NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
No. 21.
Woensdag 13 Maart 1912.
41e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Internationale verdeelinc van arbeid
FEUILLETON.
VERVLOEKT F.N VERSTOOTEN.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Lansestraat 17. Telephooun0. 69.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Ad verten tiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Gelijk bekend is een van de voor
naamste argumenten voor den vrij
handel, dat bet verstandig is, dat in
elk land door elk volk wordt voort
gebracht dat wat bet van de verschil
lende volken met de geringste moeite
kan voortbrengen en dat bet dan die
producten ruilt met de andere volke
ren, die weer in andere zaken door
allerlei omstandigheden specialiteit zijn
Als x arbeiders in y uren arbeid
met z kapitaal kunnen maken
in Frankrijk 100 meter linnen of
50 meter laken
en in Engeland 50 meter linnen of
100 meter laken,
dan begrijpt elkeen, dat, als beide vol
ken hun eigen linnen en laken maken,
zij samen elk in 2y uren zullen maken
150 el linnen en '150 el laken. Besteedt
echter Frankrijk alle tijd aan linnen
en Engeland alle tijd aan laken dan
zullen zij, elk 2y uren. arbeidende, te
zamen 200 meter linnen en 200 meter
laken maken en, de producten met
elkaar ruilende, beter af zijn.
Tegen dit fundamenteel betoog van
de viijhandelaren is in den laatsten
tijd in de protectionistische litteratuur
een bezwaar ingebracht, dat op het
eerste gezicht wel van gewicht schijnt.
»Mooie dingen met Uw ruilen van
hetgeen ik het gemakkelijkst voort
brengt maar boe als ik nu een zoo
slecht door de natuur ben bedeeld, dat
ik alles met meer moeite voortbreng
dan een ander, ïoodat alles bij mijn
buren goedkooper is. Ik moet dan vol
gens Uw leer dat men alles koopen
moet, waar het het goedkoopst is, alles
uit het buitenland doen komen en
kan zelf geen product daartegenover
stellen, zoodat ik om de producten van
anderen te koopen mijn geheele be
zit, vroeger door mijzelf of mijne voor
ouders verdient en overgelegd, langs-
zamerband zou moeten afgeven om al
die goedkoopere zaken bij andere te
koopen en ik zou intusschen zelf moe
ten leegloopen. Eerst zal mijn geld,
daarna zullen mijn effecten en einde
lijk mijn kunstvoorwerpen en meube
len verruild worden tegen de zaken,
die ik dagelijks noodig heb. En theo
retisch is het einde dat ik niets meer
heb en zelfbij den buurman moet gaan
trachten iets te verdienen". Aldus de
Protectionist.
Men haalt als voorbeeld aan een
eenvoudig vrouwtje, dat maar weinig
kan en, b. v. met wasschen, haar geld
verdient. Er komt een goed onderlegde
wasscher die met machines werkt en
nu in den tijd, die het vrouwtje voor
één waschje noodig heeft, er wel drie
klaar maakt; het vrouwtje kan nu zelfs
haar eigen wasch in minder tijd dan
zij behoeft door een ander zien klaar
maken. Zij zal niet meer wasschen,
doch geheel leeg zitten, niets meer te
ruilen hebben en haar spaarpot op
maken om al de benoodigdheden te
koopen die zij behoeft, waaronder zelfs
het reinigen van haar eigen vuile goed.
Immers een ander doet bet goedkoo
per en men moet, als men zuinig huis
houdt, alles laten doen door wie zulks
het goedkoopste kan.
Men beweert dan dat Nederland
waarschijnlijk al bezig is op dergelijke
wijze zijn vermogen aan aankoop van
elders gemaakte goedeien te verteren,
terwijl een deel van zijn zonen zon
der of met onvoldoenden arbeid zijn
dagen doorbrengt.
Zij, die aldus redeneeren geven daar
door blijken eigenlijk niet grondig over
de zaak te hebben nagedacht en zich
ook niet de moeite te hebben gegeven
de uitstekende theorie van den handel
te lezen in het standaard werkje van
Mr. Beaujon. Immers in beide gevallen
zoude het hun niet ontgaan zijn, dat
handel voordeelig en dus ruil evengoed
mogelijk is, wanneer het eene land
met minder productiemoeite maakt dan
het andere, als in het geval, dat ik
eerst verontstelde.
