NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
De Minister i Mil.
Sclietseii uil de rechtzaal.
BINNENLAND.
Woensdag 6 October 1909.
Acht-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
FEUILLETON.
i\lo. 80.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het gehoele Rijk 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77.Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 71/» Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Qroote letters en vignetten naar plaatsrnimte.
Korten tijd geleden hebben wij de
vraag gesteld, of wij wel altijd onze
moreele verplichtingen gevoelen.
Onder meer wezen we er toen op,
dat voor den heer Colijn, speciaal
bevriend met den Gouverneur-Gene
raal Van Heutz, een geheel nieuwe
betrekking wasge m aak t .namelijkdie
van adviseur der Buitenbezittingen
op een jaarwedde van 15000 gulden.
De benoeming tot deze functie bad
plaats, toen zoo goed als vast stond,
dat Colijn afgevaardigde zou worden
voor Sneek of voor Gouda en dus
onmiddellijk op wachtgeld gesteld
zou worden.
Alzoo is dan ook geschied. De heer
Colijn werd verkozen voor Sneek en
kreeg als adviseur der Buitenbezittin
gen een wachtgeld van 5100 gulden.
Een aardige kijk op zaken en per
sonen geeft, wat het Bataviasche
nieuwsblad schrijft onder den titel:
»De Minister in bewerking.
We laten dit artikel hier volgen
»De Bataviasche Nouvellenschrijver
in het »Soer. Nbld." heeft het over
den heer Colijn en diens aanstaand
ministerschap, waarop reeds eerder
gezinspeeld is. De heer De Waal
Malefijt is eigenlijk te beschouwen,
zegt hij, als een minister ad interim,
een soort van Opper-secretaris Gene
raal, die de zaken gaande moet houden
tot de komst van zijn reeds nu aan
gewezen opvolger. En die opvolger,
voor wien over eenigen tijd plaats
gemaakt zal worden gezondheids
redenen of zooiets zullen dan wel den
heer De Waal Malefijt nopen tot een
ontslagname is, ik behoef het haast
niet meer te zeggen, daar men het
reeds raadt, natuurlijkde
onvermijdelijke heer H. Colijn. Deze
zelf moet zich nl. reeds in dien geest
uitgelaten hebben en zijn zetel van
Kamerlid slechts daarom voorloopig
onbezet laten, om de leiders zijner
partij in de gelegenheid te stellen zijn
reputatie van universeel genie nog
eens wat op te poetsen, wat hun
gemakkelijker zal vallen, als hij op
een afstand blijft, dan wanneer hij
zich thans reeds in de Kamer ver
toont en het in debat dadelijk aflegi
tegen veel bekwamere tegenstanders.
Tot zoover het gerucht; voor het
geen nu verder volgt, neem ik dus
weer wel de verantwoordelijkheid op
mij. In de eerste plaats dan. dat de
vrees van den heer Colijn voor een
nederlaag in de Kamer lang niet
ongegrond zou zijn. Ik ben nl. in de
gelegenheid geweest den man jaren
lang in zijn werk te observeeren en
weet dus, dat zijne ook door vele
politieke tegenstanders opgehouden
faam van fameuze talenten allemaal
larie is. De heer Colijn heeft de vrij
moedigheid om over allerlei dingen,
waarvan hij geen flauwe notie heeft,
onvervaard een oordeel te lanceeren
en dit in een voor sommigen aange-
namen vorm. Door zijn holle bombast
laten nl. vele onnoozelen zich mee
slepen, terwijl anderen, die hem wel
degelijk doorgronden, er belang bij
hebben hun meening over dezen anti-
revolutionnairen ex-kapitein te ver
zwijgen. Daar de heer Colyn voorts
een zekere mate van gladheid en
handigheid heeft, viel het hem niet
moeilijk om een overwegende invloed
te krijgen op den generaal, later gou
verneur-generaal Van Heutz, wiens
algemeene ontwikkelingen mensehen-
kennis, zooals ik nu wel als algemeen
bekend mag veronderstellen, nu niet
bepaald van de bovenste plank zijn.
Vandaar dat Colijn kans zag, van
zijn door hem gefascineerden bescher
mer allerlei concessies los te krijgen
en o.a. voor zich een paar baantjes
te creëeren of eigenlijk maar eer.
betrekking, die echter een paar maal
van naam veranderde die hem in
de gelegenheid stelde een vrij groote
locale kennis van verschillende deelen
van den Indischen archipel op te doen.
