NIEUWE
IÉT Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEULLI ETON.
66.
Woensdag 20 Augustus 1913.
42e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
IN DEN KOMKOMMERTIJD.
Boontje komt om zijn loontje
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per poet door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlgke Nummers 3 Cent.
Ingezonden atnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09.
ADVER1ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Hij staat bij velen in een niet te
best blaadje, en zijn naam wordt met
een lichten zweem van minachting
uitgesproken. Dat bangt minder af
van bet seizoen, waarin hij valt,
immers, de volle zomerweelde!
en van de omstandigheden, die hem
vergezellen, dan van zeker gevoel van
vermoeidheid en een stemming van
matheid, waarvan bij de drager schijnt
te zijn.
De aanwijzing en afperking van dien
tijd zijn een bedenksel van de jour
nalistiek, de altijd vindingrijke,
evenals die van de hondsdagen het
waren van de oude sterrenkundigen
en kalendermakers. Waarom juist,
als zinnebeeld van dien tijd van slapie,
de vrucht is gekozen, die een van de
parels aan de kroon van het West-
land vormt, is ons onbekendnu men
daar, dank zij de vorderingen van
de tuinbouwkunde, het bedoelde pro
duct als het ware fabriceert, zóó dat
het ongeveer het geheele jaar door
geleverd kan worden, lijkt het meer
geschikt om de onverpoosde werk
zaamheid te vertegenwooidigen.
Maar wat is er in een naam?
Hij overleeft vele dingen, blijft behou
den ondanks wisselingen, zoodat men
ten slotte naar zijn oorsprong en be
staansrecht moet raden. Ieder weet
wat men er mee zeggen wil.
Wat den mannen en vrouwen van
de dagbladpers aangaat, hun geringe
ingenomenheid met de ten naastebij
zesweeksche periode is verklaarbaar.
De minder bard dan anders werkende
menschen hebben dan toch ook spijs
en drank noodig, liefst nog wat
smakelijker toebereid dan gewoonlijk,
en even veeleischend zijn zij ten aan
zien van het geestelijk voedsel, waar
van de courant een zeer voornaam
bestanddeel moet leveren, en dat in een
tijd, waarin de zoogenaamde wereld
gebeurtenissen opgeschort schijnen I
Buitengewone dingen van voorheen
zijn gewoon geworden, en in deze
stelt men geen belang. In de feiten,
aan welke de eenigszins lustelooze,
in luie natuurbeschouwing verzonken
lezer zich verwaardigd zijn aandacht
te schenken, moet iets zitten, dat
opwekt en prikkelt, dat een tegen
wicht, misschien zelfs een tegengif
verschaft voor de loomheid en haar
bacillenzij, die de pen voeren ter
dagelijksche voorlichting van hun
landgenooten, hebben maar te zorgen,
dat het voorgediende de inspanning
van het verorberen waard is, dat de
beschouwingen, die men er aan vast
k|jp knoopen, niet al te laag-bij-den-
grondsch behoeven te zijn. Werkt de
wereldgeschiedenis daartoe niet mee
in voldoende mate, dan moet zij een
weinig worden geholpenis het niet
mede de roeping der kunst um leemten
in het leven der werkelijkheid aan te
vullen?
Laten wij erkennen, in de laatste
jaren doet de historie wel haar bost
om in de stroomloosbeid van den
komkommertijd wat beweging te bren
gen. Al zijn de parlementen huis-toe,
de diplomalen zijn er nog, en hun
verrichtingen leveren ruime stof tot
»uit vertrouwbare bron® verkregen
en »van wélingelichte zijdei onjuist
verklaarde rmdedeelingen. En is er
niet het Krupp-proces, ook niet het
verdwenen parelsnoer? En hebben wij,
gezegende Nederlanders, niet onze
ministerieele crisis?