Wanneer men in y uren met x
arbeiders en z kapitaal kan maken
in land A:
200 meter laken of 150 meter linnen
en in land B:
100 meter laken of 140 meter linnen
zoodat in het tweede land voor beide
artikelen de productiemoeite grooter
is, dan kan toch handel voordeelig
zijn, zoolang maar niet alle zaken in
het eene land juist evenveel moeilijker
geproduceerd worden dan in het
andere. Men rekene slechts
Als er geen handel tusschen de twee
volken is dan zullen in tweemaal y
uren arbeid gemaakt worden in land
A: 200 meter laken en '150 meter
linnen en in iandB: 100 meter laken
en 140 meter linnen dus te zamen in
2y uur in beide landen 300 meter
laken en 290 meter linnen.
Als echter de beide landen overeen
komen dat in beide uren A laken zal
maken en B in beide uren linnen, dan
krijgen wij in totaal 400 meter laken
en 280 meter linnen, hetgeen, als ten
minste 10 meter linnen niet meer
waard zijn dan 100 meter laken, een
winst oplevert. Ruilen A en B 180
meter lakeD tegen 150 meter linnen,
dan zal A ten slotte hebben 230 meter
laken en 150 meter linnen dus 20
meter laken winst door het ruilen.
B. zal dan hebben 180 meter laken
en 130 meter linnen dus 80 meter
laken meer en 10 meter linnen minder
dau wanneer hij beide artikelen zelf
gemaakt had; hij heeft dus winst als
hem ten minste 80 meter laken meer
waard is dan '10 meter linnen.
Door de arbeidsverdeeling en het
ruilen hebben dus beide gewonnen,
ofschoon de een alles met minder
moeite kon maken dan de andere.
Dat zulks zoo is, zien wij trouwens
elk oogenblik in het dagelijksch leven.
Een timmermansbaas, die alle soort
van werk sneller kan verrichten dan
zijn knecht zal toch het werk ver-
deelen Stel hij kan fijn werk twee
maal sneller en grof werk anderhalf-
maal sneller dan de knecht, wie zal
er dan twijfelen, of [hij zal er voordeel
in vinden zelfs niets dan fijn werk te
verrichten en zijn knecht niets dan
het grove werk te laten doen.
De protectionisten, die het hier be
streden bezwaar tegen den tbeore-
tiscben grondslag van den vrijhandel
hebben opgeworpen, zagen voorbij, dat
wanneer door het ééne volk alles met
minder productiemoeite kan worden
gemaakt dan door het andere, daarom
nog niet alle zaken bij het eerstge
noemde volk goedkooper zijn en dat
de vrijhandelaars niet zeggen »gij
moet alles halen waar het met de
geringste moeite wordt gemaakt",
maar «waar het bet goedkoopst is."
Er is voor het goedkooper zijn van
eenige zaak in het eene land dan in
het andere nog een andere factor in
het spel dan de hoeveelheid productie
moeite, welke noodig is voor zekere
productie t. w. de prijs van elke een
heid productiemoeite, (of zoo men
korter doch minder nauwkeurig wil
zijn, van elke hoeveelheid arbeid) bij
beide volken.
In het land waar men alles met
minder moeite kan vooitbrengen, zal
de belooning van den arbeid hooger
zijn dan in bet land, waar alles meer
productiemoeite kost. Dientengevolge
zal bij goederen, welke het eerste land
slechts met weinig minder moeite
maakt dan het tweede ten slotte in
het eerste land, waar de arbeid duur
der is, de prijs toch nog hooger komen
dan in bet tweede. Als in land A uit
ons voorbeeld de arbeid van x mannen
gedurende y uren 'Ao meer kost dan
in land B, dan zal men in B, waar
men 140 el linnen maakt in y uren
(tegen 150 in land A) toch het liDnen
nog goedkooper maken. I
Niet anders staat het in bet geval j
zoo oven aangehaald van ons wasch-1
vrouwtje. De werkman in de wasscherij
moge drie waschjes kunnen behande
len in den tijd. dien de vrouw noodig
heeft voor één, hij zal met zijn
machines dan ook wel heel wat meer
kosten dan het vrouwtje. Daar arbeider
en kapitaal in de wasscherij anders
elders beter betaald werk kunnen
krijgen, zullen b.v. een werkman met
één waschmachine 30 ets. per uur
moeten verdienen. Als nu de wasch-
vrouw maar met 9 ets. per uur te
vreden is (waarmede zij in 50 wasch-
uren f 4.50 per week verdient), dan
kan zij toch nog wel concurreeren,
want dan zal het in orde maken van
één wasch bij haar toch nog minder
kosten.
