NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad NÊT voor de Provincie Utrecht. |n No. 83. Woensdag 16 October 1912. 41e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG FEUILLETON. Amor met den Korporaalstok. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 60, AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/i Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden ileoht. driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De export-nijverheid en het tarief. „De grootindustrie is inderdaad hier te lande voor een belangrijk deel export-indu strie. maar dit is ook het geval bij een aan tal middenbedrijven.'' MinisterTiLMA. Verslag Wettelijke Regeling der Ziekteverzekering Wij hebben er reeds vroeger op ge wezen, hoe voorstanders van het tarief- Kolkman, die medewerkten tot het verslag der commissie van voorberei ding, telkenmale gedwongen zijn de juistheid te erkennen van hetgeen aan onze zijde beweerd is. Indien wij be toogden, dat verhooging van rechten tot prijsstijging moest leiden en dat zoolang die prijsstijging uitblijft, de gewensebte bescherming eveneens wegvalt, dan werd die stelling steeds betwist met argumenten, die eene vruchtbare discussie niet gemakkelijk maakten. Thans echter vinden wij in het verslag der commissie van voor bereiding eene meening uitgedrukt die ons op beter terrein brengt. In bet gedeelte gewijd aan den invloed van het tarief op de nijver heid, lezen wij «Van een aantal artikelen zullen de prijzen in den eersten tijd na de invoering van het tarief onge twijfeld eenige verhooging onder gaan. De hoogere prijzen zullen dan bun beschermden invloed gaan uitoefenen. Dat wil zeggen, zij zullen voor de binnenlandsche industrie, de kansen, zich staande te houden, verbeteren, en dus nieuwe industrie in het ieven roepen." Zeker, indien wij ons willen neer zetten tot het leveren van kritiek, dan ontbieekt de stof niet. Tal van vragen kunnen wij dan opwerpen. Wat bedoelt men met jeenige ver hooging"? Meent men dat onzeindu strie zoo zwak staat, dat zonder prijs- verhooging zij zich niet kan staande houden? Indien de verwachtingen niet verder gaan dan tol het behoud van bet bestaande, hoe kan men dan spreken van nieuwe industrie, die in het leven geroepen zal worden? Het is ons ditmaal echter niet te doen om kritiek uit te oefenon, maar uitsluitend om te constateeren, hoe ook door de voorstanders van ver hoogde rechten erkend is, dat prijs- verhooging te verwachten is en nog wel .ongetwijfeld" en dat zij in die prijsverhooging de bescherming zien die zij zoo vurig wenschen. Alles wat ter verzachting is aangebracht, in de woorden door ons aangehaald, alles wat in het verslag op die woorden volgt, kan riet te niet doen het naakte feit dat thans ook door de voorstan ders van het tarief erkend is, dat men onze nijverheid wil steunen door kunst matige verhooging barer producten. Die prijsvei hooging word aanvaard ter wille der zegentijke gevolgen die men verwacht: zij is fundament van het stelsel. Wij hadden reeds zoo dikwijls het verband tusschen bescherming en prijsverhooging uiteengezet en het is ons eene voldoening de juistheid van vroegere opmerkingen thans van an dere zijde bevestigd te zien. Wij verdiepen ons op dit oogenblik niet in de viaag of bescherming van een deel der bevolking ten koste van het geheel billijk en rechtvaardig is. Wij zullen niet aantoonen, dat be scherming altijd de kiem van verdere uit breiding bevat. Nu toegegeven is, dat de steun dien men verleenen wil, bestaat in het vooruitzicht op hoogere prijzen, is de eenvoudige vraag die wij wenschen te beantwoorden, deze of werkelijk de industrie in haar geheel daarbij gebaat zal worden. Wij spreken hier van de industrie in haar