NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 35. Zaterdag 30 April 1910. Negea-en-dertigste jaargang VERSCHIJNT WOENSDAfi EN ZATERDAfi DE WEEK. FEUILLETON. DE INVASIE DER DÜITSCHERS. -A- J". ZDu-clxatea/u.- Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door bet gebeele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. AD VERTENTIEN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7V, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 29 April. Soms kari 't u zijn of de beelden van het verleden in scherpe omtrek ken langs u gaanvraagt ge u af, of wat erna kwam, slechts een droom beduidtMeestal een nare, boozen, als iemand, die zich gelijk Jan Holland's slaper uit een «Konings- dioomn, den avond te voren aan hazepeper te goed deed... Of die op z'n rug was gaan liggen of een, die vervolgd wordt door nachtmerrie van ras-vervallend wisseltje, morgen voor dag-en-douw zich aanmeldend beertje, die op straat aangeklampt is door een van het gilde, 't eiken dag dnester wordende, van de aldreigers en hunne heeren- en bandlangers(sters)... Of: die een blauwtje heeft geloopen. onder- wijl-ie zich verbeeldde vrouwenhartje veroverd te hebben. Of, die zich kans op promotie zag ontglippen wiens rubbertjes (de tulpenonzer dagen I) niet naar wensch gaan. Die al-speculeerend een bedenkelijk stuk van z'n spaarduitjes zag ver smelten als brokje-sneeuw voor lente zonnetje... Of: wiens broncheu 't moeten ontgelden in grillige April- atmosfeer, die u, op een-en-denzelfden dag Juni warmte en November-guur- heid brengt... Of: wiens illusie om in een der sub-comité's tot viering van Juliana- of anderen feestdag werd vernield. Ik wil niet grooter maken de lijst van narigheidjes, grootereen kleinere, waardoor een mensch-up to date zich door nachtmerrie kan besprongen zien op de leger-sponde. Soms zei ik komen de beelden uit ver-verleden in zoo wonderbaar- scherpe omtrekken tot u, dat ge u afvraagt: was al wat daar-tusscben lag droom of werkelijkheid...? De lustra en decenvia krimpen samen, in het tooverspel uwer ver beelding, tot dagen, uren... Al wat gij, door al die jaren been, hebt door leefd aan vreugde en smart (o, vooral de laatste!) wordt aandoening van 'n etmaal... Het verleden is tot u genaderd ge lijk de maan op handreikens-afstand komt, kijkt ge straks door Carnegie's telescoop van eenige milltoenen dol lars. Zooals de komeet van Halley, na drie-kwart eeuw zwervens, over een paar weken zal schitteren aan het firmament... Juist als ut den jare 1835, toen onze grootouders 't precies als wij thans, gestaag hadden over liet «onheilspellend vuui monster", dat vreeselijke dingen kwam aankondigen... Terwijl we, nel-als de luntjes van '35, zullen herademen, in opgeluchte stem ming een extra-glaasje klinken, wan neer de waatet vorintg gestaai te, in onpeilbaar-snellen vaart het wereld- luim inschietend, wederom geworden is, eerst haast-onnaspeui baar stipje, slechts door de sterkste kijkeis nog le volgen... Dan weg, verdwenen, tot, bij leven en welzijn, 1985!... In 1835, de laatste maal, dan, dat de komeet de bewoners van ons planeetje kippenvel op het lijf joeg, hadden wij geen treinen, geen tele foons, geen fietsen, geen asphalt, geen telegraaf; was het opstijgen van zoo'n logge montzalfière eene gebeurtenis, waar de menschen 'n week tevoren deligence-kaartjes voor bestelden, de groene reiszakken en karrebiezen voor gingen pakken... Sinds 1835 zijn we, in zielental, met c.c. twee millioen vooruitgegaan. Want de »band", die ons toen nog, dank zij de hardnekkigheid des Konings, kwasie hechtte aan de door Gérard en den «burgerkoning", met mr. John