nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
EEN PAPIEREN ERFENIS.
No. 59.
Woensdag 26 Juli 1911.
Veertigste jaargang.
VEKSr,HIJ\T WOENSDAG EN ZATERDAG
DE LOTING.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
foortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet gebeele Rijk 1.25.
Afzonderlgke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn0. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels 0.50; iedere regel meer 7*/- Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Nog eenige dagen en overal in den
lande wordt door loting uitgemaakt
wie van de Nederlandsebe jongeling
schap voor eenigen tijd Koningin en
Vadei land zal moeten dienen. Een klein
deel van hen zal niet uit den gewonen
kring weggenomen worden voor ge-
mimen tijd; een ander deel krijgt in
een geheel vreemde omgeving een in
alle opzichten ander leven, het komt
in den militairen stand, die zoo ver
bazend verschilt van het gewone, bur
gerlijke leven. Voor dien militairen
stand is veel, zeer veel te zeggen, zoo
veel, dat wij zouden wenschen, lederen
jongeling voor eenigen tijd soldaat te
zien. Iedere omgeving, waarin orde en
tucht ten strengste gehandhaafd wor
den is van ongekende waarde voor
iederen jongeling.
Wij weten wel, hoe het met zeer
veel knapen gaat, die in de overgangs
periode van jongeling tot man ver-
keeren. Ze pakken wel aan en doen
wel hun best om eenmaal zelfstandig
in hunne levensbehoeften te kunnen
voorzien, velen van hen trachten wel
vooruit te komen om hunne maat
schappelijke positie te verbeteren en
te waarborgen, ze toonen wel te weten
dat er met stilzitten weinig le winnen
is, dat er gewerkt moet worden zoo
hard men kan, en zij schikken zich
daarin dan ook wei, doch er ontbreekt
zoo onnoemlijk veel om hen tot flinke,
degelijke mannen te zien opgroeien.
Thuis het zaligst plekje voor
iedereen wordt te veel geschikt, te
veel toegegeven, te veel ontzien Waar
doet zich zoo weinig voor, dit dwingt
om eens flink, mannelijk op te treden,
daar is wel orde en regel, doch niet
gestreng genoeg, daar moet wel ge
hoorzaamd worden, doch ijzeren wetten
die dwingen, dat de wil zicb buige voor
dien van een ander, zijn er niet en
van onverbiddelijke straf, zij het zelfs
ook hij geringe vergrijpen, is geen
sprakedaar rnoet men zich wel eens
schikken naar de omstandigheden en
heeft men liet wel niet altijd naar den
zin, doch aan stelselmatige oefeningen
om zich te harden, om zich te ge
wennen aan moeite en onthei ing wordt
nooit gedacht.
Wie nu voor eenigen tijd het mili
taire leven moet meemaken, komt
onder orde en tucht en hem wordt
geleerd te gewennen aan dinger, waar
van thuis geen sprake was. Ze worden
gevormd tot flinke, jonge mannen die
zich allergunstigst onderscheiden boven
de tobbers, die bij huis blijven hangen,
niets van de wereld zien en huri ver
maak moeten zoeken in zaken, die
of onbeduidendof van negatieve waarde
zijn.
Wie in den kring van jongelieden
komt, die hij nooit te voren zag, zal
met één oogopslag zeggen, wie van
hen wel, wie niet als soldaat gediend
hebben. De eersten hebben min of
meer vormen geleerd, die zicb open
baren in hun doen en laten, in hun
spreken, terwijl de laatsten zich in
alles moeilijk bewegen.
De militaire stand wordt door
sommigen weieens veracht, omdat
zij er leelijke dingen van hoorden
vertellen, meestal uit den mond van
leugenaars of van soldaten die door
hunne verregaande domheid een min
der aangenaam leven onder dienst
hebben. Wij durven beweren, dat het
soldatenleven een best leven is, als
er slechts in alles goed opgepast wordt
en uit overtuiging en achting voor
den militair wenschen wij ieder jonge
ling toe, dat hij voor eenigen tijd
soldaat worde, dan heeft hij een leer
school voor zijn leven.
