NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht, |3|
jfrmemee
So. 9.
Zaterdag 31 Januari 1314.
43e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
PREMIE
DWANG EN VRIJHEID.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
BureauLangestrnat 17. Telephoonn. 69.
ADVER1ENT1ËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
voor de lezers van deze courant.
Het heden verschenen 44ste nummer
van den vijfden jaargang van
bevat o.a.:
H. M. de Koningin met Haar hooge
gast Marie Adelaide, Groothertogin
van Luxemburg. Installatie van den
nieuwen krijgsraad in bet Paleis van
Justitie te 's-Gravenhage. Brand
in een galanteriepakhu s te Hengelo.
Het spoorwegongeluk te Leiden.
Een kiekje uit het stakingsgebied
in Zuid-Afrika. Ontzettende typhoon
te New-Jersey. Het Italiaanscbe
politiecorps te Tripoli. Kampioen
De Koning on vijf andere bekende hard
rijders op de ijsbaan te Zwolle
Feestvierende Doesoendajakkors (kop-
pensnell.) Verschillende kiekjes be
trekking hebbende op de ijssport in
binnen- en buitenland. De beman
ning van den Onderzeeër »A 7", die
de vorige week bij Plymouth is ver
gaan. Een der drukste straten van
East-Side in New-York. De over
leden Fransche Generaal Picquardt.
Het kiiidernummer »Ons Prinsesje".
De geabonneerde
wonende
wenscht zich te abonneeren op het
weekblad „PAK ME MEE", tegen den
prijs van 3'/i cents thuis bezorgd.
Het schriklijk pleit, door Tollens
in den eersten regel van zijn beroemd
epos van de souvereine winterkoude
aldus genoemd, zal wel begonnen
zijn op hot oogenblik, dat er menschen
zijn geweest, die eenig begrip hebben
gekrogen van onderlinge afhankelijk
heid, dat wil zeggen van den nood
zaak, om in hun wils-uitingen met
elkanders begeerten en belangen eenige
rekening te houden.
Geeft de recbistreeksche of indi
recte dwang alleen de keus tusscben
handelingen van gelijke waarde voor
hem, die ze te verrichten krijgt, dan
is hel in den regel niet moeielijk, er
aan te voldoen, althans, wanneer
men niet te maken krijgt met die
bijzondere soort van eigenzinnige
naturen, naar wier idee het slechts
zwakheid verraadt zich eenigormate
naar den zin van een ander te schikken.
Zouden er zulke lui bestaan? Och.
ziet maar eens even wat enorme
moeite het kost, nog nu, in de heden-
daagsche maatschappij, onder al ons
geschrijf over offervaardigheid en soli
dariteit of hoe dat alles meer moge
heeten, te midden van bet druk ver
keer de menschen er toe te brengen,
de rechterzijde van straten en wegen
te bewandelen. Als men het hun uit
legt, begnjpen zij het best, maar zij
geven er niet ommisschien zou een
ïliiike botsing noodig zijn om het tot
hun ziel te doen doordringen. Dat
is geen boosaardigheid, rnaar zij
willen niet gedwongen worden. Het
komt in ons vrije Holland niet te pas.
Misschien is het feit, dat het men-
scbengeslacht bij zijn komst op bet
wereldlooneel zich reeds dadelijk bin
nen een reeks van afsluiihekjes be
perkt zag, de oorzaak, dat wij van
het nog toegangkelijke terreingedeelte
ongaarne ons verdrijven laten, en
i krachtig tegenspartelen, wanneer dat
beproefd wordt. Daar is reden voor.
De vrijheidsbeperking, aanvankelijk
zonder morren aanvaard, omdat zij
diende om het elkander wat gemak
kelijk te maken, is in den loop der
tijden ontaard in ondragelijke tyrannie,
uitgeoefend door machthebbers, die
bevrediging van hun heerschzucht als
eenig doel erkendendo vloedgolf
van den dwang heeft heel de be
schaafde wereld overweldigd, stortte
zich zelfs uit over het terrein, waar
de stoffelijke en de zedelijke vooruit
gang des menschdoms woiden voor
bereid en bewerkt, het gebied van
het denken, maakte zich meester
van het intiemste in ons wezen, van
het godsdienstig geloof.
En daarna is de re-actie gekomen.
Hier langs den weg eener rustig
voortschrijdende evolutie ginds door
het plotseling losrukken van de knel
lende banden, is de overheersching
van den dwang zoo niet verbroken
dan toch tot staan en tot terugwijken
gebracht. De strijd der beschaving
is voor een groot deel geworden een
vrijheidsherovering, een doen erken
nen van rechten, tevoren met voeten
ge-tieden.
Desondanks loopt er weer een stroo
ming in dezelfde ten onrechte als
verlaten beschouwde richting.