In de praktijk zien wij dan ook,
dat wie alles minder goed kan dan
zijn buren een lager loon verdient,
maar hij behoeft daarom nog niet
leeg te zitten. Hij zal de werkjes
krijgen, welke hij relatief nog bet
beste kan in vergelijking met de
andere, omdat aan de anderen zich
geheel kunnen wijden aan het werk,
dat zij véél beter kunnen dan hun
minder begaafden buurman.
Er zijn er wellicht onder onze
groote kunstenaars, die beter een
plafond Runnen schilderen dan hun
huisschilder. Maar daarom verrichten
zij het werk nog niet zelf en laten
zij den huisschilder niet zonder werk.
Want kunstwerken maken kunnen zij
duizendmaal beter dan de huisschil
der en zij kunnen in den tijd, waarin
zij het plafond schilderen zouden,
met dat andere werk het honderd
voudige verdienen en hetgeen zij spa
ren door zelf bun plafond te schilderen.
En de huisschilder, die zelfs in het
plafondschilderen bij den Meester
achterstaat, zal dus toch in diens
eigen huis den kost kunnen verdienen
met dat werk. Alleen bij zoude niet
f 500 per week moeten willen ver
dienen, gelijk de Meester misschien
doet.
Zegt men: »Ja maar dan kan het
volk dat in ongunstige omstandig
heden werkt, toch slechts met een
ander, dat alles gemakkelijker maakt,
concurreeren, wanneer het met een
geringere belooning van zijn arbeid
genoegen neemt," dan antwoorden
wijïde belooning van zijn arbeid
zoude nog slechter zijn als het zijn
product niet meer wilde ruilen en
dus zijn arbeid Diet slechts wijdde
aan werk, dat het met (in mijn tweede
Een Roman uit de laatste Poolsche Revolutie
VAN
JULIU8 ALICZNY.
ll)
"Mag ik zonder onbescheiden te zijn
u de laatste quadrille verzoeken?"
vroeg Dewbinsky, terwijl hij eerbiedig
naderde, toen de dame Anka verlaten
had.
»Ik moest zooeven de lieve gravin
al de bijzonderheden mijner redding
verhalen," zeide zij, terwijl zij met eene
bevallige buiging hem haar arm reikte.
"Dierbare Anka! Uw goedheid schat
mijne geringe verdienste al te hoog,"
antwoordde Dewbinsky.
Voor de eerste maal had hij haar
niet vorstin, maar bij haar naam ge
noemd; hij was zelfs bijna over zijne
stoutmoedigheid verschriktmaar ter
wijl hij in hare schitterende oogen zag,
gevoelde hij zich onuitsprekelijk ge
lukkig dat hij bijna vergat dat men in
de zaal op een vis a vis wachtte. Toen
hij met haar binnentrad, zocht zijn
blik Seniawitsch, hij scheen verdwenen
te zijn.
Wij willen ons niet verder ophouden
bij de latere bezoeken welke Dew
binsky op het kasteel Wollnaka af
legde, en die hem steeds meer tot
de overtuiging brachten, dat hij Anka
onuitsprekelijk beminde en ook door
haar bemind werd. Beiden waren
in het zalige tijdstip van een liefdes
roman gekomen, in welken men zonder
een woord te spreken, elkander be
grijpt, te zamen spreekt en de een
zich naar den ander regelt.
En Seniawitsch Hij had eenige
dagen na Anka's geboortedag afscheid
genomen, voorwendende een noodzake
lijke reis naar Warschau te moeten
doen.
VI.
