NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
®flfememee
BERICHT.
EEN PAPIEREN ERFENIS.
No. 62.
Zaterdag 5 Augustus 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
„ZIJN EED GETROUW"
BINNENLAND.
FEU ILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn0 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
IP No. 19 2 Augustus 1911.
«fsiiiHniTirr 111 iitcufcM.ri
Dit bijzonder actueel nummer
bevat o.a.:
Het Koninklijke bezoek aan Brussel
Met 5 fraai foto's.
De Expeditie der Spanjaarden in
Marokko. De betrouwbaarbeidsrit
om den grooten prijs van Frankrijk.
Boschbrand te Font&inebleau.
De reuzenbrand te Konstantinopel
De Nationale Lawntennis-Kampioen-
schappen. De staking te A'dam
Wat eens het Bible-hotel heette.
De wedstrijd van versierde Sport- en
Kinderwagens te Den Haag. Water
tochtjes om Leiden, met zes foto's.
Op reis met de mailcoach Uit bet
Circus-Schuhmann te Scheveningen.
De jaarlijksche feesten van den Algem.
Nederl. Wielrijdersbond.
President Falhètes. als vriend van
alle Europeesche Vorstenkinderen
(Zeer origineele voorplaat).
De inwijding van bet Rijks-Op-
voedingsgfcs'icht «Veldzicht.Schil
derijen Tentoonstelling te Rijswijk,(met
3 foto's.
Ten slotte Portretten van bekende
landgenooten, boeiende Schetsen, de
rubriek van Redacteur X, bet kinder
nummer «Ons Prinsesje® en bet ver
volg van den nieuwen roman, gititeld
door Beatrice Walsh
De geabonneerde
wonende
wenscht zich te abonneeren op het
weekblad „PAK ME MEE", tegen den
prijs van 3'/i cents thuis bezorgd.
Nu we vogels zijn
Het is een feit we zjjri vogels
geworden! Het is tot stand gebiacht
De lucht behoort ons toe. Elk viert
feest en bejubelt in zijne (aal de
overwinning van den mensch. Voorlaan
is een wezen overtroffen; het eenige,
dat de mensch overtrof: de vogel
Aristophanes mocht meer dan twee-
I duizend jaren geleden waarheid spre-
jken, zijn woorden zijn nu verouderd.
I De vogels kunnen niet meer zeggen
«Wij allen hebben vleugels, niets
is aangenamer, heerlijker. Gevleugeld
te zijn is de kostbaarste gave! Geluk
kig het geslacht der vogels!"
Dat alles is nu slechts woorden
klank geworden.
Vogels zijn er nóg, doch de grootste
ervan is de mensch. De oude wijzen
droomden reeds, de vogels voor de
kar, de zegekar, te spannen, en dank
zij hen, te wandelen door de hemel
ruimte.
O, het was een droorn, den mensch
onwaardig
Hij heeft bedacht, meer praktisch,
vogel zelf te zijn, en zie hij is er
in geslaagd zijn droom tot werkelijk
heid te maken. Nu zweeft hij, nu
vliegt hij! Breed slaat hij de vleugelen
uit, in machtigen zwaai doorklieft
hij het luchtruimAl wat lyrische
metaphóor was, is nu werkelijkheid
en praktijk geworden. De vogels zijn
vernederd. Het laatste dier dat de
mensch te overwinnen had, is over
wonnen.
En toch is dat alles verre van waar
De mensch heeft vleugelen, toege
geven en daarmee den vogel ge
kortwiekt. Doch de vleugel is niet de
eenige meerderheid, die de vogel over
den mensch had.
Hij heeft ook het instinkt van
richting.
Zie de zwaluw, de snelgewiekte,
keert weer uit het verre, warme
Zuiden, in rechte lijn, zonder zich te
vergissen. De zwaluw, zwevende in
volle zee, rondom zich niets dan dei
nende golven, en heel, heel in de verte
de wazige einders, op duizenden mijlen
van de kust. ze keert toch steeds
weder langs den kortsten weg tot ons
teiug
Die dieien, ze hebben een kompas
in hun hoofd.
