NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
veer de Provincie Utrecht.
BERICHT.
ffiv. 8.
Zaterdag 27 Januari 1912.
41e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Eeil woord over de Tariefwet tot moet hebben, dan moeten wij 't op
brengen. Maar nu is het hatelijke
de Nederlandsche vrouwen.
FEUILLETON.
f
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn„. 09.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentièn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
No. 43 27 Januari 1911.
«CTi UnfiTim rl m li'i.flhfiln-1
Dit actueel nummer bevat de
volgende illustratiënAls voorplaat:
Koninklijke tijgerjacbt in Britsch-
Indië, een zeer merkwaardige foto
door den Engelscberi Koning gedoode
tijgers. Portret van den overleden
Professor J. J. P. Valeton. -j- Het
roode kruis (oefeningen op het Land
goed Klarenbeck bij Arnhem) met
portret van Z. K. II. Prins Hendrik.
Proeven te Watergiaafsmeer ge
nomen met een veiligheidsnet-auto
mobiel. De gezonken kolen-
elevator te Rotterdam Een ketk
uit de 17e eeuw. Biljartwedstrijd
te Amsterdam en te Groningen.
De brand te New-York met twee
foto's van het brandende gebouw en
de bevroren en met ij-kegels bedekte
Stoombi andspuit. Het slooperswerk
op den Dam te Amsteidam. Een
vijftal foto's van de Eerste Venloosche
Kunstwielrijdersclub. Een viertal
foto's omtrent »Va!sch Haar«, met
een zeer belangt ijk artikel.
Verder: Een tiental foto's van be
kende Laridgenooten. De rubriek
van redacteur X, die ditmaal een
«Anecdoten-wedstrijd# uitschrijft.'
Het kindernummer «Ons Prinsesje#
met onderhoudende lectuur voor de
Jeugd, en bet vervolg van den roman,
getiteld nZieleleetl# door Eline van
Sluwe (Jacqueline Reyneke van Stuwe.)
Wat beduidt dat toch, die ta
riefwet, waarover de menschen zoo
praten. Wat hebben wij vrouwen daar
nu mee te maken?
Ja, dat is niet zoo in twee
woorden verteld. De tariefwet, dat is
van die invoerrechten, dat ze zoo
onrechtvaardig zijn. De minder be-
middelden betalen er altijd 't groot
ste deel aan.
Maar dan moet men ze leggen
op luxe voorwerpen, op allerlei dingen,
die de rijken gebruiken en de ar
de wet, waarin wordt bepaald, wat1 men niet.
voor invoerrechten aan de grens be-j Ja, dat is heel mooi gezegd, en
taald moeten worden van goederen, r dat zegt de minister ook, dat hij wil.
De ondergeteekende wenscht bij
zijne Courant geregeld de geïllu
streerde Premie „Pak me mee" te
ontvangen.
W oonplaats Naam
die het land binnenkomen. Zoo'n wet
hebben we nu ook al. Maar nu wil
men die invoerrechten heel sterk ver-
hoogen.
En waarom wil men dat doen?
De minister zegt, dat hij daar
tweeërlei doel mee heeft Ten eerste
beeft de regeering geld noodig. Zoo
als ge weet heeft iedere regeering
altijd meer geld noodig. Deze regee-
ring zegt dat ze 10 millioen meer
noodig heeft. Vooral voor de sociale
wetgeving invaliditeitsverzekering en
dergelijke. En nu hoopt ze die 10
millioen te krijgen uit die hoogere
inkomende rechten. Dat is veel ge
makkelijker, dan weer een inkom
stenbelasting of zoo iets te gaan be
denken.
Ja, dal begrijp ik. Maar wat
gaat dat mij nu aan? Ik kom maar
eens een enkele maal over de gren
zen, en dan breng ik eens een paar
cadeautjes mee, of hoogsteri een
japon.
Dacht ge dan, dat u geen in
komend recht betaalt, als de winke
lier de japon voor u over de grens
brengt? Dat de winkelier dan zoo
vriendelijk was, dat voor u te beta
len Dat kunt u begrijpen. Die slaat
er zijn prijs mee op. Anders zou bij
er op verliezen. Maar omdat 't in deD
prijs verbolgen zit, merkt u 't niet,
zoo gaat 't met alles.
