NIEUWS Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Nu. 3. Woensdag 10 Januari 1912. 41e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. De Land- en Tuinbouw- Ongevallen-Verzekering. BINNENLAND. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'l, Cent. AdvertentiSn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Welke verschillen bestaan er tus- schen de Land- en Tuinbonw- Onderlinge en de Ongevallenwet en waarom zijn die verschillen in het leven geroepen? II. Bij de oprichting van de Land- en Tuinbouw Onderlinge heeft dezegroole en grootsche gedachte voorgezeten eene Oi ganisatie in het leven te roepen, die geheel passen zou voor het bedrijf. Daarvoor was noodig, dat die organi satie zou wortelen in het bedrijf, zich zou ontwikkelen naar bet bedrijf, en worden bestuurd door de beoefenaars van het bedrijf De organisatie zou dus uit het bedrijf opgroeien, en zou daardoor worden eene practische organisatie, aansluitend aan het be- diijf. Is een wet uitgevaardigd, dan zien wij, dat de practijk van het leven, van het bedrijf, zich daaraan moet aan passen, en als dit nu niet gaat, dan ontstaan er botsingen. Dan moet de wet worden herzien, doch omdat dit niet ieder oogenbiik kan geschieden, de staatsmachine werkt niet snel blijven vele gebreken zeer lang be staan, en wekken daardoor ontevreden heid. Soms blijkt, dat de heele opzet van eene wet foutief is geweest, en dan wordt het nog erger. Dit alles voorkomt men, door zooals bij de Laod- en Tuinbouw-Onderlinge is gedaan, de regeling te laten groeien uit het benrijf op; al groeiende ont staat dan de boom, die van jongsaf geleld is geworden. De fouten die men maakt worden spoedig ontdekt en dadelijk hersteld, doch bij een wet gaat dat zoo maar niet. De wet begint van boven af, maar de Land- en Tuinbouw-Onderlinge zijn begonnen van onder op; vandaar de groote verschillen, waarop wij nu even willen wijzen, en waarbij dan vanzelf de goede kwaliteiten van de Land- er. Tuinbouw-Onderlinge zullen uitkomen. lo. De uitvoering van de Land- en Tuinbouw-Onderlinge is geheel in handen van de land- en tuinbouwers zelf, van menschen dus, die het be drijf en het leven van de arbeiders door en door kennen. Omdat zij ook de plaatselijke toestanden zoo goed kennen, weten zij precies op welke wijze het best kan worden opgetreden (let spreekt van zelf, dat dit alle; veel doelmatiger en sneller en goed kooper gaat. dan wanneer dit moet geschieden door ambtenaren die buiten het bedrijf, builen het leven van de arbeiders staan, en niet be kend zijn metdeplaatseljjkeomstandig- heden. 2o. Omdat het werk voor de Land en Tuinbouw-Onderlinge verricht wordt door de leden zelf, behoeven deze werkzaamheden niet duurder te zijn dan de leden zelf willen. Worden ambtenaren door de regeering met deze werkzaamheden belast, dan kost dit in ieder geval heel wat meer. 3e. Bij de Land- en Tuinbouw- Onderlinge worden de onkosten na het einde ven ieder jaar omgeslagen over de leden, zoodat alleen betaald worden de werkelijke onkosten, niet meer en niet minder. Deze betaling is ook de billijksle. Het rijk schat de vermoedelijke onkosten en omdat er geen tekorten mogen ontstaan, schat de regeering wat ruim naar den veiligen kant voor haar, te meer, om dat zij reeds zooveel leergeld heeft gegeven. Gedurende de vijf eerste jaren, dat de Ongevallenwet heeft ge werkt, is een tekort ontstaan van vier millioen gulden. Wij kunnen er dan ook zeker van zijn, dat als de Regeering de land- en tuinbouw-on- gevallenverzekering zou ter hand nemen, er hooge premiën zouden moeten betaald worden. 