Dat de zakenman den komkommer
tijd weinig genegen is, vooral wanDeer
deze zich over zijn natuurlijke grenzen
uitbreidt, laat zich verstaan. Hem is
het ïrepos ailleurs* van Marnix Van
St. Aldegonde tot onbewust devies
geworden, de beweging is zijn element,
de omzet vormt zijn levenstaak. Gelijk
op de groote oceaanstoomers de gang
in de machines moet blgven, en haar
stilhouden verraadt dat er iets niet
in orde is, wordt in het bedrijvig
leven zelfs vertraging als een abnor
maliteit aangemerkt.
Toch schijnt het ons toe, dateenig
remmen niet ondienstig zou zijn toch
meenen wij, dat het voorkomen van
zekere kalmte, die het gevolg is van
de bedrijfsslapte, waardoor het seizoen
zich kenmerkt, ook bier een voor
behoedmiddel tegen evenwichtsstoring
kan zijn. Zonder de economische zijde
van het vraagstuk eener periodieke
rust of van tijdelijk minder intensie-
ven "arbeid uit bet oog te verliezen,
en erkennende, dat er dikwijls be
zwaren van financieelen aard aan
verbonden zijn, willen wij den blik
gericht houden op de voordeelen van
licbamelijken en geestelijken aard,
van welke belangrijke beteekenis men
boe langer hoe meer doordrongen
wordt.
Menigeen zal hier vragenHoe
stelden 't de menschen van een vroeger
geslacht? Zij hadden aan zoó'n rust
tijd van één of meer weken, zich
verlengende soms tot maanden, geen
behoefte. Als in hun bedrijf een tijd
perk van tragen gang zich voordeed,
werd dat aangemerkt als een te be
treuren toestand, als de windstilte
voor de zeilschepen in den Grooten
Oceaan. Schoolvacanties waren er, ja,
van een week of hoogstens veertien
dagen, en de ouders vonden dat het
al ruimschoots genoeg was. Van de
onderscheiden categorieën van ambte
naren, toen heel wat minder sterk
in aantal dan tegenwoordig, dachten
maar weinigen aan vacantie, en dan
Dog in bescheiden mate. En niemand
zal durven beweren, dat de metrschen
doorgaans minder hard werkten dan
nu. Ook niet dat hun zenuwgestel eer
onder den drang bezweek dan dat
van hun hedendaagsche nakomelingen
eer schijnt het tegendeel waar te zijn.
Zeker is hier een tegenstelling. Wij
zijn aan bet leven wat hoogere eischen
gaan stellen en zullen daar wellicht
nog mee voortgaan; dat is een n>et
te vermijden bescbavingsverschijnsel.
Als degenen, die reeds in het bezit
zijn van zekere voorrechten en die
daarvan gebruik maken ook, zich er
over verbazen en wellicht zich er aan
ergeren, dat andere menschen soort
gelijke aanspraken maken, dan spieekt
hieruit een ander gevoel dan huma
niteit. Denkbaar is het, dat die drang
naar stilstand van arbeid gevaar zal
opleveren voor de algemeene econo
mische ontwikkeling; als dat zoo is,
komt er uit den eigen groei der
maatschappij een natuurlijke kente
ring. Het kan zijn, dat een toeneming
of zelfs een handhaving op bestaande
lengte van vacantiën bij de onder
scheiden trappen van het onderwijs
oorzaak wordt, dat ons volk intellec
tueel bij andere natiën gaat achter
staan, tot dusver is nog niets daar
van gebleken, dan zal men wel zoo
verstandig zijn om intijds tot het
daarvoor aangewezen middel zijn toe
vlucht te nemen.
De woorden komkommertijd en
vacantielijd wekken niet dezelfde reeks
van voorstellingen. De eerste wordt
beschouwd met vijandig oog, als een
gedwongen gemis van werk, de laatste
beeft de algemeene sympathie, als een
tijdelijke ontheffing van vaak druk
kende verplichtingen.