Buil achter de schermen, «vrijgemaakte" Belgen hechtte, was niet sterker dan het fluïdum, verbindend ziel en lichaam van een stervende. In 1835 had niemand durven voor spellen, dat Noord-Nederland Vijf-en- zeventig jaren later bij de zes millioen inwoners zou tellen, met een cicerés in het laatste tiental jaren van 138 pCt. In de jare 1835 balde een rechtge aard Hollander z'n vuisten als de naam van »Belg« werd uitgesproken was «blauwktelv indentiek met snood aard, rebel, tiouwlooze. Wie van de mogelijkheid gewaagd had, dat Neder land zou deelnemen aan eene inter nationale tentoonstelling, te Brussel te houden, daar in een huis van mooi-soberen stijl onzer architectuur van zeventiende eeuw zou bijeenbren gen producten van zijn Nijverheid, zijn handel.. Er zijne vertegenwoor digers heen zou zenden, als die van «Nation Amip« schoon dan voorhands nog niet Allicect Dat Holland's en België's souveietnen beleefdheids-be zoeken zouden gaan wisselen... De man had zich moeten haasten iri overijlde vlucht, of het beleedigd patriotisme zou 'm allicht «gelynchu hebbenVan de oudjes, die '30 en '31 hebben meegemaakt zullen er op z'n hoogst nog een paar in leveu zijn- Die voor de tweede maal gedurende hun tocht «van wieg naar graf« de komeet zien verschijnen... Zich, als 't versinweefsel nog gaaf genoeg is, dat contrast voor den geest kunnen brengen., het wel zeer-scherpevan 1835—19101... Wanneer mr. Kolkman nagaat, voor welke soesah en perkara zijn voor ganger van toen geplaatst was, wel, velerlei deceptr'es van ouder en jonger datum zal Z.Exc. van Financiën lichter kunnen dragen I Een staats bankroet dreigend... De verhouding tusschen volk en staatshoofd het vries punt naderend. Te Londen «rijpe over weging" of men door 1815 niet een fiksche streep zou halen; nu het ideaal van een «bufferstaat'', tegen Frankrijk opgeworpen, toch van de baan was geraakt, althans de beteekenis van koloniale mogendheid aan Hol landje beleefdelijk zou ontnemen. Weêr tot onbenullig staatje doen worden in Europa, onafhankelijk op voorwaarde van zeer-gedsveeë gehoorzaamheid aan officiceuse suzerein. Iets a la-Porlugal tegenover Engeland... O, de schijn magnifiekJaarlijksche wisseling van Koningsvisite. Dom Manuel te-paard naast Zr. Ms. gast, of gastheer Eduard VII. En slim-handige, joviaal-buikige Majesty Eddymet fijn glimlachje kijkend naar den boy Z'n vasal, dien hij straks zal laten trouwen met prinsesje, dienend om de glorie der Bntsche vlag te helpen verhoogen... De juichende, bloemen-ntrooi ende, met zakdoekjes wuivende menschjes snappen er maar weinig van. De toast, door King Eduard op zijn vriend Manuel uitgebracht, kan zelfs het allerprikkelhaarst gemoed van Portu- geeschen patriot niet kwetsen... Daar wordt wel tegen gewaakt... Een stapeltje c'erins met flankerende tooi sels... Voor de wisseling van tidder- orden. Vlaggen der twee natiën zuster lijk saamgeplooid. Dom Manuel, met fleren tred gaande langs de gelederen der Engelsche troepen, die Z. M. «inspecteert"... Aldus is, up-to-date, het spelleken der verhouding tusschen suzerein en vasal. Zóó zullen de mannen, die, in 1835. over onze toekomst, als «zelfstandige natie," zalen te discusieeren, 't zich immers hebben gedacht... 