Hoe?? We weten het niet.
Er is beweerd en het vorige
jaar is er nog op het psychologisch
congres te Genève over getwist dat
de vogel de magnetische stroomen voelt,
waardoor hij vliegt, en dat hij zich
daarnaar richt.
Anderen hebben gezegd, dat bij
een scberp gezicht en steik geheugen
bezit, en de topografie der doorvlogen
streken onthoudt. Dit alles is gelogen
stiuft, door proeven, die geen twijfel
moer laten. Het instinkt der vogels,
dat bun de richting geeft, is nog
altijd een wonderbaar raadsel voor
den mensch.
Dat instinkt nu heeft de menscb
niet, en deze kan er ook niet in slagen,
bet zich te geven. Hij richt zich naar
de sterren, naar de hoogte der zon.
Hoe onvolkomen evenwel! Er is geen
sprake van een gaan in rechte lijn.
Er is te veel tasten in.
Hij beeft dan ook het kompas uit
gevonden, en het moet worden
erkend, zulks is geweest een groote,
een zeer groote vooruitgang. Toch
bleef de mensch de mindere van den
vogel. Hij verdwaalt nu wat minder;
zegt te weten, waar hij zich bevindt.
Goed beschouwd, weet hij alleen waar
hij niet is.
Geen instrument evenaart dat
wonderbare instinkt, dat de vogel
bezit, en waardoor hij, als langs
onzichlbaren lijn, zijn weg vindt.
Dat instinkt, van zich te oriënteeren
nu, ontbreekt den menscb. Zal bij het
weten te vormen? Onmogelijk is bet
niet. Er wordt gezegd, merkt Faguet
aan wien we deze regelen ont-
leenen op, dat de bewoners van
de Sahara vrij goed den weg vinden
zonder kompas. Doch we moeten er
evenwel aan herinneren, dat ook daar
op die eindelooze zandwoestijn, nog
vele punten zijn, die een geoefend
oog kunnen leiden. In de lucht en
boven het water is dat een ander
geval. Daar zal bet vlieginstinkt vol-
stiekt noodzakelijk zijn.
Zie, de vliegmenschen gevoelen
dat levendig, en ze bekennen, dat
bun oog iets ontbreekt. Nóg zijn ze
naijverig op den vogel. Nóg is deze
niet overwonnenmen is hem alleen
dichter genaderd Dit nu geeft een
juist denkbeeld van de beschaving.
Deze tracht aan de behoeften van
den mensch te voldoen, doch schept
tegelijk nieuwe, zoodat men steeds
aan den arbeid blijft.
De mensch heeft behoefte gevoeld
zich vlug te verplaatsen en hij
heeft rijtuig, fiets, auto in het leven
geroepen. Ja, hij wilde nog vlugger,
nog sneller, niet alleen langs den
grond stuiven met een 100 K. M.
vaart, ook de lncht, het ruime heel
al wilde hij doorklieven als op ade
laarsvleugelen. En zie, het gelukte
hem. In breede spiralen stijgt hij
steeds verder de blauwe luchten in!!
Doch de mensch wiide meer,
hij riep nu ook het verlangen, even
juist, te vliegen, als de vogels, in
het leven.
Zoo gaat het voort. De wetenschap
dient voor veel, breidt vooral den
kring uit van hetgeen men niet weet,
doet in het bijzonder gevoelen dat
gene, wat men mist.
O, Mensch, verwezenlijk uwe droo-
men! Steeds zult ge aan iets minder
blijven, en zulks doet pijn. Het is
evenwel uw lot; schrijd steeds voor
waarts; elke afgeloopen weg opent
een vergezicht vol onbekends.
Zich te oriënteeren als de vogel,
ziedaar het vraagstuk, dat op te
lossen blijft!