geheel. Prijsverhooging, als gevolg van het tarief, is alleen bereikbaar op de bin nenlandsche markt; zij beperkt zich noodzakelijk tot bet gebied der helling De fabrikant, die uilsluitend of in hoofdzaak voor het binnenlandt werkt kan het voordeel der prijsverhooging oogsten zoolang de buitenlandsche mededinging blijft afgesneden. Voor enkele artikelen van algemeen gebruik is zelfs uitbreiding der industrie denk baar. Maar voor onze uitvoer-nijverheid is de toestand geheel anders. Zij be taalt meer voor hare benoodigheden zonder daarvoor op de buitenlandsche markt eenige vergoeding te verkrij gen. Tegenover mogelijke uitbreiding van een deel «nzer industrie staat de zekerheid dat een en ander deel zal worden ingekrompen, als gevolg van verhoogde productiekosten. Nemen wij aan, dat de droom der prolectionisten verwezenlijkt zal wor den. De Nedorlandsche nijverheid voor ziende in de behoeften van het ge heele Nederlandsche volk Mocht het nu voorgestelde tarief onvoldoende blijken om de buitenlandsche mede dinging geheel te weren, dan ligt het immeis in onze macht de tolbarrière nog hooger op te trekken. Wij kun nen dan uitbreiding zien van dat deel der nijverheid, dat voorziet in Neder landsche behoeften, maar tevens ach teruitgang en verval van alle export- nijverheid. Nu spreken wij niet van alle rampen, die met eene algemeene prijsstijging gepaard gaan, noch van de binnen- en buitenlandsche conflicten, die daarvan het gevolg zullen zijn. Wij stellen slechtsde vraag ontdaan van alle windsels, of het belang van Neerland medebrengt de belangen der export- nijverheid ondergeschikt te maken aan die der nijverheid uitsluitend werken de voor binnenlandsche behoeften? Die vraag stellen is baar beantwoor den. Met bedenke daarbij dat de export- industrie niet anders vraagt dan onthouding van staatsinmenging ter bescherming. Niemand kan bewe ren, dat daardoor de voor het bin nenland werkende industrie onmoge lijk is geworden. Geheel anders indien de productiekosten der expofl-indus- trie verhoogd worden. Dan rijst wel degelijk do vraag of bet bestaan nog mogelijk zal zijn. Van beide zijden, door voorstanders en tegenstanders van den vrijhandel, is een beroep gedaan op buitenland sche politiek en buitenlandsche toe standen. Men grijpt zoo licht naar hetgeen van zijn gading is. Zeker moeten wij kennis nemen van bet geen het buitenland ons geven kan ons nut doen met de ervaring daar opgedaan. Maar nimmer mogen wij uit bet oog verliezen het groote ver schil tusschen de landen onderling. Waar bladzijden misschien toereikend zijn om ons op de hoogte te stellen der ervaring elders opgedaan, zijn boekdeelen noodig om de verschilpun ten aan te geven. Rijkdom of armoede- aan ertsen en mineralen, geogra- pbische ligging, politieke macht, klimaat en gesteldheid van den bo dem, uitgestrektheid van het grond gebied, aard en ontwikkeling der bevolking zijn fcatoren, die alles beheerschen indien men zich een objectief oordeel wil vormen over de bedrijfstakkeu waarvoor een land in meerdere of mindere mate is aange wezen. Is niet een uitgestrekt land binnen hetwelk de meeste verschillen de producten getuild kunnen worden zonder eenige belemmering heel wat onafhankelijker van het buitenland dan een klein land waar zelfs de pro ductie in de uiterste hoeken weinig verscheidenheid aanbiedt? Gesteld dat alle staten van Europa tot één groot tolverbond toetraden, zou dan niet bet geheele vraagstuk van vrijhandel of bescherming veel van zijn prak tische betoekenis veiloren hebben? Voor een klein eigen land is dit vraagstuk veel gewichtiger en zijn de gevolgen van misstap veel ernsti ger. Dat ons land in alle opzichten aangewezen was een schakel te blij ven in het internationaal