De loting waaraan iedere jongen
moet deelnemen, is een zeer belang
rijke zaak, zij maakt voor velen een
levensquaestie uit Immers, zij zegt:
soldaat *of geen soldaat, m. a w. in
een omgeving van strenge orde en
tucht of onder gewone omstandig
heden thuis blijven
De lotelingen beschouwen de loting
ook als iets zeer belangrijks, ten minste
velen van hen, doch zij leggen daarbij
weinig ernst en een zeer geringe dosis
degelijkheid en netheid aan den dag
Wat toch is bij velen het geval? Zij
verbeelden zich door mede te loten, aan
de kinderschoenen geheelontwassen te
zijn en dat urnan worden te moeten
vieren door zich aan te stellen op
eene wijze, die algemeene verachting
verwekt.
Het is soms een afschuwelijk schouw
spel een troep jongens die geloot heb
ben te zien naderen.
Dagen lang zagen zij met schrik
ken en beven tegen den lotingsdag
op. Och de vrees van soldaat te zullen
moeten worden zat hun zoo in het
hart. In hunne gesprekken waren zij
helden van belang. Als zij soldaat
moesten worden, zouden zij eens laten
zien, dat zij voor niets ter wereld
bang waren, dat zij niets om hunne
superieuren zouden geven enz.
De groole bluffers konden den nacht
voor den lotingsdag niet slapen enkel
van angst. Daar breekt de dag aan!
Niemand mag merken, wat er in het
hart omgaat. Op weg naar de plaats
van loting hebben de bluffers weer
de meeste praats en gekomen voor
den militie-commissaris en diens ge
volg, staan ze te beven als een juffers
hondje.
Het pleit is beslist en met het
nummer voor de pet (dat staat man
haftig) is de eerste gang naar eene
gelegenheid om een borrel te koopen.
Welk een drukte maken zijWie vrij-
lootte, weet geen eind aan zijn vreugde
en kan daaraan niet beter voldoen
dan maar meer jenever te nemen. Wie
een laag nummer trok drinkt en vloekt
boien allen uit en schijnt zeer inge
nomen met zijn lot Daar komen zij
aan de levenmakers arm in arm,
zwaaiende en woelende, zingende en
schreeuwende, zoo nu en dan stil
staande om de flescb aan te spreken,
achtervolgd door een groot aantal
kinderen, aangegaapt, en aangespoord
door enkele mannen en vrouwen, die
behagen scheppen in dien weerzin
wekkende!! troep, wordt het leven al
grooter.
Eindelijk zijn de helden thuis en
begeven zij zich ter ruste. De plas
sterke drank doet hen weldra inslapen
Maar 's morgens bij het ontwaken is
het uit met de heldhaftigheid en de
soldaten in spé zij kunnen hunne
tranen niet bedwingen. Zij moeten
onder dienst, hoe vreeselijk
Er gaat geen jaar voorbij of men
hoort van vechtpartijen bij gelegen
beid van de loting. Dit is niet alleen
treurig, maar het is ook een groote
schande. Het is onteerend voor de
plegers van die ongerechtigheden en
ook voor den militairen stand. Of
is het niet ergerlijk, dat iemand die
in dien stand opgenomen zal worden
zich eerst leelijk doet kennen als een
domme onverschillige vlegel.
Hoe gunstig steken hierbij af de
welopgevoede jongelingen, die hun
lotingsplicht behoorlijk nakomen! Zij
gaan ter loting als fatsoenlijk mensch
en keeren als fatsoenlijk mensch weer
terug. Zulke lieden zijn van waarde
in het leger en zullen zeker in hunne
meerderen welmeenende viienden
vinden.
Komt, aanstaande lotelingen, doet
niet als velen uwer voorgangers, maar
gedraagt u zoo het betaamt! Weest
vroolijk en opgeruimd, maar blijft
fatsoenlijk Besmet uw naam niet en
bedenk, dat al die bachanaliën tot
niets goeds dienen
Uit alle oorden van Europa ko
men berichten over de hitte, die
Zaterdag geheerscht heeft. Wij geven
er 'n paar van weer.
In Londen, op het Strand, was de
temperatuur 93 graden. Er zijn acht
gevallen van dood door de hitte, en
op vele plaatsen had deze brand ten
gevolge.
