NIEUW 1 Nieuws- en Advertentieblad IÉT voor ie Provincie Utrecht. Een Eereschuld. FEUILLETON. De Firma A. LEWEN STE1N VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG BINNENLAND. i\0. 94. Woensdag 26 November 1913. Wi&lKISWW^. AaDgezien ons gebleken is dat er onder onzen naam $eer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai- macjjfnes nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook'geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken ecnigste Ageijt W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. UTRECHT, CU OORSTRAAT 14. 42e jaargang Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 69. ADVER1ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer Tl, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden sleobts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Men zal zich berinneren dat, eenige jaren geleden, dit woord uitdrukking gaf aan een politieke gedachte, in het strijdperk gebracht door een heftige ethiek op het beleid der Regeering met betrekking tot de Koloniën. Be gonnen moest worden zoo heette het, met het opmaken der rekening, ten einde vast te stellen wat in den loop der tijden aan Indië is ontnomen ten bate van het Moederland, opdat hel bedrag, als een blijvende schuld rus tende op bet tegenwoordig geslacht zou kunnen worden terugbetaald in den vorm, door de omstandigheden vereischt. In de gedachtenwisseling, door het uitspreken van dit denkbeeld uitge lokt, is door velen, die den koers waarin het koloniaal beheer zich be weegt, wélgezind zijn, het bestaan van een eereschuld jegens Indië niet ontkend, maar in den voorgedragen vorm evenmin aanvaard. Er is niet uitsluitend genomen er werd ook ge geven, en deze wisseling liet niet na de wedetzijdsche verhoudingen te wij zigen. Al was ook het voordeel aan den kant des beheerschers, zonder zijn invloed en zijn rechtstreeksch in grijpen zou verbetering van toestan den daarginds achterwege zijn geble ven. Bovendien, al zou men tot een verplichting voor de terugbetaling van zeker »te veel genoten" besluiten wil len, waar zijn dan de rechthebbenden en op welke gegevens zouden zij hun aanspraken kunnen baseeren? In den zin als hier gebezigd, is het woord van ons opschrift in onbruik geraakt. Als richtsnoer van finan cieel bestuur is het losgelaten. En toch ligt er iets in, dat niet moet worden weggelegd in de bewaar plaats van versleten leuzen. Al kan deze geen dienst meer doen op een progam bij verkiezingen, zij bevat een kern van waarheid. Er bestaat een eeieschuld jegens den bruinen bioeder wiens arbeid heeft bijgedragen om de welvaart onzer natie tot hooger peil te brengen, een schuld, aan welks kwijting wij bezig zijn, zonder dat het oogeriblik te bepalen is waarop zij vereffend zal kunnen zijn. Evenzoo komt er bij voortduring meer op de tegenrekening, naarmate wij die verplichting levendiger gevoelen en er ons ernstiger van kwijten. De onderlinge verhouding van de twee «partijeni, als wij ze voor een oogen- blik aldus mogen noemen, is niet die van afnemer cn leverancier, tusschcn wia alleen cijfers de balans vormen en liquidatie slechts een zaak van bijpassen zou wezen. Wij hebben wen- schen in vervulling te brengen, die niet zouden zijn ontstaan indien zij niet door ons waren gewektte voor zien in behoeften, door onze tusscben- komst geschapen; lot ontwikkeling te brengen de kiemen, die wijzelf in de volksziel gelegd hebben, te zorgen voor den économischen voo: uitgang, waaraan door ons optreden do eerste stoot is gegeven. Wij hebben ons ge steld tot voogden over een als onmon dig beschouwde bevolking, en wij zou den ons aan ernstig plichtverzuim schuldig maken, wanneer niet gewe tensvol gedaan werd hetgeen wij zeer goed weten, dat niet achterwege mag blijven. Debet en credit erfden wij van onze vaderen en zelfstandig heb ben wij uit te maken, hoe dit alles verder uit te werken. Een eereschuld bestaat niet slechts in den hier besproken beperkte zin. Wij hebben er een te behandelen van aflossing, zóó, dat zij voor de komende geslachten is opgeheven, kan geen sprake zijn van zoo ingewik kelde samenstelling, dat het niet mo gelijk zou wezen de rekening te spe- cifieeeren. Wat is, in hetgeen de opvolgende menschengroepen, die gedurende een kortstondige aanwezigheid den arbeid moesten verrichten waarmede zij hun geestelijk en stoffelijk onderhoud ver dienden, voor de nakomelingschap bruikbaars en waardeerbaars overge bleven, zoo het niet mede bevat het mateiiaal voor verderen bouw? En als wij, op onze beurt, bet gereedschap nederleggen, het terrein van den arbeid verlaten moeten, bebooren wij