verkeer, werd reeds zoo duidelijk ingezien door een van Hoogendorp, toen hij optrad als verdediger van den vrij handel, nog wel onder toevoeging, dat die weg voor ons aangewezen juist omdat andere landen daarvan vervijderd waren. Zouden wij bij het eeuwfeest onzer onafhankelijkheid niet tot de erkentenis moeten komen, dat de economische politiek door ons sedert de helft der vorige eeuw ge volgd. toch zeker heeft bijgedragen tot de goede verstandhouding met andere staten? Onze groote takken van bedrijf zijn alle op uitvoer aangewezen. Wij noemen land en tuinbouw, veeteelt, alle fabriekmatige nijverheid daaraan onafscheidelijk verbonden, als boter, kaas. aardappelenmeel. stroopapier, suiker, scheepvaart, visscherjj, scheeps bouw, komen op dezelfde lijn. Wij kunnen verder wijzen op texiel- en cacao-industrie. Maar waarom hier in den breede herhaald, wat reeds zoo duidelijk door de regeering ge zegd is in de woorden die wij boven dit blaadje plaats?') Het ligt voor de band, dat export nijverheid niet beschermd kan wor den door hoogere invoerrechten. In tegendeel, alle nadoelen vallen op hara terug, zonder dat zij op de vrije markt de vei hoogde productie kosten op hare koopers kan afwen telen. De export-industrie wordt ge troffen door hoogere prijzen die allen, in het vak werkzaam, moeien betalen voor hunne levensbehoeften, maar buitendien door de rechten, die de fabrikant verschuldigd is voor alles wat bij uit het buitenland moet bie den. Wordt vervolgt. In hol verelsg der commissie v»n voor bereiding komt eene vergelijking voor omtrent surplus uitvoer van eeniee artikelen voor de jaren 1898, 1908 en 1909. De samensteller beeft daarbij gebruikt gemaakt van de zeer gebrekkige gegevens der officieels statistiek en dus alle fouten der zonderlinge herleidingen van gewicht en waarde overgenomen. Daarbij komen in dezen staat enkele cijferfouten voor. Voor hen die zich een beeld willen vormen der ontwikkeling onzer export-nijverheid kan de gevolgde metode niet dienen. Zoo kunnen wij er op wjjzen dat onder den post i.schepen, schuiten en vaartuigeni niet begrepen zijn de zeeschepen en rijnschepen hier te lande voor buitenladsche rekening gebouwd. Deze worden niet ten uitvoer aangegeven, hetgeen reeds blijkt uit het feit dat in de officieels Statistiek Lobith niet voorkomt als kantoor uitklaring. De ontwikkeling van onze is zeker nog grooter dan de cijfers doen vermoeden. a) Tusschen de hooge taxusheggen van het park van Zarskoje-Selo, (5e zich rechts en links als glad gepolijste groene muren verhieven, wandelden twee, in zware zijden robes gekleede jonge dames, die in een druk, vroolijk gesprek waren. Zooals zij daar lachten en schertsten zou niemand vermoed hebben, dat de kleine, fraai gevormde hand der eene, die nu zoo onschuldig met den waaier speelde,tegelijker tijd den scepter van het grootste rijk in Europa met mannelijke energie voerde. Het was de Czarin Catharine II, nog altijd stralend van volkomene schier jeugdige schoonheid. Zij was middel matig groot van gestalte, maar haar wezenlijk keizerlijk postuur en haar majestueus voorkomen, deden haar hoog en gebiedend schijnen, meer echter dan hare gestalte maakte haar hoofd met het schoon, Btreng gelaat van een Nero indrnk, de kleine vast gesloten mond boven de roDde Tette kin, de kleine stout gebogen neus, de donkere boog der donkere wenkbrauwen boven de groote blauwe oogen en de blik dezer oogen was het vooral, die milli- oenen, zoowel als enkelen, aan hare voeten nederwierp, deze blik, waarin tegelijker tijd zooveel demonische heerschzucht, zelfbewuste gelatenheid j en welwillende goedheid lagen. De gezellin der Keizerin, in négligé van rosé satijn Ala Wateau, was een half hoofd langer dan zij, met