Bijna drie maanden waren sedert
Anka's geboortedag verstreken. De win
ter moest voor de tooverkracht der
lieve lente wijken. Van berg en veld
had zij met haar warmen wasem het
witte sneeuwkleed verwijderd en wei
den en beemden prijkten met sappen
groen. De hoornen en struweelen had-
den weer haar lommerrijk loofdak, en
vroolijk kweelden de uit het zuiden
teruggekeerde zangers. Zoo als de
jonge lente in de natuur, had ook in
Sara's hart de lente der liefde haar
intrek genomen.
Nadat Seniawitsch zich overtuigd
had, dat Anka voor hem verloren was,
wilde hij geen tijd verliezen, om de
tweede pees op zijn boog gereed te
maken, echter niet zonder nog vooraf
Anka en Dewbinsky wraak te hebben
gezworen.
Om bij Baruch Levi weder in een
gunstiger licht te verschijnen, had hij
uit andere bronnen geld weten af te
troggelen en had daarmede bij Baruch
eenige wissels vóór den vervaltijd af
gelost.
Reeds bij vroegere bezoeken was
het hem gelukt op het argeloos hart
van het meisje eenigen indruk te
makenwant hij verstond het, al den
toover van woord en blik, die den in
de wereld ervaren mannen ten dienste
staan, te hulp roepen, om hare gunst
te verwerven. Hoewel Sara er op be
dacht was haar hart te behoeder, dat
het zich niet blindelings in zijn ver
derf stortte, was toch de indruk, dien
de verleidelijke woorden op haar maak
ten, des te gevaarlijker voor haar,
daar de strenge afzondering en inge
togenheid waarin zij tot nu toe ge
leefd had, haar niet het juiste oordeel
verleende, hetwelk meisjes van hare
jaren anders gewoonlijk bezitten.
Seniawitsch had bij zijne bezoeken,
welke hij in het huis van den jood
deed, er op gerekend, Sara alleen aan
te treffen, hetgeen uit hoofde der
handelsreizen, die Levi meermalen
verscheidene dagen verwijderd hielden,
licht mogelijk was. Toen op zekeren
dag de dienstmeid hem gezegd had,
dat de oude Levi niet te huis was,
zond hij ze tot Sara, liet haar om
een onderhoud verzoeken en werd
hierop in de huiskamer gelaten, waar
het meisje zich met hare oude tante
Rachel bevond.
«Mag ik n, mejuffrouw, gehoor ver
zoeken?" zeide hij, nadat de gewone
plichtplegingen gewisseld waren.
"In de tegenwoordigheid mijner
tante verzoek ik u ongehinderd te
spreken," antwoordde Sara.
«Het gewicht van mijn verzoek doet
mij wel wenschen dat uw vader ook
tegenwoordig mocht zijn;" zei Senia
witsch inwendig dacht hij waar
schijnlijk het tegendeel "maar ik
kan den last des zwijgens niet langer
verdragen. Yan het oogenblik af, dat
ik het geluk had u voor het eerst te
zien, schoone Sara, was iedere klop
ping van mijn hart slechts aan u
gewijd; een innige en oprechte liefde
voor u vervult mijne ziel. Ik ben
heden gekomen, om u mijn hart en
mijne hand aan te bieden. Wilt ge
mijne gade, gravin Seniawitsch wor
den
Sara's wangen waren met purper
rood overtogen en hare gloeiende oogen
schitterden van vreugde en hoogmoed.
Met kloppend hart en half open lippen
had zij naar zijne woorden geluisterd.
Maar hare tante was door deze onver
wachte verklaring zoodanig verrast,
dat zij geen woord kon uitbrengen;
het breiwerk viel uit hare handen en
strak staarde zij den graaf in het ge
laat.
"Wie zou u kunnen zien zonder u te
beminnen 1 Zeg, dierbare Sara, dat ge
mijne aanvraag niet afwijst," voer Senia
witsch voort, terwijl hij hare hand nam
en er een kus op drukte.
"Mijuheer," hernam Sara met ge
smoorde stem en nog meer blozend, "ik
zou eene onwaarheid zeggen, zoo ik
wilde beweren dat ge mij onverschillig