NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. BENJAMIN Wo. 83. Zaterdag 16 October 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE WEEK. Amersfoortsche Conrant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77.Telephoonno. 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels f 0.50; iedere reg.l meer 7'lt Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 14 October. Van het werk der afdeelingen van de Tweede Kamer driDgt maar zeer weinig tot het «profanum vulgus door... Toch nog altijd iets meer dan vroeger. Een berichtje als bijv. dat dr. Kuyper aan de besprekingen over het «Lehmann-avontuur", om 't nu eens, voor de variatie, zoo te noemen zou voorbeen niet zijn uitgelekt, Toen werd aan de parlementaire »adat" stevig vastgehouden, dat hetgeen «intra muros" der afdeelingen verhandeld werd, slechts langs den weg der «stuk ken" wereldkundig mocht worden ge maakt. De rest was en bleef collegiaal geheim, toevertrouwd aan de hoede der kieschheid van de Binnenhofsche confraters. Ook mot deze traditie schijnt 't uit te wezen. De sectiën werken niet langer in 't geheim. Men klapt lustig «uit de school", en 't zijn beusch niet alleen de soci's, die zich daaraan be zondigen 't Is jammer, want daardoor missen de leden moed, vrijheid, lust om zich, in de afdeelingen, «te laten gaan" Zij durven zich niet meer vrijelijk uiten; bang, dat dingen, nog gansche- lijk onrijp voorde publiciteit, alras aan «de groote klok" zullen worden ge hangen, speelbal van de grillige en oppervlakkige kritiek van Jan Publiek. Onbescheidenheid en ongegronde nieuwsgierigheid bederven, belemme ren, aldus de waarde van wat de sectie- arbeid kan en moet zijn in het rader werk van ons Staatswezen. Ten aanzien van een andere »topic of the day" de quaestie-Lovink vertoonen de bladen toch waarlijk eer.e verrassende onnoozelheid. Eerst is men naïef genoeg om aan Landbouw te gaan vragen»Is 't heüschjes waar, dat de minister en meneer Lovink niet met elkaar overweg kunnen?... Vervolgens komt men tot de ont dekking dat de heer Lovink, het Indisch ambt accepteerend, daarbij de «rnaterieele belangen van zich en de zijnen" op 't oog had. Zal wel waar zijn!... Noch het salaris noch de vooruitzichten van pensioneering en weduwenpensioen zijn voor iemand, die de positie, de reuzentaak van directeur-generaal, ook van Landbouw, te vervullen heeft, aanlokkend. Best te begrijpen, dat zelfs een man van zóó hoog plichts besef; van zoo idiaal streven als Lovink de waarde begrijpt, verscholen in het spreekwoord van «het hemd en den rok"... Zal waarzjjn In 't algemeen moeten de tractementen onzer hooge ambtenaren potsierlijk' laag heeten. Deze opmerking, door eeD dagblad-correspondent weèr eens gemaakt, is stellig niet gloed-nieuw, doch daarom niet minder juist. Er behoort moed toe om haar te onder schrijven in onze dagen van blinde vergoding der «kleine luyden", toch waag ik 't er op. De levens standaard is in den loop van vijftig jaren zeer beduidend veranderd gestegen nl., doch de maatstaf van salariëering bleef dezelfde. Als een minister in 1850 met f12.000 best kon «rondkomen", dan beduidt dat cijfer voor 1900-zooveel minstens 4 a 5C00 gulden meer!... Een knap, pienter advocaat smaakt" met z'n praktijk licht zes- of achtmaal meer, per jaar, dan hij op de aller hoogste sporten van den ladder" der rechterlijke macht kan halen. «Nogal glad" zegt de «man in the street" dat men zoodoende je-koppen, je kranen, de superieure figuren, niet of bij hooge exceptie voor den Staatsdienst kan winnen. Iemand, die eene ministerieele porte feuille aanvaardt, welke