Parijs heeft geducht te lijden ge
had van de hitte. De thermometer
wees daar nabij de Tour Saiut-
Jacques 95 graden en ook hier
eischte de hitte verscheidene slacht
offers Menschen werden op straat door
een zonnesteek getrollen en naar de
ziekenhuizen gebracht, waar er som
migen stierven. Een werkman werd
bewusteloos door de hitte, viel van
een steiger en brak zijn hals. Het
zelfde gebeurde met een omnibus
koetsier, die door de hitte getroffen,
van zijn boogen zetel naar beneden
stortte. In het woud van Fontainebleau
brak brand uit en heel het garnizoen
werkte den ganschen nacht door om
den brand te blusschen.
Wat Duitschland betreft, komen de
meest alarmeerende berichten uit
Keulen, Hamburg en Stettin. Uit
Keulen wordt geseind dat in de Rijn
streek de hitte liet aanzijn heeft ge
schonken aan verschillende boosaar
dige ziekten, vooral onder kinderen,
en dat tal van patiënten overleden
zijn. Bovendien is de mislukking van
den oogst te verwachten, wanneer er
niet gauw regen komt. In Stettin
wees op sommige plaatsen de thermo
meter 104 graden. Een regiment gre
nadiers hield toch een oefening, met
het gevolg dat 9G man flauw vielen.
In Brussel werden Zaterdag 25
menschen door zonnesteek getroffen.
Perzië.
De officieuse Rossya meldtGe
durende het verblijf van den vroegeren
sjah Mohamed All te Odessa, die blijk
baar incognito, voorzien van een
vreemde pas, den weg naar Perzië
over Rusland mam, heeft de Perzi
sche regeering het Russische departe
ment van buileniandsche zaken in
kennis gesteld met het optreden van
Mohamed Ali, zonder echter hiervoor
feitelijke bewijzen te geven. Niette
min beeft de Russische regeering her
haaldelijk Mohamed Ali ei op ge
wezen, dat hij zich van elke agitatie
had te onthouden. Toen in Perzië
onlusten ontstonden en van de be
weging ten gunste van Mohamed Ali
bleek, werd in o/eileg met Engeland
besloten den gewezen sjah nogmaals
14
En Philip! Hij was aan 't mijmeren
geraakt. Zijn geheugen liet hem in
den steek, waar hij 't het meest noodig
had. En als hij zich ter ruste begaf,
tooverde zijne verbeelding hem de
schoonste toekomst voor den geest.
Hij, aan de zijde van zijne Anna,
gevierd en benijd om haar, en niet
zelden dat zijne droomen, die volgens
Andersen de uitgewerkte beelden zijn
van onze dagelijksche overdenkingen,
hem verder brachten, dan hij het nog
in de werkelijkheid had kunnen doen.
Op de bovenkamers is weer ver
andering gekomen.
De eerste kamer is nog niet ver
huurd, en de copiïst heeft de zijne
voor eenige weken verlaten. Maar hoe
's Morgens had Marijken hem het
ontbijt aan zijn bed gebracht, zoo als
zij gewoon was, maar ze schrikte er
van, zoo kalm als de lijder daar lag.
Toen had ze Bleek, haar eenige be
kende, geroepen; die had den zieke
den pols gevoeld, hem de hand op
den mond gelegd, met zijn oor op de
lippen naar de ademhaling geluisterd,
en getracht het kloppen van het hart
te gevoelen, dat nu stil stond. Einde
lijk had hij met eene stem, zoo ver
schrikt als hem mogelijk was, gezegd
«Wel Marijken, hij is dood!"
Op deze wijze had de copiïst zijne
kamer verlaten; maar vóór zijn ver-'
trek had hij nog aan zijne pleeg
kinderen, aan Marijken en Toon ge
dacht. Eenige dagen vóór zijn dood
had hij uit een bruin lederen koffertje
een aantal papieren genomen, en die
allen verbrand, behalve één, dat hij
tusschen het perkament van een klein
kwarto schrijfboek gestoken had, en
toen nu Marijken bij hem was ge
komen, had hij gezegd
»'t Mocht eens zijn, Marijken, dat
ik plotseling dood bleef. Als dat ge
beurt is dit bijbeltje uw eigendom,
bewaar het zorgvuldig als eene ge
dachtenis aan mij, hoor! en dan, als
ik begraven ben, moet gij dit papier
nemen, en het aan Bleek laten zien,
dan zult gij nog niet verlaten zijn!"