4o. Zoodra de land- en tuinbouwers zich geheel hebben ingeleefd in de organisatie en de uitvoering van de Land- en Tuiribouw-Ondet linge en dat hebben zij meestal spoedig dan geschiedt de behandeling der onge- vullen zeer vlug, wat vooral daardoor wordt bevorderd, dat de behandeling plaatselijk geschiedt. 5o. Hel plaatselijk karakter van de Land- en Tuinbouw-Onderlinge brengt ook mede, dat de contróle zeer een voudig en doelmatig is en bovendien i is tot een land-en tuinbouw-ongeval lenverzekering, die geheel aanpast aan het bedrijf en waarover werkgever en arbeider in booge mate tevreden zijn De Land- en Tuinbouw-Onderlinge is eene sociale regeling, opgekomen en getoetst aan de practijk van het bedrijf, en daardoor eene regeling bij uitnemendheid. De toestand is dan ook zóó, dat de niets kost, omdat de patroons ge-j Land- en Tuinbouw-Onderlinge thans makkelijk op de hoogte kunnen blijven voorbeelden zijn voor de Regeering van den toestand van de getroffenen, i boe men sociale regelingen practisch 6e. Het is in het belang zoowel van de knechts als van de patroons, dat er zoo weinig mogelijk onge vallen gebeuren. Afgescheiden van zijn pijnlijk lichamelijk letsel, ontvangt de arbeider toch hoogstens maar 7/10 van zijn daggeld, zoodat elk ongeval hem achteruit brengt. Ook den patroons kosten de ongevallen geld, omdat zij de onkosten moeten be talen. Daarom zullen de land- en tuin bouwers zooveel mogelijk beveiligingen in hun bedrijf aanbrengen, en dit geschiedt dan ook reeds. Door de Land- en Tuinbouw-Onderlinge is reeds de aandacht gevestigd op bevei ligingen die aan dorsch en hakselma chines kunnen worden aangebracht en op een constructie voor eene be veiliging aan den voet van ladders. In deze richting wordt voortgewerkt, zoodat het gevaar voor de knechts minder wordt. 7o. Van niet minder belang is het feit, dat de Land- en Tuinbouw- Onderlinge opvoedend werken, omdat zij de aangesloten land- en tuinbou wers leeren zelf hun eigen bedrijf te regelen en zelf de lasten te dragen die het bedrijf medebrengt Daardoor komen krachten tol ontwikkeling, die anders sluimerend bleven, en nu weer aanleiding geven tot anderen arbeid, het bedrijfsleven rakend. Maar het allergrootste voordeel is, dat men door de ervaring, die men nu reeds met de Land-en Tuinbouw- Onderlinge heeft opgedaan, gekomen in elkaar moet zetten. Als de Tweede Kamer de regeling van de Land- en Tninbouw-Onderlinge aanneemt voor steun van arbeiders die ongevallen in het land- en tuinbouw-bedrijf krijgen dan heeft men de meest bruikbare Land- en Tuinbouw-ongevallenwet. Hebben wij in het voorgaande de groote beginselen besproken, waarop de Land- en Tuinbouw-Onderlinge zijn gebouwd, en waardoor zij zooveel deugdelijker lijn voor de patroons en voor de knechts dan de ongevallenwet, boewei de uitvoering tocb veel goed- kooper is, thans resten ons nog een paar kleine verschilpunten op te noe men, die wel van niet veel beteekenis zijn, doch ook nog' aantoonen hoe rationeel de Land- en Tuinbouw- Onderlinge zijn. Het komt herhaaldelijk voor, dat aan industrie-arbeiders door de On gevallenwet zeer kleine bedragen als blijvende rente worden uitgekeeid. Zoo zijn er arbeiders, die om de veertien dagen per postwissel slechts enkele centen ontvangen. Dat is natuurlijk een belachelijke toestand. De Land- en