het eerste politieke stormpje 't beste hem uit de hand kan rukken, dient gefortu neerd te wezen om daar vaste, mooie vooruitzichten voor prijs te geven. Het «bezuinigen" van eenige duizen den per jaar berooft den Staat van de beste krachten. Is dat zuinigheid, die de wijsheid bedriegt, of niet?... Men behoeft waarlijk geen ziener te wezen om te begrijpen, dat nucbter- practische, rnaterieele overwegingen bij den heer Lovink zullen hebben gewogen, gansch afgescheiden van zijne verhouding tot den minister van Landbouw, Handel en Nijverheid. In afwachting van het allengs- naderend Binnenhof-toernooi is er overigens weinig «saillant nieuws," zooals de Hagenaars aan hunne bitter tafels 't maar gaarne noemen. Gaande weg begint ook tol de meest verstokte aanhangers van de lugubre-Berlage- bouwtrant door te dringen de treurige waarheid, dat de Beurs, het wange drocht, een «strop," tevens «zinkput," voor de arme Amsterdamsche schat kist blijkt... Mijn beeldspraak in deze is aartskreupel, maar ik ontleen haar aan wat men aan Amstel en Y nu, weêklagend zegt over het geval... Hoevele duizenden het «verbeteren" van het misbaksel nog zal kosten voordat 't «op non-activiteit" wordt gesteld, opgeborgen bij monstruosi teiten als de Parkschouwburg-ruïne, Naatje van den Dam, e.t.g. wie zal 't zeggen...! Zij, die «als Keizerin, de kroon draagt van Europa," heeft van architect Berlage een aardig «koopje" beleefd, gelijk de Indisch- gasten 't noemen... Van het geld, er nu reeds aan weggeworpen, zouden de hongerige Aemstellandsche school- kindertjes inderdaad gelijk de spot- vogel-overzichter van «De Telegraaf" zegt een vast de'jeüner, lunch, diner met V» flesch wijn, en nog wat meer, kunnen genieten... 1 't Is ijselijk 1 En dat in de dagen van met spanning wachten op uitkomst voor de finantiën der gemeenten...! Voor grootere en kleinere. Zelfs het dusver-gebenedijde Haagje dal eene plaatselijke Inkomsten belasting gaat heffen, die er voor de residentie vriendelijker uitziet, zoo «op 't eerste gezicht," dan de praktijk misschien zal uitwijzen... Ik zie nog de dag aanbreken, waarop er een groote «exodus" zal plaats hebben uit alledenkbareNederlandsche plaatsen en plaatsjes naar het para dijsje het dorado voor vijanden van aanslag-biljetten c.a. (en zijn we dat niet allen naar het onvolprezen Kampen, de vermaarde kweekplaats van «uien" en van| liefelijk-dalende aanslagen... Woestenij slechts voor deurwaarders en consorten Mr. ANTONIO. In 't laatst uitgekomen nummer der «Stemmen voor Waarheid en Vrede" bespreekt de Kroniekschrijver (dr. A. W. Bronsveld) ook de Troon rede en zegt daarvan onder meer De toestand der financiën van '1 Rijk is ernstig. Tekort, dekking van tekort, nieuwe belastingen, verhooging van belastingen is alles wat de klok slaat. Wij vernemen dit met een diepe zucht. Inderdaad, de belastingen worden voor vele burgers van ons land te zwaar. Dat geldt inzonderheid vaneen groot aantal kleine neringdoenden, en «middenstanders"; maar ook van hen, die van een niet groot vast, en voor vermeerdering niet vatbaar, inkomen moeten leven. Ons zijn landgenooten bekend, wier belastingcijfer in 25 jaar verdubbeld werd, terwijl hun budget eer kromp dan zich uitzette. Maar het Rijk stoort er zich niet aan, en de Besturen onzer gemeenten storen er zich ook niet aan, en gaan voort met een druk te leggen op het leven der burgers, die waarlijk te zwaar is. Voor een particulier geldt de regel de tering naar de nering zetten Waarom acht hel Rijk zich daarboven verbeven? Een eerlijk burgerman ver oorlooft zich geen uitgaven, die zijn