Daar had ik zoo niet aan ge
dacht. Maar aat schijnt toch nog al
duidelijk. Maar als de regeering nu
toch geld moet hebben?
Natuurlijk, als de regeering
Maar hij doet toch precies andersom.
En weet u hoe dat komt? Omdat
het heelemaal onmogelijk is, zoo te
doen. Hebt u wel eens bedacht hoe
weinig rijke menschen er zijn in een
land, en hoe veel minder bemiddelen
boe weinigen er zijn die wat missen
kunnen en hoe velen, die juist toe
komen? Daarom wordt er maar zoo
heel weinig ingevoerd, wat voor de
rijken alleen is, en als de regeering
zich daar bij hield, dan zou het de
moeite niet waard zijn. En denk u
nu eens na; van die 10 millioen hoopt
de minister dat 3 millioen uit allerlei
eetwaren zullen komen, uit nvoedings
en genotmiddelen" zooals 't in de
wet heet; en dan nog bijna 2 milli
oen uit meel, en plantaardige en dier
lijke producten, waar ook nog heel
wat eetwaren bij zijnen dan nog
6 millioen uit gaien, weefsels en stof
fen. Nu kunt u dadelijk wel begrij
pen hoeveel daarvan ten laste van de
minder bemiddelen komt. Het leelijke
van de zoogenaamde in directe be
lastingen, waartoe de invoerrechten
en accijnzen behooren, is, dat men
geen rekening kan houden met de
draagkracht van degenen, die ze be
talen. En als wij nu, dergelijke be
lastingen nog niet hadden, dan zou
men kuDnen denken, 't is zoo weinig,
't is zoo erg niet. Maar de accijnzen
op suiker, zout, geslacht, azijn en
de invoerrechten brengen nu al zoo
wat 43 millioen op; terwijl de per-
soneele belasting, de bedrijfs-, en de
vermogensbelasting, de 3 belastingen,
waarvan men kan zeggen dat ze naar
draagkracht drukken, maar 27'/, mil
lioen opbrengen, me dunkt, de .ver
houding is nu al slecht genoeg!
Ja, ik moet zeggen, ik vind
ook niet mooi. En wat hebben dan
die minder bemiddelden aan al die
pensioenen en uitkeeringen, als 't geld
daarvoor uit hun eigen zak genomen
wordt. Dat lijkt nu eigenlijk een beetje
huichelachtig.
Maar u zei, dat de regeering
nog een ander doel had? Misschien
zit daar juist 't mooie van de wet in.
Ja, dat lijkt ook werkelijk veel
mooier. De regeering wil door dat
invoerrecht de zaken die in 't buitnn
land gemaakt worden, zóó duur ma
ken, dat de Hollandsche fabrikanten
ze goedkooper kunnen maken en dus
tegen de buitenlanders kunnen con
curreeren, zoodat het publiek voor
taan, inplaats van ze uit 't buiten
land te laten komen, ze hier in't land
laat maken. Zoo wil men de Hol
landsche industrie steunen,
dat noemt men bescherming.
Zie, dat vind ik toch prachtig
mooi. Daar voel ik voor. En dat kost
ons heelemaal niets? Onze eigen in
dustrie steunen, dat moet toch ieder,
die wat voor z'n vaderland voelt, willen.
Nu moet u nog eens een oogen
blikje nadenken. Ten eerste kost 't
ons niet niets, maar integendeel nog
heel wat meer dan 10 millioen, die
in de schatkist komt. Die Nederland
sche fabrikanten kunnen nu, zooals ik
zooeven zei, die zaken zelf maken,
omdat ze er nu meer geld voor kunnen
vragen. Dus die goederen worden alle
duurder. Immers bij de vroegere prijzen
konden onze fabrikanten nietconcur-
reeren. Als door de bescherming de
prijzen niet hooger werden, dan zou
de heele bescherming immers niets
helpen
Ja, dat begrijp ik.