't Liep anders! Niet gaarne zou 'k mij wagen aan profetieën van hetgeen zij, die, in 1985, de «staartsterü wederom zullen zien komen, te aanschouwen hebben... I Of, bijvoorbeeld, taktiek van onder verkapte staatsbescherming voort- sluipende land-aankoopers in onslndië, op ons Java al dan niet het spelletje zullen hebben gewonnen... In 1835 om lot het verleden terug te keeren wist men van geen gas. De kaars was nog bij velen in eere. Voorts: zeker soort van knette rende, knorrende, snurkende geluiden voortbrengende olie-lampen, waarvan men nog wel, als curiosa bier en daar exemplaren te-pronk ziet staan. Gas- verstikking kwam dus niet voor... En zuurstof-apparaten, om menschen, die een klein pasje van vriend Hein's zeis staan, te redden, waarin voor de zeer-deftige doktoren dier dagen onbekende dingen. Veilige, rustige tijd...Toegegeven. Maar voordat, kwam er brand, de spuit te voorschijn was gehaald, de emmertjes waren volgepompt, de spuitgasten goed-en- wel aan het werk waren, kon de halve stad ruïnetje zijn geworden... In 1835 waren er (ik merkte 't reeds op) geen treinen. En dus had men ook niet het, aan de stations, door roofvogels in men6Cbenge- daante opwachten van argelooze deernen, naar grootstad gelokt... Maar Jacob van Lennep bestudeerde toen reeds de Klaasje Zevenster's e a., welke hem later stof voor zijn ver maarden «zeden-roman" zouden ver- schallen; spelend, immeis, in of om streeks de dagen, toen Halley óók met z'n vuurstaart dreigde... Houdt de ontvanger van Hardestein niet diepzinnig-pohtische bespiegelin gen over Louis Philippe, en de kansen van zijn kroon, met graaf Louis van Evlar?.. Ook toen waren er Klaasje Zevenster's, echt- en heuschelijk-eer- bare, in kooi der misdaad gelokt; andere nagemaakte, gefingeerde, die «de onschuld" uithangen... Gretchen's uit de «Petit Faust..." Als in de aan vankelijk zoo treffend-lijkende historie der avonturen van het maagdlijn, dat naar Amsterdam trok, voor betrekking in gesloten huis..." Tenaanzien van deze soort dingen vindt Halley's komeet ons werellje zoo-ongeveer onveranderd terug.. Het decoratiefis ietwatgewijzigd.Menschen en toestanden bleven wat ze waren. De politie- van toen zal misschien iets minder kwaadaardig hardhan dig zijn geweest dan de huidige Ze konden er grimmig genoeg uitzien, met de vervaailijke kachelpijp-hoeden en dikke stokken... Sabels, die slechts bij hooge uitzondering uit de scbeede gingen: «Wacht, jelui rakkersEn de diender zette de onvei beterlijken achter ua. Pats pats!... Dat zeker deel van den rug nog twee dagen erna lichtblauw zag... Geen pioceweibaal. 7) DOOE Hij kon het niet lijdelijk aanzien, dat men Bertha's indealen met ruwe hand verstoorde en haar, het lieve, zachte kind, met haar schoone opvatting van het leven, haar reine ziel en goed karakter, dienstbaar maken zou, aan de plannen van dien man. Thans meende hij een voorwendsel te hebben, om zonder de beschuldiging van ijverzucht op zich te laden, den notaris tegen te werken en hem te noodzaken van het meisje af te zien of zich voortdurend aan zijne tegen kanting bloot te stellen. In waarheid echter vond die krachti ge opwelling van zijn gemoed voorna melijk haar grond in de vrees, dat Bertha, die hij waarachtig liefhad, onherroepelijk voor hem verloren zou zijn, indien hij thans niet alles beproef de, om het, in de toekomst dreigende, huwelijk af te wenden. Vervuld van deze gedachte, doolde Edmond rond in de nabijheid van Bertha's woning, in de hoop haar, of liever nog, den notaris te ontmoeten die, zooals hij wist, sedert eenige dagen in de stad vertoefde, toen hij zich, bij een bocht van den weg, plotseling tegenoven beiden bevond. Als door een electrischen schok ge troffen, stond Edmond stilzijn gelaat werd bloedrood en onmiddellijk daarop bleek als marmer; zijne oogen schoten vlammen, toen hij den heer Harten aanzag, doch weldra rustten zij met een zacht verwijtende, weemoedige uitdrukking op het beminde meisje. Ook Bertha was eenigszins ontroerd; met veel zelf beheersching wist