financieele krachten te boven gaan. Hij vraagt over hoe veel hij kan beschikken. Hij stelt eerst het bedrag van zijn inkomsten vast. Maar het Rijk volgt den tegenovergestelden weg. Het voteert eerst een jaarlijksche uitgaaf van eenige millioenen ja doet vaak een slag in den blinde en dan moet er links en rechts gegrepen en gevangen worden, om bet tekort te dekken. Is eigenlijk zulk een wijze van handelen, uit een zedelijk oogpunt gezien, wel geoorloofd? Op de vraag, of het verstandig is bet recht van successie al maar te verhoogen, zoodat wij ons kapitaal al meer opetenof het geraden is te komen tot invoerrechten, en alzoo de vrijheid van den handel te doen ophoudenof het oirbaar is de accijns op het gedistilleerd te verzwaren, op al die vragen achten wij ons niet geroepen een antwoord te gevenmaar wij protesteeren er tegen in naam van duizende landgenooten, dat de uitgaven van het Rijk onverpoosd worden opgedreven, zonder dat de middelen er zijn om in de uitgaven te voorzien. Het hof zal hoogstwaarschijnlijk dezen winter op Het Loo verblijf houden en slechts voor enkele dagen naar Den Haag gaan. Dit in verband met 't gunstig resultaat door bet hier zijn wat betreft de gezondheid van prinses Juliana en de nijging van H. M. de Koningin, om ook met betrekking daartoe een rustig verblijf te hebben. Zondagsrust. Het hoofdbestuur van den Algem. Nederl. Dienstbodenbond beeft een adres gezonden aan den Minister van Landbouw, met verzoek om ook per sonen die huiselijke diensten ver richten op te nemen in de voor genomen wettelijke regeling inzake Zondagsarbeid. Nieuwe spoorwegtarieven. Naar «de Maasbode" uit goede bron verneemt, wordt er op de bureaux der H. S. M. en S. S. met extra krachten gewerkt aan de samenstelling van nieuwe tarieven voor het vervoer van reizigers. Indien de ministerieele goedkeuring spoedig afkomt, hoopt men daarmee in het begin van 1910 gereed te komen. Er bestaat dan kans, dat de ITaiin luEicliaëlis. 38) - Zy dacht, dat als zij hem niet kuste al was 't maar zijn hand voordat zij wegging, dan zou zij van verdriet sterven. En alsof hy haar gedachte raadde, kwam hij op haar toe. „Vindt gy het ook zoo vreeselyk my te zien?" Maar Jelle nam zyn eene hand, die koud en mager was en zoo vreemd geel. Zy kuste haar niet, maar hield haar aan de lippen en blies er in. Dat was het eenige dat zij wist te doen. Benny ging tusschen Jane en Klotilde in zitten en praatte om de beurt met haar. Hij vertelde dat hy nu vier öre per dag verdiende en over ander halve week had hij genoeg verdiend voor een spiegel. Ze antwoordden niet. Hij vroeg, of ze de zaal netjes hielden en altijd stof afnamen als hij thuis kwam zouden ze eens zien hoe schoon hy alles zelf zou houden. Ze ant woordden niet. Hij vertelde dat hij wat ziek was geweest en op de ziekenzaal had gelegen; die was wat grooter daar was 't erg prettig; daar at je van een bord en dronk je uit porseleinen kopjes. Nu schreiden ze. Maar toen begon Benny gekheid te maken. Hij nam Jane's sjaal en wikkelde er zich in en vroeg of hij nu mooier was. „Wat eet je zoo door de week?" Het was Klotilde, die eindelijk een van de honderd dingen, die ze had willen vragen, fluisterde. Benny somde gehoorzaam op. Hy was waarlijk van gele erwten gaan houden. „Ja, maar de spuugbak!" nu kwam Jane erbij. Benny zou er niet meer buiten kunnen, hij vond dat die er nu zoo byhoorde. Hij had waarlijk niet te veel om het wat gezellig mee te maken. Wan neer hij klaar was met het maken van school- tasschen en 't acht uur sloeg, pakte hij zijn boeltje samen en ruimde op neen, hy kon zyn spuugbakje niet