NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad yitT
voor do Provincie Utrecht.
Scteen uil ie rectaal.
No. 41.
Woensdag 24 MeiflOli.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Het ontwerp eener nieuwe Tariefwet.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephooiin0. 69.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het zal thans wel van algemeens
bekendheid zijn, dat het ontwerp eener
nieuwe tariefwet, in '1904 ingediend
door den toenmaligen Minister van
Financiën Harte van Tecklenburg,
sedert 1 April 1911 gevolgd is door
een nieuw ontwerp van den tegen-
woordigen Minister van Financiën
KolkmaD, ditmaal mede onderteekend
door zijn collega's voor buitenlandsche
zaken en landbouw, nijverheid en
handel. Het tarief-Harte is nu dus
opgevolgd door een tarief-Kolkman,
en in het belang vsn de Nederlandsche
nijverheid, den handel en den Neder-
landschen consument is het te hopen,
dat het laatste ontwerp den weg zal
volgen van zijnen onmiddellijken
voorganger.
In 1904 heeft de Vereeniging shet
Vrije Ruilverkeera enkele harer
blaadjes gewijd aan het tarief-Harte,
in 1911 heeft zij hetzelfde voornemen
ten opzichte van bet tarief Kolkman.
Niet allen toch, die daarin belang
stellen, zijn in de gelegenheid kennis
te nemen van het ontwerp-tariefwet
en de daarbij behoorende toelichting
en raming der opbrengst, en het
schijnt wenschelijk zoowel aan hunne
belangstelling te voldoen, als die van
anderen op te wekken, die misschien
nog niet zoo overtuigd zijn van de
nadeelen, die het onvermijdelijk ge
volg zullen zijn van het ingediende
wetsontwerp. Vooral is dal van belang
te achten bij de onjuiste voorlichting,
die van andere zijde ook weder
omtrent dit wetsontwerp wordt ge
geven.
In het algemeen wijkt het ontwerp-
Kolkman weinig af van hetontwerp-
Harte, en in de memorie van toe
lichting wordt dan ook uitdrukkelijk
gezegd, dat de groepeering van het
ontwerp-Harte in hoofdzaak gediend
heeft voor de samenstelling van het
nieuwe tarief.
Bekend is het, dat ons tegenwoordig
geldend tarief van invoerrechten, dat
reeds van 1862 dagteekent, technisch
zeer veel te wenschen laat. Dat kan
ook niet anders. Sedert 1872 hebben
handel en nijverheid zoo groote ver
anderingen ondergaan, heeft zich de
techniek zoozeer gewijzigd, dat een
tarief van invoerrechten, dat vijftig
jaar geleden misschien voldeed aan
de behoefte op dat oogenblik, in het
geheel niet meer in overeenstemming
kan zijn met de eischen, die thans
aan een technisch goed en praclisch
ingericht tarief behooren te worden
gesteld. Ons tegenwoordig tarief is
dan ook zeer onvoldoende en reeds
Minister Pierson heeft daarvan, zooals
de memorie van toelichting zegt, de
gebreken blootgelegd en zijn voorstel
tot herziening van ons tarief doen
vergezeld gaan vanjeen geheel nieuwe
tabel, aangezien in de bestaande tabel
door aanvulling en wijziging geen
afdoende verbetering is aan te brengen.
De op hem volgende tarief-hervormers
hebben zjjn voorbeeld gevolgd, en de
voorstellen eener nieuwe tariefwet zijn
technisch zonder eenigen twijfel bruik
baarder dan de thans vigeerende wet.
Deze toch noemt alleen de met een
invoerrecht belaste artikelen en de
benamingen zjjn gebaseerd op den
toestand, waarin handel en nijverheid
in 1862 verkeerden. Goederen, welke
niet in bet tarief zijn genoemd, zijn
dus vrij van invoerrechten, tenzij zij
naar aard een bestemming kunnen
worden gerangschikt onder de met
name genoemde goederen. Het be-
hoeft geen betoog, dat zulke eene
regeling tot groote moeilijkheden bij
de toepassing moet leiden en een
schrale troost is het, dat eene door
den belanghebbende onjuist geachte
toepassing, geen grooter nadeel kan
veroorzaken dan hoogstens 5 pCt. van
de waarde. Ons tegenwoordig tarief
toch gaat met enkele uitzonderingen
uit van den regel, dat grondstoffen
vrij mogen worden ingevoerd, half
fabrikaten worden onderworpen aan
een invoerrecht naar de waarde van
2 a 3 pCt., afgewerkte fabrikaten van
5 pCt. Het nieuwe ontwerp bepaalt
zich allerminst tot eene technische
verbetering van het tarief, waarvoor
de ontwerper slechts lof zou inoogsten,
maar verbindt daaraan een zeer aan
merkelijke verhooging der invoer
rechten.