Men heeft dan ook uitgerekend
dat 't invoerrecht op meel b.v. behalve
het halve millioen dat 't in de schat
kist zal brengen, ons allen nog eens
een groot millioen per jaar zal kosten
»tot steun van de meelindustrie#, d.w.z.
dat krijgen de 17 meelfabrikanten, dat
is voor ieder van die heeren ongeveer
f50.000. Hoe vindt u dat?
Dat lijkt niet erg rechtvaardig;
dat begrijp ik nu toch niet. 't Leek
mij toch zoo mooi »de Nederlandsche
industrie steunen# I
Wil ik u vertellen, waar bet hem
in zit? Ten eerste steunt men nooit
de heele industrie maar altijd maar
enkelen. Want 't is duidelijk, dat als
de een bevoordeeld wordt, de ander
benadeeld wordt. De meelfabrikanten
b v., die profiteeren van het rechtop
meel, maar de bakkers die er brood
van maken, gaan er op achteruit.
En in de tweede plaats: gelooft u
wei dat dat de manier is waarop men
de industrie steunen moet, met giften 7
Giften geeft men aan een stumper, aan
iemand, die zichzelf niet helpen kan,
maar een flink mensch, die de handen
uit den mouw kan steken die redt zicb
door te leeren, en te werken.
Zoo moet men de industrie ondersteu
nen d.w.z. fabrikanten eD arbeiders
moeten zoo knap mogelijk worden. En
de regeering moet hen daarbij helpen
door vakonderwijs en dergelijke. Vindt
u dat niet een veel sympathieker denk
beeld?
U hebt gelijk. Maar wat hebben
wij vrouwen daar nu eigenlijk mee te
maken. De wetgeving, en de fabrieken
en dat alles, dat is nu eenmaal man
nenzaak.
Maar de huishouding.
Ja, dat is natuurlijk mijn zaak.
En als nu alle dingen, die u
iederen dag koopt voorde huishouding
duurder worden, is dat dan ook niet
uw zaak
Dat zou ik afschuwelijk vinden,
want dan zou ik heusch niet weten,
hoe met mijn huishoudgeld rond te
komeD. Alles is toch al zoo duur, ik
weet toch nauwelijks hoe er te komeu.
En m'n man kan nu eenmaal niet meer
geven, dat weet ik wel. Maar zou 't
nu heusch zoo erg zijn?
Dat zal ik u eens vertellen. Maar
IHST EDE DIE FTE.
een amekikaansche geschiedenis.
45)
Toen Fulton de acte reeds in zijne
hand hield, nam hij plotseling zulk
een verlegene houding aan, dat de
magistraatspersoon hem wel vragen
moest, wat hem deerde.
«O," antwoordde Fulton, terwijl hij
zich verlegen achter het oor krabde,
"O, het is eigenlijk dwaas, maar weet
ge, Squire, de datum der huwelijks-
acte breng mij in verlegenheid."
«Waarom?"
»Ja, weet ge, het is een netelige
zaak, het is uithoofde der ouders van
mijne vrouw. Roosje, ga eens
eventjes naar buiten
Annette gehoorzaamde beschaamd.
En nu deelde Fulton den vrede
rechter een zeker familiegeheim mede.
«Ha ha!" riep hij lachend, «ik begrijp;
hiervan mogen de oude luidjes niets
bemerken, of liever, zij moeten denken,
dat toen alles reeds wettig is geweest?"
Fulton knikte.
«Nu, weet ge wat," zei de oude
joviale vrederechter, «wijl het geen
misdaad is, wanneer men de ouders
te dier zake bedriegt
«Integendeel, een goede daad," viel
Fulton hem in de rede.
«Dan wil ik in Godsnaam den datum
er in veranderen. Hoe lang is het
geleden?"
«Precies drie maanden."
De vrederechter schreef een nieuwe,
zoover geautidateerde huwelijksacte,
ontving twee dollars voor zijn dubbele
moeite, en Fulton ging zeer vergenoegd
en volkomen gerust met zijne jonge
vrouw naar huis. Zij moest zich half
dood lachen om Fulton's aardige grap.