Tuinbouw-Onderlinge geven in zoo'n geval een som in eens. Daaraan beeft de getroffene ten minste nog wat. De ongevallenwet geeft bij blijvende invaliditeit steeds eene rente. Op ver zoek van den arbeider kunnen de Land- en Tuinbouw-Onderlinge hem, als blijkt dat dit in het belang van arbeider dan heel wal beter geholpen worden door de Land- en Tuinbouw- Onderlinge dan door de Ongevallen wet. Vatten wij het voorgaande samen, dan blijkt, dat de Land- en Tuinbouw- Onderlinge twee organisaties zijn, die zoowel voor de patroons als voor de knechts verre te verkiezen zijn boven de Ongevallenwet. Bij de Land- en Tuinbouw-Onder linge worden de ongevallen vlug be handeld, de patroons werken in hun eigen belang mede tot eene correcte uitvoering, door het aanbrengen van beveiligingen tracht men ongevallen te voorkomen, en doordat de land en tuinbouwers zelf de uitvoering verrichten, kunnen zij de administratie kosten zoo klein mogelijk maken. Daarom is de ongevallenregeling, zooals die is neergelegd in de Land en Tuinbouw-Onderlinge voor den land- en tuinbouw de meest ge- wenschle. In een slotstukje zullen wij eens nagaan, hoeveel goeds er reeds door de Land- en Tuinbouw-Onderlingo is tot stand gebracht. Z. K. H. Prins Hendrik komt 15 Januari eenige dagen op Het Loo vertoeven. Wegens de paleisverbou wing betrekken de Prins en zijn ad judant de groote villa der Koningin aan de Waldeck-Pyrmontlaan. Als voorzitter van sHet Roode Kruis" zal de Prins 's avonds ter vergade ring tegenwoordig zijn. Sollicitatiën zegel vrij I Het persbureau van den Nederland- scben bond van gemeenteambtenaren meldt ons: Een burgemeester vroeg den mi nister van financien of een brief, den arbeider is, een som in eens waarin medegedeeld wordt, dat men uitkeeren. Op deze wijze kan een (zich voor een betrekking beschikbaar ZEIST ZDZE3 DIEPTE. EEN AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 40) "O neen, zoo gek ben ik niet, beste mijnheer Brown, maar weet ge, ik heb heden eens lust de kribben te bezoeken, en wel dadelijk." «De kribben? Waarom toch?" lachte de heer Brown, «wat wilt ge daar buiten doen? Men bevriest reeds, als men enkel aan den tocht denkt." «Om het even, mijnheer Brown," riep Hammer ongeduldig; «laat dade lijk stoken, ik betaal denzelfden prijs, alsof ik mijn «Zeewolf" naar buiten liet slepen." «Goed, mijnheer de kapitein, ge kunt den «Long John" hebben, die is op stoom, wijl hij dienst doet. Het doet mij leed, dat ge[zooveel moet uit geven, een kwartier uurs geleden hadt ge met de «Pilot" grati9 kunnen meevaren." Hammer antwoordde hierop niet, maar verlangde dadelijk naar de «Long John" te gaan, wat ook geschiedde. De «Long John" maakte zich zoo spoedig mogelijk voort naar de krib ben, maar hoe hij ook met alle kracht j voer, en de waterweg open was ge- broken, gelukte het hem toch niet den «Pilot" in te halen, en deze lag reeds rustig bij het donkere huisje, toen de tweede stoomsleper aankwam. «Hé, kapitein," zei Pemberton, zoo dra hij Hammer zag, «wat voert u toch heden hier buiten «Ik wensch uw kapitein, Jim Ful ton te spreken," antwoordde Hammer, «ik had hem een paar woorden onder vier oogen te zeggen; dat kan hier in het ruime sop en in de eenzaam heid beter geschieden dan in de stad, en daarom ben ik gekomen. Waar is toch de brave man «Ik weet niet wat ge meent, kapi tein," antwoordde de andere, zichtbaar verwonderd en volkomen bedaard, «zooveel ik weet is Jim Fulton noch hier in