meer missen. Men werd licht ver kouden in dezen tijd. Zyn mooie, mooie snorretjeKlotilde had er zoo van gehouden, van het oogenblik dat het net als 't dons op kalkoenen kuikens te voorschijn was gekomen. Dat ze het hem toch af hadden durven nemen. Toen vertelde Jelle hoe ze iederen Zondag om de muren hadden geloopen en hem als 't ware bezocht hadden Benny zei een woord, dat zóó zacht klonk, dat het bijna weg was eer het uitgesproken was. Maar nu wenkte de andere man. Benny breidde de armen uit, en liet ze toen weer vallen. „Vaarwel 3llemaal." In de deur draaide hij zich nog eens om en glimlachte weer met dien glimlach, die verried dat zyn kamer op 't Noorden lag. „Vaarwel, myn nachtuiltjes wel bedankt!" Het laatste woordje ging weg tegelijk met hem zelf. Maar de zusters bleven achter op de groote leêren bank met al haar presenten. Terwijl ze daar zaten, kwam de dominéé. Hij begon met haar over Benny te praten. Hij mocht hem graag. Hij zeide, dat Benny een goed mensch was en een fijn beschaafd mensch, een kunstenaar. En al de woorden, die ze vooruit verzameld hadden om tot Benny te zeggen, vertrouwden ze nu aan den dominéé toe. Hy beloofde ze aan Benny over te brengen. Maar toen ze de gekroonde zakdoeken voor den dag haalden en de bonbons voor zijn nachtbordje en de gestipte dassen toen moest hy haar be droeven door zijn weigering. Hij toonde haar een gedrukt reglement, dat alle vier de klassen behandelde en daar moesten ze zich aan houden. Slechts twee dingen nam hij aan, het gele glas en de ets van Rembrandt. Benny had ook met hem daarover gesproken. En hij gaf er haar zyne hand op dat Benny de ets zou krijgen, die mocht altijd bij hem zijn, zelfs terwijl hij zat te werken en als hij sliep. Ze vroegen of ze Benny's kamertje niet mochten zien en zijn eigen tuintje dan zou het zooveel gemakkelijker gaan thuis aan hem te zitten denken. Maar dat kon de dominéé niet toestaan. Hij liet haar daarentegen de kerk zien, die prach tig was en ook vreemd. Want daar zaten alle gevangenen 's Zondags bijna net als bijen in een honigraat, de een boven den ander, elk in zijn kleine hokje, met niets dan het hoofd dat er boven uit kwam. De gezusters mochten even probeeren hoe het was opgesloten te zitten, 't Was niets erg. Ten laatste liet hy haar een poppenkamer, met pop- penmeubels er in, zien. Hy legde haar uit, dat Benny in precies zulk een vertrek woonde, alleen maar grooter. Ja, nu kon men zich die hangmat, waar geen dekbed en geen matras in was, beter voorstellen. Ze scheidden getroost van den dominéé, 't Was net als een buitenlandsche reis, alles wat ze gezien hadden. Maar toen hare gedachten tot rust kwamen, ver gaten ze dat alles, en herinnerden zich slechts, dat Benny's handen en gezicht zoo vreeselyk geel waren geworden. Jane en Jelle gingen samen naar den dominéé. Ze vertelden 't zooals 't was, dat haar eenigen zoon gestorven was, en hier kwamen ze nu om dominéé te verzoeken by zyn graf te spreken. Maar dat wilden ze hem wel zeggen, dat haar zoon haar altijd tot vreugde was geweest en nooit, nooit tot verdriet. Jelle haalde één voor één de portretjes van Benny van zijn kindsheid af tot nu, te voorschijn, en liet ze dominéé zien. Ze wees hem ook al de prenties, die hy met zijn prachtige hand, met gelukwenschen aan haar allen, geschreven had. Achter haar langen zwarten sluier begon Jane van zijn groote talenten te vertellen en van de toekomst, die hem had gewacht als hij was blijven leven. De dominéé vroeg naar zijn naam. Jane aarzelde; „Morten Martin Benjamin Splüd." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1