Volgens de memorie van toelichting
op de nieuwe tariefwet zullen grond
stoften, die de nijverheid en de land
bouw uit het buitenland moeten be
trekken, vrij blijven van invoerrechten.
Half fabrikaten zullen worden belast
met een invoerrecht, overeenkomende
met 3 tot 6 pCt. van hunne waarde.
(Het ontwerp-Harte stelde voor 2 tot
6 pCt.)
Afgewerkte fabrikaten, nog niet voor
direct gebruik door den consument
geschikt en die daartoe hier te lande
nog moeten worden bewerkt, zullen
worden belast met een recht van 10
pCt. der waarde (ontwerp Harte 6 tot
8 pCt.)
Geheel afgewerkte fabrikaten zullen
onderworpen zijn aan een invoerrecht
van 12 pCt. der waarde (ontwerp-
Harte 6 tot 12 pCt.)
Het nieuwe tarief zal dus zeer aan
merkelijk hooger zijn dan het thans
bestaande en in vele gevallen ook
hooger dan het door Minister Harte
voorgestelde, terwijl het enkele artike
len vau invoerrechten vrijstelt, waarvan
volgens het ontwerp-Harte rechten
zouden zijn geheven, doordat zij door
den ontwerper van het nieuwe tarief
in eene andere rubriek worden onder
gebracht, dan door zijnen voorganger.
Dat is bijv. het geval met spoorstaven,
dwarsliggers, buizen en pijpen, terwijl
voor petroleum eene bestendiging van
het tegenwoordige invoerrecht wordt
voorgesteld, in plaats van de verhoo
ging met 20 cents per 100 K., waar
mede Minister Harte het Nederland
sche volk wilde begiftigen.
Als voorbeelden voor de eerste ru
briek noemt de memorie van toe
lichting ruw gietmetaal, plaatijzer,
gezouten huiden, behakt of gezaagd
hout. Deze zijn dus vrij.
Als voorbeelden der tweede rubriek
geschaafd en geploegd timmerhout,
steenen platen of blokken en leder
(3—6 pCt.), voor de derde rubriek
manufacturen, deuren, ramen, kozijnen,
schoorsteenmantels en dergelijke (10
pCt.), terwijl de vierde of laatste ru
briek, waarin voor elke gulden waarde
12 ceDten invoerrecht moet worden
betaald, al die voorwerpen omvat, welke
voor bet gebruik van den consument
geschikt zijn, en gemeenzaam worden
aangeduid met alles wat er ligt tus-
schen wieg en doodkist, hoewel dood
kisten, waarin lijken, uit piëteit voor
de dooden vrij mogen worden inge
voerd, doch grafzerken in het tanef
afzonderlijk als belastbaar worden ge
noemd I Terwijl ons tarief van invoer
rechten in 1969 eene bate aan de schat
kist heeft geleverd van f 12.615.000,
raamt de Minister van Financiën de
opbrengst van het nieuwe tarief op
f 19.392.040, plus vele memorie-posten
met betrekking tot nieuw te belasten
artikelen, waarvan hem de vermoede
lijke invoer onbekend is. Daar hij,
blijkens de memorie van toelichting,
eene meerdere opbrengst verwacht van
ongeveer f 10 000 000, schijnt hij die
meraorieposten te schatten op tusschen
3 en 4 millioen gulden. Van die tien
millioen gulden zullen volgens art. 27
van bet wetsontwerp jaarlijks acht en
een half millioen gulden worden ge
stort in een potje, ten behoeve van
het departement van Land bouw, Nijver
heid en Handel, voor een fonds tot
dekking van uitgaven voortvloeiende
uit wettelijke maatregelen in zake de
pensionneering van arbeiders.