dan niet tevens gezorgd te hebben, dat het werk ongehinderd kan wordon voortgezet? Toen wij daar werden toegelaten, waren wij van het noodige voorzien. Ieder naar rato van het gedeelte der gemeenschappelijke taak, waarmede hij zou worden belast; uit hot onmetelijke magazijn van benoo- digdheden, gevuld met alles wat bij gebracht is gedurende der eeuwen loop, werd ons toegereikt naar be hoefte Met dien verstande evenwel, dat bij de individualiseering dier verstrek kingen, het onvolmaakte van al het geen door menschen gedaan wordt voortdurend in het licht treedtniet ieder ontvangt uit de schatkamer naar hij zou kunnen bezigen om het op zijn beurt productief te maken, liet schijnt niet onmogelijk, in die toewijzing verbetering te brengen, om gave en aanleg meer met elkan der in overeenstemming te doen ko men. In afwachting biervan hebben wij toch de solidariteit voor de eere schuld te erkennen; zonder nauwlet tend na te gaan, welk deel van de erfenis in onze handen is gelegd om het met krap berekende rente weer te kunnen afdragen, bebooren wij ons te doordringen van de gedachte dat, hoe schijnbaar klein de portie ook was, die op de levensreis ons werd meegegeven, dat loebetrouwde deel ons toch geleid heeft in de richting vari onze bestemming, ons de vreugde deed smaken van welvolvoerde taak, ons do kracht verleende om tegenslag te boven te komen. Het is geenszins uitgemaakt, dat een ruimer crediet ons gelukkiger bad doen worden. Dat wij hier niet in de eerste plaats de stoffelijke middelen op het oog hebben, zij slechts in het voor bijgaan herinnerd. Zonder twijfel zijn deze van hooge waarde, in de han- van wie ze goed weet te gebruiken. Maar niet van de hoogstemis schien als middel te waardeeren, als doel van minder belang. En wanneer wij dus spreken van de op ons rus tende eere schuld, om terug te geven wat ons werd geleend, vermeerderd met een betamelijke rente, dan is daarmede niet in de eerste plaats aangeduid wat in économischen zin de »wereldiijkdom« heet, maar wel de geestelijke schat, bijeengebracht door de ontwikkeling van het edelste, dat den mensch geschonken werd. Wij ontmoeten soms lieden die zich van dat alles niet veel aantrekken. Het dringt niet door tot hun bewust zijn, dat zelfs de besten onzer, zij, die leiding geven op welk gebied van werkzaamheid ook, begonnen zijn met bet aanwezig bouwwerk le bezien, de samenstelling te bestudeeren vervol gens zijn zij bet voorhanden materieel op gaan nemen. Zoowel het een als het ander was onmisbaar om den koers van hun eigen leven te richten, om ben te brengen tot het hoogste punt, door anderen bestegen, opdat zij vandaar verder opwaarts zouden gaan. Zelfs het vermogen daartoe danken zij aan de omstandigheden des levens, maakt deel uit van de schuld, die zij met eere betalen. Niettemin, al wordt de rekening niet telkens weer opgemaakt, al gaat het menschelijk bedtijfskapitaal dour de wereld heen zonder dat van elk verleend crediet da gangen nauwkeurig! gevolgd worde», het beweegt zich als het ware automatisch. Er wordt aan-I houdend rente gekweekt en steeds bij hel kapitaal gevoegd. De onzichtbare beheerder reikt den een het penningske, den ander de zilver- of goudstukken uit, waarmee elk hunner zijn levens reis heeft te aanvaarden, houdt voor ieder de gelegenheid geopend, meer te erlangen als dat meerdere met vrucht kan worden aangewend. En wij, wij begeven ons op het pad, leeoende uit der vaderen schat zonder er altijd bij te denken, dat bet vandaar komt en daarheen moet wederkeeren maar gedreven door bet belang, dat wij bij de vermeerdering zelf hebben. Er is niet slechts welvaartverhoo- ging mee verbonden, nraar ook ver heldering van den geest, verzuiming van den blik, versterking van levens énergie. Een bekend gezegde is Wie ziin schuld betaalt, verarmt niet. Hier, waar bet de gemeenschappelijke eere schuld van heel de menschheid geldt, gaan wij mee met de Fiansche ver tolking van dezelfde gedachte, volgens welke die betalen rijker wordt. Ook hebben wij, om zoover in ons vermogen ligt de toekomst te verze keren, zorg te dragen, dat onze erf genamen zich naar bebooren van hun verplichtingen zullen kwijten. Veel dingen zullen zij anders en beter doen dan wij, en het zou een onbegonnen werk zijn toch heeft men die dwaas heid meermalen gehad de vrijheid van hun bewegingen aan banden te willen leggen. Maar Schiller's aanbe veling Wat gij van uw vaderen geërfd hebt, houdt dat in waarde moeten wij hun nadrukkelijk voorhouden moeten wij, door de opvoeding, welke wij onzen kinderen geven, tot eeo blijvend levensbeginsel maken. Mogen ook de vormen veranderen, onder welke hun op hun beurt crediet ver leend zal worden, en de ongelijkheid in de verstrekking niet geheel zijn weg te nemen het beginsel is on vergankelijk. Het steunt en verheft alle menschelijke werkzaamheid. Droogmaking der Zuiderzee Wegens de groote vraag naar en de booge waarde van vruchtbare gron den kan, volgens de Regeering, het tijpstip voor de indiening van een voorstel tot afsluiting en gedeeltelijke droogmaking der Zuiderzee tbans gun stig worden geacht. ALLES KOMT EENMAAL OP Z'N POOTEN TERECHT DOOK A. S. H. BOOMS. 