Door deze détail-kennis kreeg hij weer
een groolen voorsprong op anderen,
wier kennis van land en volk als
geheel genomen veel grondiger en
degelijker was dan de zijne en wat
tot uitvloeisel had, dal bij hen, die
slecht onderscheiden kunnen tusschen
oppervlakkige veelweterij en diep
gaande kunde, eene vergelijking van
Colijn met erkend bekwame personen
niot in het nadeel van eerstgenoemde
uitviel. Dit gevoegd bij de algemeen
verbreide zucht om elkander na te
praten de mensch is een kuddedier
bezorgde zoetjesaan den heer Colijn
zijn reputatie van buitengewone
capaciteiten.
Bij de antirevolutionnaire partij,
waar de bekwame lieden met een
kaarsje te zoeken zijn, kon deze oud
kapitein dadelijk de rol van éénoog
in het land der blinden op zich nemen,
daarbij tredend in de voetstappon van
Idenburg, die echter in waarheid veel
beter onderlegd is dan bij. Dat dus
bij een optreden in de Tweede Kamer,
waar de afgevaardigde voor Sneek
niet, zooals hier, gevrijwaard is tegen
meedoogenlooze critiek, zijn roep van
bekwaamheid vroeg of laat aan flarden
getrokken zal worden, is lang niet
onmogelijk en naar ik geloof, zelfs
niet meer dan een quaestie van tijd.
Afgescheiden van alle geruchten is
bet voorts een feit, dat, wanneer straks
minister De Waal Malefijt over de
Indische begrooting met de Staten
Generaal in debat zal treden, bij niets
meer zal zijn dan de spreektrompet
van Colijn. Ik kan nl. instaan voor
het feit, dat de gebeele verdediging
dier begrooting door laatstgenoemde
is geprojecteerd en aan den strooman
De Waal Malefijt, naar men gerust
kan zeggen, voorgeschreven. Hoe zorg
vuldig ook getracht wordt dergelijke
dingen geheim te houden, kan degene,
die over de noodige kanalen beschikt,
omtrent zulke manoeuvres op groote
schaal altijd wel het fijne te weten
komen. En zoo ben ik met een beetje
speuren er ook achter gekomen.
Nog een ander piquant snufje van
den heer Colijn, dat een goed inzicht
geeft in zijn gladheid. Hij schijnt nl.
het meest beducht te zijn voor een
bestrijding van het in zekere kringen
in koloniale zaken met gezag bekleed
Eerste-Kamerlid dr. K. B. Kielstra;
althans stelt hij er blijkbaar hoogen
prijs op, dezen tegenstander gunstig
voor zich te stemmen. Om dat resul
taat te bereiken, heeft hij een zeer
handigen truc gevonden.
Primo bezigde hij zijn invloed om
een familielid van gezegden volks
vertegenwoordiger, een zekeren mr.
J. C. Kiolstra, op het Departement
van Binnenlandsch Bestuur geplaatst
te krijgen op eon tractemont van
f 700,—'s maands, dat, 's mans prille
jeugd en diensttijd in aanmerking
genomen, exhorbitant te noemen is,
daar het hem dadelijk boven de oudste
referendarissen stelt.
Om echter thans op den heer mr.
Kielstra terug te komen, diens goed
fortuin is hiermede nog niet uit. Want
de heer Colijn is bezig te betoogen,
dat er bij zijn «Buitenbezittingen-
Bureau" dringend behoefte is aan een
rechtskundig adviseur met een begin-
tractement van f800 's maands."
Zoo woekert het ambtenarendom,
dat hier te lande reeds zoo welig
tiert, ook in Indië uitstekend. En zoo
ziet men, dat de Staatskas zich niet
zelden enorme uitgaven moet ge
troosten om een vriendje aan een
baantje te helpen.
H. M. de Koningin vertrekt 14
October naar het buitenland. H. M.
zal een kort oponthoud hebben bij
den Prins en de Pnnses von Erbach
te Koenig; daarna zal H. M. eenigen
tijd in Noordelijk Italië doorbrengen.