Men zal dus die arbeiders en anderen
de kosten der pensionneering laten
betalen in den vorm van eene ver
hooging van de prijzen van vrijwel alle
rerbruiksartikelen, men zal daarvoor
dus niet het geld nemen waar bet te
vinden is, namelijk bij diegenen die
iets bezitten, maar grootendeels van
hen die toch reeds zoo moeilijk met
hun weekgeld kunnen rondkomen, en
die daarmede, als het wetsontwerp
wet wordt, nog meer moeite zullen
hebben, omdat de prijzen hunner
levensbenoodigdheden door die wet
zullen stijgen.
Daarmede is de ontwerper der wet
het blijkens zijne toelichting heelemaal
niet eens en voor die algemeene prijs-
verbooging koestert hij, naar hij zegt,
geen vrees. De prijzen toch worden,
naar hij meent, niet beheerscht door
het recht maar door onderlinge mede
dinging, en tot behoud van zijnen afzet
zal de buitenlandsche importeur ver
moedelijk een gedeelte van zijn winst
laten vallen. Ook vreest de Minister
niet de vorming van combinaties van
inlandsehe industrieelen met de bedoe
ling om de prijzen op te zetten.
Zou de Minister wezenlijk zoo naïef
zijn als bij zich voordoet? Zou hij
inderdaad meeneo, dat al die buiten
landsche importeurs en al die inland
sehe industrieelen leden zijn van eene
groote (ilarithropische instelling, die
men noemt, handel en nijverheid, en
waarvan het doel is bet betalen van
invoerrechten ten bate der Nederland
sche schatkist? De prijs van een pro
duct wordt bepaald door de kosten
van grondstof, van productie en de
belooning voor den producent, plus de
kosten verbonden aan den verkoop en
de verzending, en de onderlinge con
currentie der producenten speelt daarbij
ook eene rol. Dat deed deze laatste
ook reeds vóór de Minister van finan
ciën eene nieuwe tariefwet deed ont
werpen, en de onderlinge mededinging
heeft, om geboren te worden, op die
tariefwet wezenlijk niet gewacht. Even
min is er plaats voor des Ministers
optimisme met betrekking tot het uit
blijven van combinaties van industri
eelen, want zelfs onder het tegen
woordige tarief bestaan zulke combi
naties reeds en onder bet nieuwe
zullen zij zonder eenigen twijfel ver
rijzen als paddestoelen uit den grond.
Als voorbeeld diene de combinatie
der zoutzieders, een syndicaat dat aan
alle daaraan te stellen eischen voldoet,
en onder bescherming der nieuwe
Een «reuzebof".
»En denkt u dan" zei, op zeer lang-
zamen toon, terwijl er een tikje van
booze verontwaardiging kwam op zijn
smal, bleek gelaat «denkt u dan
in ernst dat ik mij medeplichtig zou
maken aan dergelijk... Dergelijk...
schandelijk bedrog?"
De koolzwarte, spiedende oogen
keken haar scherp aan... Zóchten of
er iets in haar viel op te merken,
van spotternij met 's mans serupules—
Met zijne bezorgdheid voor de eer,
den naam van dien ander—
»U weet toch" zei de vrouw en ze
ontweek zorgvuldig den blik van den
nauwgezette, want 't stormde zóó fel
in haar... Doch de angst snoerde haar
de mond immers dicht...
«U weet toch wel..." stamelde ze.
«Ik weet niets! Heelemaal niets!
Ik wil niks weten!" barstte hij uit,
en snijdend was nu de toon van z'n
spreken «wat ik weet, is dat u op 't
punt staat een braaf, fatsoenhjk, alge
meen geacht man... Een van mijne
vrienden... Van m'n beste vrienden-
Schandelijk om den tuin te leiden 1
En dat zal ik weten te verhoedenj
Ze dacht aan Willem. Aan den
forschen man met de heldere, eerlijke
oogen en de zachte, vriendelijke trek
ken. Ze had 't den kerel, die misbruik
maakte van z'n overmacht in het
valsche gezicht willen slingerenWil
lem jouw vriend!? Hij zou je door
z'n knecht... Hij zou je, als je 't waagde
om bij 'm te kómen-
Maar ze voelde haar onmacht. De
pendule op den schoorsteen in het
kantoor tikte rustigjes voort.
Uit het belendend vertrek kwamen
nu en dan geluiden van iemand, die
z'n stoel verschuift; die papieren in
een kast bergt en deze weêr sluit...