«Niet verlaten zijnhad Marijken
onwillekeurig herhaald, zonder recht
te gevoelen welke treurige waarheid
er in zijne woorden lag opgesloten.
En nu was hij vertrokken, de onaan
zienlijke manmaar in stilte hun edele
weldoener en hun getrouwe verzorger.
Bleek had al de papieren nagezien,
maar niet gevonden wat hij zocht,
totdat eindelijk Marijken, na den
afloop der begrafenis, met haar per
kamenten bijbeltje naar hem toekwam,
en het hem voorhield; dat gaf hem
licht: «Al wat het zijne was geweest,
was nu het hunne," had zijne onvaste
en bijna stervende hand daarin ge
schreven.
Marijken en Toon moesten nu in
het armenhuismaar Bleek wist nu
toch waarvan de copiïst had geleefd.
Waarvan? Ja, nu zag hij het. De twee
kinderen bezaten nog een klein ver
mogen, het bleek nu dat zij van betere
afkomst waren dan Bleek ooit gedacht
had, en van dat geld meende de
schraapzuchtige huisjesmelker, zoude
copiïst, die schijnbaar zoo liefderijk
de zorg der beide weezen op zich
genomen had, geleefd hebben. Zoo
zou Bleek misschien gehandeld hebben,
maar niet zoo de edele gestorvene.
Wat de kinderen bezeten hadden, was
nog hun eigendom.
De derde kamer werd nu ook ont
ruimd, de geringe inboedel daaruit
verkocht en de kinderen gingen naar
het armhuis, zonder andere bezitting
dan het bijbeltje, waarin de 9tervende
ook nog geschreven had
«Dit licht zij u een lamp voor uwen
voet. SAMUEL JESPERS."
Niet lang daarna verkocht Bleek
het groote huis in de Anegang, en
1 ging hij ergens inwonen, waar wij
hem later wel zullen terugvinden.
Anna is nu naar huis terug gekeerd,
het kind is tot een bevallig meisje op
gegroeid. 't Zou moeielijk zijn in die
slanke en bekoorlijke jonge dame, het
onaanzienlijke kind van vroeger te
herkennen. Uiterlijk en innerlijk is zij
even gelukkig ontwikkeld; die vriende
lijke, blauwe oogen getuigen het; die
vaste trek om de welgevormde lippen
duidt «eene vastheid van karakter aan,
die, wij weten het, geen onbuigzaam
heid is, en in dat hart, dat zichzelf
gevormd heeft, woont eene godsvrucht,
die zich in daden en niet in woorden
openbaart.
De bevallige jonkvrouw is naar huis
teruggekeerd, naar het huis barer
tantes, die wij misschien wat al te
lang uit het oog hebben verloren.
Maar het leven dier beide dames is
j ook vrij geregeld voortgegaan, en het
pleegkind, dat zoo boven verwachting
ontwikkelde, was steeds het middel
punt geweest, waarom zij zich bewogen.
Ook Philip Grankam had de kost
school verlaten en was op een koop
manskantoor in Amsterdam geplaatst.
Het had den knaap vrij wat moeite
gekost, zich eene betrekking in de
maatschappij te kiezen, gevoelig als
hij was voor allerlei indrukken, en
dweepende onder den invloed van het
oogenblik. Hij wist dat zijne midde
len voldoende waren, om zonder werken
te levenmaar al was zijne moeder
zwak genoeg, om hem daartoe de
vrijheid te laten, zijn voogd verzette
er zich tegen. Deze oordeelde zelfs
de studie, en vooral het leven aan de
academie te verleidelijk voor zijn
pupil, en daarom liet hij hem de keus
tusschen ambtenaar of koopman. Philip
koos het laatste, hoewel hij er eigen
lijk even weinig neiging toe gevoelde
als voor iets anders. Hij werd dus bij
een der kennissen van zijn vader ge
plaatst, die den wel wat wilden jongen
onder goed opzicht moest houden.
Hij is nu sedert drie dagen in de
hoofdstad en bewoont daar eene kleine,