Toch kan het gebeuren, dal naar
het einde van beiden, met verlangen,
wordt uitgezien. Al werd van den
rusttijd, dien wij onzen medemen-
schen, met ons werkende, elk op zijn
wijze en naar den aard van zijn be
stemming, aan een gemeenschappe
lijke taak, in toenemend aantal toe-
wenschen, het verstandigst en aange
naamst gebruik gemaakt, diep zou
het te betreuren zijn, indien de be
geerte naar rust zoodanig de overhand
over ons gekregen bad, dat wij de
hervatting van den arbeid met een
zucht, met de berusting van een slacht
offer, tegemoet gingen. Dat zou wij
zen op een zeer gevaarlijke, misschien
onherstelbare inzinking. De vrees is
uitgesproken, dat deze inderdaad het
gevolg zou worden van do voldoening
aan den algemeenen drang naar rust-
poozendat wij, om aan het dragen
van ons pakje zoo goed mogelijk ge
woon te raken, het maar niet te vaak
moeten afleggendat de tegenstelling
tusschen de genietingen van de dagen
der komkommers niet de inspanning
van den tijd, waarop heel wat moeie-
lijker bereikbare vruchten naar bin
nen moeten gehaald worden, oorzaak
is van onvoldaanheid en onrust, die
op de zenuwen eenetorenden invloed
hebben. En dan beroept men zich op
den stoeren en trouwen werker van
vroeger, die rustig zijn gang liep, van
Nieuwjaar tot Oude jaar, vele uren
per etmaal, geen rusttijden kende dan
de Zondagen, mitsgaders een viertal
feestdagen per jaar, en die van geen
zenuwstoringen wist.
Wij zullen ons wel wachten het
beroep 'te wraken; gevolgtrekkingen,
die men er uit zou willen afleiden,
laten wij voor ieders rekening. Alleen
zij nog opgemerkt, dat van bet ge
bruik, 't welk van den rusttijd ge
maakt wordt veel afhangt. Menschen,
die gewoon zijn intensieven geestes
arbeid te verrichten, hebben in de
kalmte van een rustige zeeplaats of
boschverblijf, zoowel als in het niet
minder aanbevelenswaardige krachts
herstel in eigen woning, gauw de ver
veling te pakken; zij verstaan niet de
kunst van luieren, van het zoo vol
komen mogelijk stopzetten van alle
lichamelijke en geestelijke organen.
Ook deze zeer nuttige kunst moet
door oefening worden verkregen. Het
is er evenwel mee als met bet stil
liggen van machines; er komt licht
hier en daar een roestvlekje, dat
neiging heeft om grooter te worden,
en daar moet men tegen waken.
Onzen lezers, voor zoover zij langer
of korter van de komkommers mogen
smullen, wenscben wij gaarne een
zoo aangenaan genot toe, dat zij, aan
bet eind van het ras heensnellend
tijdperk gekomen, heel gaarne en met
frisschen moed den arbeid hervatten.
DOOB
A. S. H. BOOMS.
41)
In Non zag hij wel altijd zijn har-
tekindje en hare brieven waren altijd
lief en hartelijk, doch niet meer zoo
troostvol en betooverend voor hem
als weleer, want in de dankbaarheid
voor haar geluk weidde zij erg daar
over uit en sprak in de meeBt opge
wonden bewoordingen over haren
Willem, waarbij zich na eenigen tijd
moederlijke lofzangen voegden over
'n kleine rose lieveling, opa's peete
kind, eene levende Albertine, die de
vroegere pop vervangen had; dat
arme onschuldige wichtje was den
jaloerschen man 'n doorn in 't oog,
want 't had een ander dan hem tot
vader en vereenigde naar hij meende
de beide ouders door een hechteren
band, wat hunne echtelijke liefde ver
hoogde; eene liefde waar hij geheel
buiten stond.
In den laatsten tijd waren echter
de brieven van Non korter, zeldzamer
en minder opgeruimd geworden, waar
voor zij zich altijd beriep op hare
drukke bezigheden voor het kind, dat
al haar tijd in beslag nam, terwijl zij
bijna niet meer sprak van haar Wil
lem; hij schreef dat alles alleen toe
aan de omstandigheid, die hem als
een idée-fixe beheerschte, dat zijn
kind «geen rooie sou" meer om den
ouden vader gaf, dat hij langzamer
hand heelemaal vergeten werd en ter
zijde geschoven als een overtollig
meubel, want in de twee laatste
maanden had hij van haar in 't ge
heel geen brief, zelfs geen briefkaart
meer gekregen.