(De Luchtvaart)
Spoorwegzitbanken 2e klasse.
De «Nederlandsche Verzekerings-
bond« beeft onlangs aan dedirectiën
der spoorwegmaatschappijen hier te
lande een schiijven gericht, waarin
verzocht wordt voor de coupé's 2e kl.
ook in de oude waggons op elke zit
bank slechts vier in plaats van vijf
personen toe te laten.
De Ned. Centraalspoor heeft daarop
geantwoord, dat zij slechts 2 rijtuigen
bezit waarin afdeelingen 2e kl. voor
5 personen per zitbank zijn. Zoodra
deze rijtuigen voor een herstelling in
aanmerking komen, zal worden over
wogen dat aantal per bank met één
te verminderen. Het aanbrengen van
een middenleuning in de reeds in dienst
zijnde rijtuigen levert bezwaren op.
DeNoordbrabantsch-Duitsche Spoor
antwoordde, dat met uitzondering van
één rijtuig, reeds al bare rijtuigen
slechts 8 zitplaatsen hebben.
De Staatsspoorweg Maatschappij gaf
een afwijzend antwoord.
Van de Hollandsche IJzeren Spoor
weg-Maatschappij was nog geen
antwoord ontvangen.
Tabak.
In de Neder-Betuwe zijn de tabaks
planters reeds begonnen met bet
plukken van bet zandgoed.
De tabak staat uitmuntend te velde
en belooft een prachtigen oogst.
Ook te Rhenen is men reeds met
het zandgoedplukken begonnen. Ook
daar is de stand van het gewas gunstig.
Volgens een nader bericht is men
echter op sommige plaatsen van de
Betuwe daarmede opgehouden, omdat
de planten bij de aanhoudende droogte
en de verschroeiende hitte te veel
lijden met het breken. Het bestgoed,
dat na het zandgoed geoogst word.
hangt verwelkt aan de struiken. Er
wordt sterk naar regen verlangd.
18 SLOT
Die zusters hebben later jaren lang
gewoond in het dorpje A. Eens kwam
daar een huisgezin, dat uit man en
vrouw met een klein meisje bestond,
en dat een poppenkast op een honden
kar medebracht. Onder het vertoonen
zakte de man ineen, en hij was ter
stond dood. De weduwe werd door
de vriendelijke dorpsbewoners van al
het noodige voorzien, en de twee
zusters, die daar ook gekomen waren
om haar eenige ondersteuning te ge
ven, waren niet weinig ontsteld toen
zij in den overledene hun lang ver
loren broeder herkenden."
«En vraagt Anna, in gespannen
verwachting.
«En, lieve Anna, waarom het u
verzwegen, dat kind waart gij. Die
man, onze lang verloren broeder Har
riet, en die arme vrouw, uwe moeder
«Groote God!" snikte Anna.
«En toen, Anna, hebben wij u tot
ons genomen, en uw vader gaven^wij
een eerlijk graf."
«En zie hier," voegde Letitia er bij,
een ring te voorschijn halende, «deze
was aan zijne vingers, en deze porte
feuille was nog in zijn bezit." Letitia
haalde een gewerkt strookje daaruit
te voorschijn: «dit had zij zeker nog
voor hem gewerkt,die hij eenmaal
beminde, en die gij ook wel kent."
«Ik?" vroeg Anna, duizelende door
al wat zij hoorde.
«Zeker kent gij ze, viel Mina in,
«want het was niemand anders dan...
juffrouw Jespers."
«Zij Heeft ze mij daarom zooveel
vriendschap betoond?"
«Juist daaromEn ik verzeker u,
dat zij het leed gekend heeft, want
niet alleen, dat haar verloofde haar
verlaten heeft, ook haar broeder ver
dween, die echter waarschijnlijk nog
men weet niet waar in leven is."