Na de reis en vóór Haar terugkeer
naar Den Haag zal H. M. nog korten
lijd op het Loo verblijven.
Bond van Post- en
Telegraafbenmbten «de Post."
Door den Ned. Bond van Post- en
Telegraafbeambten »de Post" is d.d.
25 September een adres aan de Tweede
Kamer gericht, waarin op hooger loon
wordt aangedrongen.
Ie. omdat alle levensproducten
zoowel voor voeding als kleeding en
dekking en woninghuur in de laatste
jaren enorm zijn gestegen
2e. dat van de lagere ambtenaren
na de verbooging van bun jaarwedde
in 1905 verschillende inkomsten zijn
ontnomen
3e. hun loonen bij die van anderen,
niet van dien aard zijn, dat zij een
figuur maken, gelijk wordt beweerd.
Een memorie van Toelichting, met
bijlagen van 68 bladzijden, vergezelt
het adres eu toont door citaten en
statistieken de waarheid der drie ge
noemde stellingen aan.
Afschriften van dit adres zijn ge
zonden aan de leden der le en 2e
Kamer der Staten-Generaal, den
Minister van Waterstaat, den Directeur-
Generaal der Posterijen en Telegrafie,
den Inspecteur der Spoorwegpostkan
toren, de vakpers, enz.
Fruit.
Men meldt ons uit de Betuwe:
Het gaat thans met den fruithandel
tamelijk naar wensch. Het beschot
valt niet tegenieder plukt meer
fruit dan bij de verpachtingen op hout
geraamd is, terwijl de vrucht in
grootte sterk is toegenomen. Ook de
prijzen zijn iets stijgende. Vooral is
er vraag naar le qualiteit peren, die
met willigen handel voor f5—6 per
H.L. worden verkocht. Vaste prijzen
van appelen zijn nog niet op te geven,
doch de kans op goede prijzen is
niet uitgesloten, daar het buitenland
en vooral Duitschland gaarne de
bekende Betuwscbe soorten betrekt.
Naar 't z.g. »kroet" komt veel vraag
en er werd f 1.501.60 per H.L.
geboden, doch daarvoor wenschte men
Diet te verkoopen. De appelstroopfa-
Als Aioor...
Z'n baardjes.
Een dikke bruine straal van de
sierlijke, kostelijke koffie spatte over
't pas-gewreven blad heen... Zóó schrok
Antje, toen ze het gezicht bemerkte,
waarmeê haar zuster Kee van-boven
kwamvan meneer Steegman's kamer,
met het ontbijt-rommeltje in de
handen...
«Mensch, wat mankeert je!?" riep
Ant uit, en ze had werk om de koffie
pot behoorlijk op het lichtje te zetten.
Maar Keetje was op een stoel neer
gezonken, keek haar met verwezen blik
aan, zocht naar woorden... fluisterde
eindelijk, haar zuster trachtend te
doordringen van het ijselijke:
rr't Is niet pluis met 'ml"
»N... Niet... pl...?"
"Neen, Ant, wat ik je zeg!" en
nn ontspande zich de ontroering in
tranen, die haar over de wangen
biggelden, "'t Is hensjes waar, Ant-
lief... Hij is..."
En zij wees al snikkende met
het dikke, vettige wijsvingertje, waar
van de nagel door al 't harde werken,
naaien, voor driekwart was afgesleten,
naar het midden van haar laag
voorhoofdje, omgrensd door stemmig-
weggestreken, al-grijzende lokken.
«Mensch, wat bezielt-je... 1"
De twee zussen zaten nu, ieder in
een hoek van de kamer. Keetje drukte
de zakdoek tegen haar oogen en
schreide zachtjes...
"Zoo'n goeie, fatsoenlijke man-
Acht jaren hebben we 'm in huis ge
had... Geen onvertogen woord ooit...
Vijf-en-dertig guldén in de maand
en met alles tevreden— Of de soep
te zout was, de lappies eens wat aan
gebrand— Met de schoonmaak be
helpen... Alles goedNooit na tienen
uit... En zoo netjes op alles... Geen
stoffie haast te bekennen... Als we
jarig zijn een presentje... En non..."
Zij 6nikte 't luider uit...
Maar Ant d'r zenuwen kwamen nu
in opstand. Ze stond op en ging bij
Keetje staan— De handen in de zij-
Rood van opwinding...