Fulton wilde dienzelfden dag nog
naar New-York reizen, om nu aan
de zaak een einde te maken, toen hij,
zooals wij weten, door Schouman
wegens moord in hechtenis weid ge
nomen.
Nu kwam het proces en toen dat
voorbij was maakte hij zich dadelijk
uit te voeten, om de New-Yorker
zaak, zooals hij ze noemde, eindelijk
af te doen.
Toen Fulton te New-York aange
komen en in zijn hotel afgestapt was,
vroeg hij het eerst naar Lobster, die
natuurlijkerwijs zich niet meer in het
hotel vertoond had.
i Dat was voor Fulton zeer nood
lottig, want zijn nieuwste plan was,
zich door list of geweld van het geld
I meester te maken, zoo men het hem
nogmaals onthouden wilde. In allen
geval was hij stellig voornemens, niet
meer ongewapend naar de onder-
aardschen te gaan, en dientengevolge
schafte hij zich een tweede revolver
aan, daar hij er toch een moest afgeven
zooals hem bekend was.
Toen hij zich nu bij den vrederechter
Mc Culloch aandiende, scheen deze
volstrekt niet verwonderd en beloofde
de noodige stappen te doen, om hem
reeds den volgenden avond een samen
komst te bezorgen. De tijd was Fulton j
in zijn leven niet zoo lang gevallen
dan de nu volgende zes en dertig
uren. Hij gevoelde een onrust, die
hem vroeger onbekend was geweest
en die zelfs niet verdween, toen hij
den volgenden nacht bestendig aan
het spel zat; hij verloor derhalve zeer
veel geld, bijna alles wat hij bij zich
had.
Eindelijk was het vijf ure de 1
avonds.
Hij stak den reserve-revolver met
den knop omhoog in den linker binnen
zijzak van zijn jas en ging naar het
bureau van den vrederechter. Een half
uur later kwamen zijne geleiders. Zij
overtuigden zich, dat de verlangde
huwelijksacte werkelijk in zijn bezit
was, ontnamen hem den eenen revolver
blinddoekten hem en voerden hem
gelijk vroeger in een gesluiten rijtuig
weg.
Toen hij het bekende keldergewelf
bereikt had, nam men hem den blind
doek af, en hij zag tot zijne tevreden
heid, dat hij ditmaal niet met honderd,
maar nauwkeurig geteld slechts met
dertien vermomden te doen had, buiten
zijn twee geleiders en de vier wachters
bij de uitgangen.
Toen de voorzitter de huwelijks- j
acte onderzocht, vroeg hij eenvoudig:
«Jim Fulton, waarom staat op de
huwelijksacte Jin Meijer en niet uw
wezenlijke naam?"
Deze vraag trof, hoe eenvoudig ze
was, den man als een bliksemstraal,
want hij had ze het allerminst ver
wacht. «Wijl wijl," stamelde hij
«wijl Jim Meijer miin waren naam is."
«Jim Fulton, dat liegt ge," antwoordde
I de stem ernstig en met nadruk«ik
wil het u heter zeggen, omdat de
trouwacte valsch is!"
«Wie waagt dat te zeggen?" schreeuwde
Fulton opstuivend.
«Wij, de onderaardschen, de alwe-
tendenHebt ge niet onder den naam
van Jim Fulton, nog geen vijf dagen
geleden wegens het vermoorden van
een meisje terecht gestaan? Is Rosa
Holder niet als drenkelinge op den
oever van den Michigan gevonden?
Spreek, Jim Fulton, met welk recht
kunt ge nog aanspraak op Frans Hol
ders erfenis maken."
Fulton had zich ondertusschen met
geweld van zijne verwarring hersteld,
toen hij spottend antwoordde«Zoo
gij dan alles weet, alwetenden, dan
weet ge ook wel, dat ik in weerwil
van dat alles de erfgenaam mijner
vrouw ben en op mijne huwelijksacte
steun. De datum mijner huwelijks
acte en mijne volmacht bewijzen, dat
zij destijds leefde, en daar zij zonder
testament, zonder erfgenamen stierf,
ben ik mitsdien de erfgenaam dus
maak er een einde aan
(Wordt vervolgd).