«Arme vader! O beste lieve tante,
wat ben ik u toch veel verschuldigd
Maar. of mijne moeder nog leven zou
«Ook zij is dood," zeide Letitia,
«zij heeft het ons dikwijls nog lastig
genoeg gemaakt en door haar moet
Harmens zeker in het bezit van die
papieren zijn gekomen. En nu, lief
kind, behoud ze, ze zijn uw eigen
dom, en de laatste begeerte van uw
vader, daariD uitgedrukt, is vervuld
geworden."
Jozua Bleek was woedend, toen zijn
vermoeden zekerheid was geworden.
Harmens had, zonder hem te raadple
gen, de papieren weggezonden. Waar
was nu zijne hoop op fortuin, waar
bleven ziine schitterende uitzichten?
«Ik wil dat gij ze terug haalt!" riep
hij zijn schoonzoon toe. «Ik wil het,
dadelijk, ga ga dan
«Houd u toch bedaard, vader."
«Ontaarde zoon!"
«Niet ontaard," zeide de schoonzoon,
bedaard opziende.
«Wel... ont... aard," stamelde de
oude, in klimmende drift. «Mijn erfe
nis.. wa... wat heb je 'r meê te doen,
hé!"
«Ik zal het morgen in orde brengen,
vader."
Maar morgen is het niet meer noodig.
Toen de zon den volgenden dag hare
eerste stralen wierp in de bovenkamer
van die woning, bescheen zij een af
zichtelijk lijk, dat van den ouden,
grijzen filosooph Bleek, wiens handen
nog krampachtig lagen uitgestrekt over
de deken, alsof ze nog tastten naar
die zoo vurig verlangde erfenis.
al het gehoorde, en de inspraak van
haar hart volgende, begaf zij zich het
eerst naar juffrouw Jespers.
Zij vond die goede, oude dame ziek
te bed liggen, en daar een der meiden
door een noodhulp vervangen was, liet
de bediening natuurlijk veel te wen-
schen over.
Anna belastte zich dadelijk zelf met
de zorg voor de zieke, die in den
laatsten tijd was waargenomen, door
een meisje uit een armenhuis, dat er
vrij schamel en ziekelijk uitzag. Zij
had met het arme kind te doen, dat
iets geheimzinnigs en schuws had, eD
een geheim scheen te bezitten, dat zij
vreesde te verraden. Eens zag Anna
haar zitten met een klein smeerig
bijbeltje voor zich, dat zij echter
dadelijk verborg, toen zij Anna be
merkte.
«Wat hadt gij daar?" vroeg Anna
vriendelijk, terwijl zij het bijbeltje
opnam, «leest gij daarin."
»Ja," zuchtte het meisje.
«Zeker nog eene gedachtenis uwer
moeder."
Het scheen dat haar vriendelijke
toon niet zonder uitwerking bleef,
althans het kind antwoordde
«Neen, niet van moeder, maar van
iemand, die zoo goed voor ons was
als vader en moeder, want beide heb
ik al vroeg verloren. Maar toen moeder
stierf, die ik mij nog even herinneren
kan, nam een zeker heerschap, die op
eene bovenkamer naast de onze woonde,
mij en mijn broertje Toon tot zich.
Ik hielp hem, zoo goed ik kon, in zijne
kleine huishouding, maar hij had de
tering, en volgde mijne ouders spoedig.
O, hij heeft wel gedaan wat hij mijne
moeder op haar sterfbed beloofd had
en door zijn toedoen kregen wij nog
na zijn dood een plaatsje in het
armenhuismaar nu is Toon ook al
dood, en ik heb niets meer, dat mij
aan dat lang verledene kan herinneren,
dan dit bijbeltje, waarin die goede
heer zijn naam geschreven heeft."
«En Anna sloeg het schutblad op,
en las daar:
«Dit licht zij u eene lamp voor uwe
voeten.
SAMUEL JESPERS."
Samuël Jespers! Een helder licht
ging op over al het duistere en raadsel
achtige.