zij ech ter hare aandoening onmiddelijk te bedwingen. De notaris had te veel menschen- keDnis om zich ook maar een oogenblik in den aard dier aandoening te bedrie gen. Dat beiden elkander meer ont moet hadden hij kende Edmond niet bewees hem reeds de blijdschap van den New-Foundlander, die zich kwispelstaartend voor Bertha's voeten nedervlijde, met zijn verstandigblikken- de oogen, vriendelijk tot haar opziende. Niettemin bleef de notaris kond onder de vlammende blikken van den jongen man, alleen verwonderde hij zich over diens zonderling gedrag, doch achtte het toch niet de moeite waard, hem daaromtrent een verklaring te vragen. Niet langer stilstaan dan noodig was om Edmond te doen voorbijgaan, wilde hij zijn weg vervolgen, toen deze, waarschijnlijk door de rustige houding van zijn vis 5 vis tot bezinning geko men, begreep, dat hij op het punt stond zich belachelijk te maken. Na een lichte, bevallige groet voor Bertha, trad hij daarom op den notaris toe, nam een visitekaart uit zijn brieven- tasch en overreikte hem die,met de woorden: «Mijn gedrag zal Umogelijk eenigszins bevreemden meneer, ik ver zoek U echter dit thans nog niet te beoordeelen, daar ik U morgen daar omtrent een verklaring zal geven mag ik zoo vrij zijn U te bezoeken?" De heer Harten nam de visitekaart aan, las Edmond's naam en titel, en verwisselde de kaart vervolgens tegen een andere, waarop zijn eigen naam en ambt waren vermeld; deze reikte hij Edmond over en betuigde hem zijne verwondering, dat hij de eer had bij hem bekend te zijn, daar hij zich niet kon herinneren Edmond ooit te hebben ontmoet intusschen zou het hem aangenaam zijn mijnheer van Roden burg den volgenden morgen te kunnen ontvangen: "Hótel Pays-bas", voegde hij er nog als terloops aan toe, en maakte gelijktijdig een beweging om zijne wandeling met Bertha voort te zetten. Edmond herhaalde zijn groet en be merkte toen hoe de oogen van het meisje met een pijnlijke uitdnkking op hem waren gericht. Hij kon en wilde thans echter geen woord ter verontschuldiging spreken. Als zij hem waarlijk liefhad, zoo als zij hem vroe- J ger menigmaal verzekerde, zou Bertha zijn gedrag van heden kunnen begrijpen, meende hij. In hevige gemoedsbeweging vervolg de Edmond zijne wandeling. Hij gaf geen acht op de toenemende duisternis noch lette op den weg dien hij volgde nu eens langzaam, dan weer haastig en snel, in overeenstemming met den loop van zijn gedachten schreed hij voort. Reeds was hij op een aanmerke- lijken afstand van de stad en dacht nog steeds aan de onaangenamen ont moeting van daar even en de smekende uitdrukking van Bertha's gelaat, toen hij door het geratel van een naderend rijtuig uit zijne mijmering werd ge wekt. Met pijlsnelle vaart schoten de paarden voorbij, men scheen haast te hebbeureeds was de koets in de toenemende duisternis verdwenen, toen Edmond een hevig gekraak vernam en onmiddelijk daarop een noodkreet hoorde, waarna het weder stil werd als te voren. Daar was een ongeluk geschied, dat leed geen twijfel, oogenblikkelijk spoed de van Rodenburg zich naar de plaats waar hij vermoedde, dat het rijtuier omgeslagen was. Hijgende kwam hij weldra aan. Door het een of ander voorwerp op den weg verschrikt, zoo giste Edmond, was een der paarden uit de strengen gesprongen, waarop het rijtuig in zijn snelle vaart ter zijde tegen een boom geslingerd en verbrijzeld was. De lan taarns waren bij dien val uitgedoofd, zoodat Edmond de grootste moeite had iets te ondescheiden in dien chaos van gebroken paneelen, over elkaar geworpen kussens en omvergeworpen raderen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1