«Mensch, wat prdit-je toch!—Wat
pr£ét-je toch... Ik geloof waarachtig
dat je..."
En toen, terwijl er nog altijd
snikjes schokten tusschen haar woor
den... Bevend van ontroering... Haar
zuster heet pakkend bij een flop
mouw... Fluisterend met heesch sissend
gepraat, vertelde zij-
Precies tien uur, als altijd
was ze boven, bij meneer Steegmans,
den commensaal, gekomen, 's Morgens,
om dien tijd, zat hij altijd te schrijven.
Meneer Steegmans had een pensioentje,
nog een duitje «van zichzelf"... En om
er nu wat ruimer bij te zitten,
voor tijdpasseering, noemde hij 't, want
meneer Steegmans droeg op zijn manier
't hart nogal hoog, hield hij er
«schrijfwerk" op na. Soms lagen er
heele stapels enveloppen, waar hij op
te zetten had «Den WelEd. Heer..."
En dan verder uit het adresboek...
Of hij copiëerde groote vellen, met
keurige kantoorhand. Keetje wist dat
ze nooit aan nde papieren" mocht ra
ken. Zij tikte aan, groette, maakte
heel-zachtjes de deur dicht, en begon
dan het ontbijt-gerei, dat meneer op
'n apart tafeltje netjes had neêrgezet,
weg te ruimen. Soms begon meneer
uit eigen beweging een praatje; anders,
als Keetje iets-interessants te vertellen
had, en vroeg, op gedempt-eerbiedigen
toon
«Stóór ik u soms?"
Meneer schrok dan op, keek haar,
van boven z'n brilleglazen, wat ver
strooid aan, als geleerd man, die
middenin z'n geestesarbeid naar lager
sferen wordt weggerukt... maar hij was
zoo goedig, zoo vriendelijk van aard...
"Zeker niet!..."
Waarna hij, soms met klein
zuchtje van gelatenheid z'n bril
afzette, zich tot geduldig luisteren
voorbereidde, en te hooren kreeg
een of ander nieuwtje uit de huurt.
Van een vrijerijtje, dat uitgelekt
was en nu op moeielijkheden dreig
de te stranden— Van ruzie tusschen
echtgenooten, waar haast de politie
bij te-pas was gekomen— Van een
meid, die op stel en sprong was
weggejaagd... Van een sterfgeval-
Van een jongen, die niet dengen
woü...
Heel genoeglijk werd dan het
nieuwtje uitgesponnen tot er niets
meer over te bespiegelen viel. En dan
keek Keetje op de pendule... Ontdekte
dat ze «haar tijd stond te verpraten
en meneer in zijn bezigheden ophield."
Hij zette gauw z'n bril op en zocht
naar den regel, waar-ie al-copieërend
gebleven was— Een paar minuten later
gleed zijn pen weêr over 't papier,
was Keetje met het ontbijtgerei in de
armen, beneden bij zus Ant.
Maar nu,— Haar tikken, om te be
ginnen, had-ie niet gehoord. En toen
ze in de kamer kwam, zat meneer
Steegmans niet op zijn gewone plekje,
aan de tafel, met't schrijfwerk. Neen,
hij stond voor den spiegel. Dat vond
ze al vreemd— En dat-ie haar nauwe
lijks goeiendag zei, niet minder—
Maar afijn, had ze gedacht, mis
schien heeft meneer iets wat 'm hindert,
of zoo... Laat 'k maar ganw maken
dat 'k weg kom—
En net-precies had ze bordje, ser
viesje, vingerdoekje, spiritus-lichtje
aldus bijeengeschoven, dat er geen
ongelukken konden gebeuren... Bij de
gedachte aan wat toen volgde, sloeg
Keetje zich de handen voor het gezicht—
«Ant, ik bezweer je bij al wat me
lief is, 'k docht dat het blad-met-al
zóó te-gruis zou vallsn— Daar draait-ie
zich om... Gaat vlak voor me staan...
In z'n hemdsmouwen— met een bor
steltje in z'n hand... "Hoe vindt-u me
nou!?" Vraagtie... Ik deins achteruit,
want hij deed zóó raar... Zóó raar..."
Door het groezelig-vale tintje van
juffer Keetje's wangen kwam een rose