de kribben, noch in Chicago." «John Pemberton, schaam u, ik heb den man van de brug op uwe boot zien springen, en zoo het geen spook of een eend is geweest dan moet hij hier zijn, en ik zal hem vinden." Pemberton scheen beleedigd en antwoordde kort: «Nu zoek hem dan?" Hammer doorzocht nu te vergeefs den kleinen stoomsleper «Pilot" in alle richtingen hoe wel hij overtuigd was, dat men op dit scheepje nauwe lijks een kat kon verbergen, vervol- gens geschiedde hetzelfde met al de hoeken en gaten in de kribben. Hij keek zelfs in de kisten en kasten van het duikerhuisje, dat de moedige duikers bijna beleedigde. Fulton was nergens te vinden. De «Pilot" was lang teruggevaren, toen Hammer onverrichter zake het wachthuisje verliet. Hij brak er zich vruchteloos het hoofd over, waar de gezochte gebleven kon zijn. Had hij zich misschien door den afstand in den persoon van Pulton bedrogen? Neen, dat was onmogelijk, want hij bezat goede oogen en had zelfs de onmisbare kunstige mosroos in een knoopsgat van zijn oveijas ge zien Zou hij onderweg van boord gegaan zijn? Neen, dat was onmoge lijk, want het ijs naast den waterweg in den stroom was te dun om een mensch te dragen, en het scheen ner gens gebroken te zijn, hetgeen bepaald het geval zou zijn geweest, zoo de «Pilot" ergens aangelegd had om Ful ton aan land te zetten. Op een ander schip kon hij evenmin gegaan zijn, want, zooals gezegd, in den winter werd stroom nóch meer bevaren Ware Hammer een minder beschaafd man geweest, hij zou aan tooverij ge loofd hebben. Wij hadden onzen vriend Hammer het raadsel met weinige woorden kun nen oplossen, zoo hij het ons gevraagd had. Fulton was met den duiker bekend, was in diens scaphander gekropen, en had zich op den bodem van het meer neergelaten. Dat was het heele ge heim. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. WAT DE PERS DOET. Het is een eigenaardig iets met de omstandigheden der pers in de wereld. In de Vereenigde Staten en Mexiko, waar zij vrij schijnt tot bandeloosheid toe, is zij dat volstrekt Diet, zij wordt daar meer door bijzondere belangen uit de diepte beheerscht dan die der absoluut geregeerde landen van boven en zij schimpt en schreeuwt zich dood voor niets. De pers aan gene zijde der zee heeft ontwijfelbaar de macht op de massa's invloed uit te oefenen en hierdoor verkiezingen door te zetten, maar zoodra de beambten gekozen en aangesteld zijn, heeft zij even weinig invloed op hunne handelingen, als bijv. de Duitsche op de regeering. Integen deel, de Duitsche pers kan nog veel meer dan de transatlantische, want men schat in Duitschland den door haar vertegenwoordigden geest hooger dan in Amerika. Het zou ons niet betamen, de Amerikaansche pers te verlagen, want wij behoorden er een maal toe, en zij heeft bepaald goede hoedanigheden, maar ze ten koste der Duitsche pers ten hemel te verheffen, dat kunnen wij onmogelijk. Eigenlijk is de lichtzinnigheid en jeugdige overmoed de grootste, maar voorwaar geen onherstelbaar gebrek der Amerikaansche pers; zij zal wel ouder worden maar er ontstaan daaruit soms een menigte onaange naamheden. Zij heeft haar eigen meeDingen en wil ze het onnoozel publiek opdringen. Dat is het, waartegen wij zijn. Wanneer in Amerika een moord is begaan, dan maakt de pers zich meester van het feit, zooals haar recht is. Zij verhaalt het echter niet eenvoudig en kout, maar maakt er een langen huive-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1