bezweer
u dat 'k 't voor hem zou opgenomen
hebben alsof-ie mijn eigen broer was...
Ik vertrouwde 'm blindelings... U toch
ookEn toch wat heeft de vent
met z'n duiten uitgevoerd Wie zou
zoo-iets gezocht hebben achter dat
stille, solide, ouderwetsche secure
ventje I"
Patroon toch al nijdig over
't bankroetje haalde de schouders op...
Had geen lust om zich te verdiepen
in de psychologie van 't geval. Was
al zoo dikwijls er tusschen genomen
door lui, die hem als «puik" waren
geschetst. Vond, dat Gevers oud begon
te worden met z'n weeke deernis en
zijn naieve goedgeloovigheid... Maar
stemde er toch in toe om Bartj e maar
met rust te laten". Dertig jaar lang
had-ie toch prompt op tijd betaald...
Vroeg het wisseltje op aan den kassier.
Liet aan Bart een kort briefje schrijven,
't einde hunner connectiën aankon
digend...
Twee weken later waren er latten
gespijkerd vóór de ramen van het oude
huisje. Waren Bart z'n meubeltjes...