Alleen de brieven zijner zuster,
waarin zij altijd lief en troostvol sprak
over zijn kind, waren in staat hem
een oogenblik uit zijne neerslachtig
heid en moedeloosheid op te wekken
de zakelijke brieven van den notaris,
waarin echter nooit iets anders bij
zonders vermeld werd dan, «dat allen
't goed maakten," interesseerden hem
ook wel en de daarbij gevoegde afre
keningen vertoonden in de aange
haalde cijfers en bewijzen weinig ver
andering; in den laatsten tijd kwamen
er nu en dan eenige hoogere bedra
gen in voor, gestaafd met door Non
eigenhandig geschreven quitanties,
doch daar die gewoonlijk vermeld
werden onder het hoofd «onvoorziene
zaken", trokken zij niet zoozeer de
aandacht van den Overste.
Als hij die extra-posten toevallig
onder de oog6n, kreeg, kon hij wel
eens glimlachen, omdat de bewering
van 't kind «dat zij met o zoo weinig
konden volstaan, omdat zij elkaar zoo
lief hadden", practisch eene fictie
bleek, zooals hij haar dadelijk in zijne
prozaïsche doch practische opvatting
van het leven voorspeld had, en dit
nog wel nu hij met zoo ruime hand
steunde, zoodat hij nu en dan zelfs
genoodzaakt was zich zelf eenige be
trekkelijke woelde te ontzeggen; hij
deed dit echter met liefde om 't kind
elke moeite, teleurstelling of onaan
genaamheid te besparen.
Het in den laatsten tijd herhaalde
lijk voorkomende grootere en steeds
stijgende bedrag dier extra-posten be
gon hem nu toch eenigzins te ver
ontrusten, daar zij zijne draagkracht
dreigden te boven te gaan en hij dan
het voor zijn kind zoo zorgvuldig be
waarde kapitaaltje zou moeten aan
spreken; op zijne vragen naar de oor
zaak daarvan, had de notaris altijd
langs omwegen geantwoord, bewerende
nu dit, dan dat, doch altijd er bijvoe
gende «dat 't niets bijzonders was";
bij de laatste afrekening had echter
Non zelf een hartelijk woordje aan
haar lief «vadertje" gevoegd, omdat
de extra-post ditmaal bijzonder hoog
was, en had zij de «lieve gierige man"
gemeld dat zij, «zijn dom nonchalant
kindje", boodschappen doende, twee
maanden salaris van haar man ver
loren had; zij bad hem toch niet al
te boos op zijn kind te zijn, en
die paar woorden in de oude vertrou
welijke, vleiende trant geschreven,
hadden hem zoo gelukkig gemaakt,
dat zelfs 't ernstige van 't geval aan
zijne administratieve nauwgezetheid
ontging.
Den avond te voren had hij van
zijn gemachtigde, de notaris, een drin
gend telegram ontvangen, om den vol
genden morgen per eersten trein naar
Den Haag te vertrekken, zoodat hij
circa half elf kon aankomen, daar
zijne tegenwoordigheid dringend noo
dig was; het slot van het telegram
bevatte het verzoek om het allereerst
ten kantore van den notaris te komen,
daar deze eene belangrijke mededee-
ling had te doen, en eindigde met de
woorden, «groeten van Nonl"
Hij begreep dadelijk dat er iets heel
bijzonders gebeurd moest zijn wat zijn
lieveling betrof, want in geen enkel
ander geval zou de notaris zoo'n tele
gram ter oproeping, laat staan een
dringend telegram gezonden hebben;
zijn kind verkeerde dus in omstandig
heden dat hij alleen redding of hulp
aan kon brengen en niemand anders;
geldelijke steun was natuurlijk uitge
sloten, want daarvoor had de notaris
kunnen en moeten zorgenhet betrof
dus hier mogelijk moreele steun, of
hulp in gevaardie laatste woorden
waren een oproep van haar I Zijn kind
in gevaar? Zij riep hem i en
hij ging, klaar tot den strijd.
(Wordt ttrrtlfd.J