duivel achtige zwarte oogen en een klein ei- genzinnig wipneusje, is een jonge we duwe, mevrouw von Mellin, van zeer bijzondere, mes zou kunnen zeggen,1 vrees inboezemende schoonheid. Zij heeft iets van een tijgerin, vooral de eenigszins korte wreede kattenlippen,1 die de heerlijkste tanden laten te voor schijn komen, en dan dien zachten, ela stieken, tot springen gereed zijnden tred als op fluweelen zooien. Als zij lacht, dan eerst wordt zij recht akelig. «Gij hebt dan nw armen Seladon zijn afscheid gegeven, lieve Mellin," zei de keizerin, "in behoorlijken vorm "Ik heb hem als een hond uit de deur gejaagd,» antwoordde de schoone weduween het zand kraaakte toornig onder hare voeten. "Maar het zal éclat maken,» voer Catharine II voort; »hij gaat toch reeds als uw verklaarde bruidegom door!» Uwe majesteit zou in mijne plaats zeker niet anders gehandeld hebben,» antwoordde mevrouw von Mellin. »Wie weet!» zei Catharina II »Ik verzoek uwe majesteit, zich slechts het tooneel voor te stellen,» hernam de beleedigde schoone; "kapi tein Paulofi had mij zooeven verlaten, mij, welke hij voorgaf te aanbidden. Een ongelukkig toeval voert mij weini ge oogenblikken later in de voorzaal, en wat zie ik o, het is schandelijk, het is eerloos ik zie hem, terwijl hij zijn arm om de taile mijner kamenier heeft geslagen, en op het punt is haar te kussen.» "Kussen Inriep de keizerin lachend, »en derhalve »0, ik heb hem er voor gestraft,» voer mevrouw von Mellin voort; «maar daarmede is het niet genoegik zal mij aan hen wreken, aan geheel het looche- nachtig, trouwloos geslacht; ik haat de mannen meer dan ooit, ik veracht ze zoo zeer, dat ik niets kan begrijpen hoe het mogelijk was dat deze zwakke willooze wezens, ons zoo lang beheerscht hebben. Maar gij zult de wereld om- keeren, majesteit, reeds hebbende vrou wen, sedert uwe roemrijke troonsbe stijging, zich van den hoed, den overrok en den stok van den man meester j gemaakt, zij hebben den zadel en de wapens veroverd en verscheidene moedi ge amazonen dienen in de gelederen van uw leger als officier 1) een vrouw van van uw leger als officier 1) een vrouw uitstekenden geesten diepe geleerdheid, heeft zich den voorzitterszetel der aka- j demie van wetenschappen verworven, 2) wij mogen niet rusten voor dat wij re- i geeren en de mannen ons volkomen on derworpen zijn. Hoe benijd ik uwe ma jesteit de onbegrensde macht, welke gij over millioenen dezer ellendigen hebt, die niet veel meer zijn dan uwe slaven, aan uw willekeur prijs gegeven nZijt gij niet in het klein een even absolute heerscheresals ik?» antwoord de Catharina II vroolijk»zijn er niet meer dan twee duizend zielen, die uw eigendom zijn?» «Maar ik zou slaven willen hebben,» riep de schoone mannenhaatster, »die Het is historisch, dat onder Ghatharina II vele vrouwen in krijgsdienst waren en rege- menten kooimandeerden. De gravin GaltkofT vocht zelfs dapper tegen de Turken. De Vorstin Waskoll. denken, gevoelen zooals ik zelf, geen verdierlijkte lijfeigenen, goed opgevoe de mannen.» »En vooral Pauloff» viel Carharina haar in de rede. »Ja, Pauloff.» »Haat ge hem werkelijk?» »Of ik hem haat »Het zou mij inderdaad vermaken,» zeide Catharina nadenkend»maar hoe zou men doen moeten?» »Laat mij slechts een dag in uwe plaats regeeren, majesteit,» bad de schoone weduwe met opgeheven han den. »Wat valt u in?» antwoordde de keizerin, een weinig het voorhoofd rimpelend, »maar ik bedenk iets gij zult een regiment krijgen.» »Een regiment?» vroeg mevrouw von Mellin verwonderd. »Het regiment Tobolsk is juist vrij.» zei Catharina II, »ik benoem a er tot kolonel van »Welk een gunst!» De schoone weduwe kuste de handen der keizerin. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1