Henriëtte poogde hare gedachten te
ordenen. Zij klemde de handen tegen
elkallr en voelde, dat de man, die
tegenover haar zat, 'r met z'n scherpe,
loerende oogen vasthield. Zij beefde
van angst... En de wilde ongeordende
gedachten joegen door haar hoofd...
«Gesteld eens," begon de man opeens.
Gesteld— Er is natuurlijk geen quaestie
van... Maar neem 't voor een moment
aan dat ik dat ééne geheim zou ver
zwijgen... Liever dan dót te doen zou
'k... Maar, nog eens: gesteld dat ik
ertoe te krijgen was... Dan zou de
finantieële quaestie immers tóch alles
in de war smijtenBinkers zou den
dag na z'n trouwen eventjes... Even
tjes... Wacht!"
De man stond op. Ontsloot met
afgepaste, kwasi-deftige gebaren, een
brandkastje, haalde eene portefeuille
te voorschijn. Glimlachje speelde om
zijn dunne lippen. Hij bad een potlood
genomen. Noteerde, cijferde...
Henriëtte volgde elke beweging van
de magere vingers, waar drie, vier
ringen aan schitterden-
De man keek op. Nu groeide de
hebzucht in z'n oogen—
«Weet u, hoeveel er van de zaak
nog open staat? Uit het faillissement
van uw vader, dien ik als een bloed
eigen broêr heb vertrouwd... Gek, die
'k was!... Driedubbele ezelskop, die'k
ben... Weet u dat?"
Zij dacht aan de marteling die hun
vader had moeten verduren— Acht per
cent per maand... Zij dacht er aan, hoe
moeder geschreid had, toen de laatste
dingen uit het oude juweelkistje weg
moesten. Hoe vader thuis was gekomen
dien avond, na zijn tocht naar den
lommerd— Hoe zij zich hadden ver
nederd voor oome Karei, die vader had
uitgescholden voor ploert en oplichter
vóórdat-ie de vijfhonderdguldenleende. I
Zij herinnerde zich, hoe vader dien
avoDd, na zich urenlang te hebben
beheerscht, een toeval had gekregen... j
«Op 't kantjej af!" zei de dokter en J
hij voegde er bij «nog één zoo'n stootje
en 't is gedaanAlles om de meneer
van de zwarte, loerende oogen en de
edele verontwaardiging te sussen... om j
nog drijvende te blijven—
Henriëtte dacht er aan, hoe zij en
broêr Kees hun spaarbankboekjes had
den opgeofferd; de meubelen uit het
toch al gehavende salon op een laten
avond waren weggehaaldhet restant
van een polis verzilverdvader z'n hor
loge verkocht had— Men smeek- en
bedelbrieven was gaan schrijven aan
menschen, die vroeger op visitie en te
eten kwamen... Henriëtte dacht er aan, j
hoe moeder al magerder en bleeker
was geworden, totdat de zwarte koets
vóór de deur kwam om haar weg te 1
halen... Alles om den brave te sussen...
om drijvende te blijven... terwijl de
ondergang toch niet was tegen te
houden—
Taster klemde zij de handen tegen
elkaêr om niet te laten merken aan
den meneer wat er in haar -omging...
«Weet u, hoeveel ik er aan tekort
ben gekomen vroeg de verontwaar
digde.
Zij haalde de schouders op.
«Dan zal ik 't u vertellen... Zes
duizend negenhonderd en twee-en
tachtig gulden zestien cents... M ij n e
zaken zijn gelukkig in orde, ziet u!"
En met een smak vandaar heeft
volk van jelui soort geen idee van-
sloot hij een dik boek, dat naast hem
lag...
Weêr stond hij op. Henriëtte boog
het hoofd wat dieper, want ze voelde
dat de man vaster zou aanschroeven,
nu... Ze kende hem zoo lang en zoo
goed...
«Verbeeldt ge u soms," riep de man,
en hij sprak nu zoo hard, dat de
klerk eventjes door de gleuf van de
porte-brizee kwam gluren, of er soms
iets aan-'t-handje was, «verbeeldt ge
u soms, dat ik mijn vriend Binkers
zal blootstellen aan zulke dingen?—
Behalve dat andere... Behalve dat
andere... Behalve het kind... Dan nog
de schande van eene onbekende schuld.
Die vervloekte leugens, dat de credi
teuren zullen wachten, geduld zullen
hebben tot de erfenis van die tante