22) Daarom moeten bij de eerste toa9t de glazen maar half geledigd worden, want de laatste en de grootste helft blijve gespaard voor den liefde-dronk, niet omdat de glazen niet voor de tweede maal gevuld mogen wordeD, maar omdat beide dronken zoo oprecht gemeend, zoo diep gevoeld en dierbaar zijn, dat zij als één besproeid moeten worden met denzelfden wijn uit 't zelfde glas, dat ik u echter verzoek nil de laatste toast in de daar staande en daarvoor bestemde bak te verbrij zelen, want nimmer mogen na de uitspraak dezer geheiligde gevoelens, die glazen meer ontwijd worden door feestdronken op wellicht profane gron den. Mooi I ferm, Nol Hoera I klonk 't, en vooral van de zijde waar bet groepje luitenants stond met hunne lieve danseuses, en de spreker en Sophie elkaar even beteekenisvol aanzagen, waarbij het den schijn bad alsof zoowel het bandje als de arm waarop 't rustte een bewe ging van drukken maakte. De majoor trok vreeselijk zenuwachtig 'aan zijn snor, al trachtte zijn zachte vrouw hem ook te doen bedaren. Wel zag de spreker dit, doch verre van hem te ontmoedigen verstrekte dit hem in zijn voornemen en kalm doch geest driftvol ging hij voort Het moge brutaal schijnen, maar zonder het hun gevraagd te hebben, spreek ik hier ook namens de jonge dames, onze lieve feestgenootjes, en mijne brave makkers, de luitenants, de celibatairs met warme ruime har ten en goeden wil, overtuigd dat zij mij, hoe slecht ik ook spreek, dit niet kwalijk zullen nemen Bravo, Nol! Bravo! riepen de jonge lieden met zware stemmen en hooge dames-geluidjes er doorheen, terwijl de gehuwden lachten en den jeugdigen vrijmoedigen spreker vriendelijk en vol verwachting aanzagen. Het eerste deel van mijn heil dronk zij gewijd aan de lieve vriende lijke getrouwde familien van Kalian, die allen, zonder eenige uitzondering, gedenkende hunne jeugd, voor ons jongelui zoo toegevend zijn en zoo gulweg toonden de zon in het water te kunnen zien schijnen, door te trach ten ons arme celibatairs 't leven zoo aaDgenaam mogelijk te maken en zoo gul en gastvrij niet alleen hunne vriendelijke woningen, maar ook hunne harten voor ons te openen en ons in staat te stellen op gepaste wijze te genieten van ons heerlijk jong leven, zooals zij ons in hunne jeugd voorgingen dat genot is voor ons jongelui te vinden in het leven wekkend en levenvervroolijkend bijzijn van allerliefste jonge meisjes, die he- melsche rozen vlechten in ons aard- sche bestaan Bravo I Juist, Nol I vielen de makkers hem in de rede. en voor de jonge meisjes bestaat dit zoo ik hoop in het gezelschap der genegenheid en liefde verlangende jongelui, wier neiging tot galanterie nog niet verbasterd is, en die, geur makers als zij zijn, aan dat lieve en behoorlijke deel van Gods heerlijke en daardoor zoo volmaakte schepping hunne welgemeende hulde en veree- rende gevoelens knnnen en willen bewijzen, al zijn zij ook aan geld zoo arm als Job, want daarentegen hebben wij allen een bart rijk aan liefde en gloeiend voor alles wat schoon, zoet en lieftallig is. Een lief helder klinkend gelach der meisjes en goedkeurend gemompel der anderen, henevens een veelbeteekenend handdrukje van Pietje moedigden den spreker aan om voort te gaan, die echter, eenmaal op zijn praatstoel, die aanmoediging niet noodig had, al was ze hem van harte welkom als een bewijs dat 't insloeg. Daarom, jongelui, ongetrouwde vrienden en vriendinnen, laat ons de eerste helft van den feestwijn onder een driewerf van harte gemeend hoe ra drinken op het heil der zoo gast vrije gehuwden van Kalian, onze voorgangers in de flirt, zij die zoo gaarne gastheer en gastvrouw spelen tot ons genoegen en geluk, en laat ons daarbij voegen onzen dank voor 't genotene en onze verwachtingen op het toekomende, onder de belofte het later, als 't onze beurt is, alles op dezelfde royale en vriendelijke wijze aan de na ons komende jonge men schen met gevoelige harten te zullen vergelden. Leve de gezellige, gastvrije huisgezinnen I Daar gaan ze I Hoera I (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1