Hel is wel oigenaardig, welke uit
drukking in den volksmond wordt gebe
zigd tegen iemand, die zich dingen ver
oorloofd van minder gepaste vrij
moedigheid getuigende. »Zeg eensc,
hoort deze zich dan toeroepen
*>je bent niet in een vrijgevochten
land Het kan niet auders. Wij wonen
zoo dicht bij elkander, onze weder-
keerige levensbelangen zijn zoo door-
eengemengd, er is in al betgeen ge
daan wordt zulk een continuïteit van
oorzaak en gevolg, dat wij wel niet
kunnen denken aan de mogelijkheid
om het »zich uitleven«, tegen
woordig door velen als een ideaal
beschouwd, op eenigzins ruime
schaal toe te passen. De voorstelling
van een maatschappij zonder die on
derlinge, van alleltanten opdringende,
schier elke beweging regelende be
perking, wij kunnen maar niet in den
geest opwekken zonder dat wij terecht
komen in een warwinkel, een hek-
sensabbath, een chaoliscben toestand.
Dat er toch nog iets is in veler
natuur, hetwelk zich tegen dat on
vermijdelijke verzet, blijkt uit de sym
pathieën, die trekken naar het avon
tuuilijke. In sommige oogenblikken
van bet leven krijgen wij iets van
trekvogels in gevangenschap, die on
rustig worden als de reistijd daar is.
Wij zouden wel van ons willen af
werpen al dien rompslomp van ge
woonten, van maatschappelijke vor
men, van verplichtingen en huiselijke
genietinkjes, ai die conventies van
afgepaste modellen, die ons door de
wereld doen wandelen als een soort
van mannequins voor een modemaga
zjjn; wij zouden in onbelemmerde
vrijheid willen rondzwerven, den kost
vindende waar hij te krijgen is en
ons te rusleleggende, waar zeifgezochte
niet door hel volgen van andermans
wil opgedaane vermoeidheid ons noopt
een plaatsje Ie zoeken, niet al te
onbeschut. Maar het zou dien los
gebroken vluchteling slecht vergaan
als aan zijn opwelling gevolg werd
gegeven, en dal weet hij ook wel
't was maar zoo'n atavistisch kiem-
plantje, dat eventjes opleefde, maar
geen geschikte levensatmosfeer vond.
Wij menschen van de twintigste eeuw,
zijn heelemaal tamme vogels, en als
we nog eens even op den trek gaan, om
de illusie van vrijheid, want meer is
het niet, wat op te frisschen, dan
is het toch langs de wegen en naar
de oorden, die de mode, dus de aan
wijzingen van andermans wil, ons
voorschrijft.
Er zijn, in de verhouding tusschen
dwang en vrijheid merkwaardige ver
anderingen gekomen,onderden invloed
van den geest des tij is die het maat
schappelijke in de samenleving naar
voren brengt. Was voorheen de wille
keur van personen, de regelaarster,
thans treedt een onpersoonlijke maebt
op, die men bet algemeen belang noemt.
Haar bevelen legt zij neer in wetten,
en de Staatsmacht is daar om van deze
de handhaving te verzekeren
Het moderne »pleil" wordt beslecht
in de worsteling der politieke partijen
en der maatschappelijke groepen. Als
de vrije beweging op eenig gebied van
zeker volksdeel schadelijk is voor het
belang van eenig ander dan is men
spoedig er t09 geneigd, dat laatste
belang te generaliseeren, het voor te
stellen, als ware ieders welzijn er mee
gemoeid en ja, dan is gemakkelijk
uit te maken, wie in dat geval zal
moeten wijken Op die manier worden
vraagstukken van onderscheiden aard
aan de orde gesteld, ter beantwoording
van die andere, meer en meer in het
gemeenschapsleven dringende vraag,
of de oplossing moet gezocht worden
langs den weg der wetgeving, of er
voorschriften noodig zijn met dwingend
karakter.
Om onze bedoeling Ie verduidelijken,
noemen wij twee quaesties, die in den
laatsten tijd, naast vele andere nog
steeds aanhangige, tot beweging aan
leiding geven: de bij wet of verorde
ning geregelde winkelsluiting en de
plaatselijke keuze ten opzichte vao
alcoholische dranken.
Ofschoon op beide deze punten een
persoonlijke meening niet afwezig is,
ligt het niet in bot plan van dit arti
kel, haar te beredeneeren; zij zijn
slechts genoemd als voorbeelden van
den stiijd onzer dagen.
Die strijd is gewichtiger, gaat dieper
dan menigeen zich voorstelt. Het gaat
om het bezit van een kostbaar goed.
De vrijheid der individuen is de veer
kracht van de maatschappij.
Maar een veer kan ook werken in
niet gewenschte richting. De vrijheids
zucht kan zijn een uiting van eeri
rechtmatig ja laten wij zeggen een
plichtmatig zelfgevoel, maar ook van
een bekrompen egoïsme. En het is
zoo uiterst moeielijk, de ware motie
ven aan te wijzen het laaiste trekt
gaarne, om toegang te verkrijgen, bet
kostuum aan van bet eerste, en dan
is voor herkenning een scherpe blik
noodig,
Met de bewering, dat aan het alge
meen belang alles ondergeschikt moet
zijn, komen wij er niet. Dat belang
ALLES KOMT EENMAAL OP Z'N
POOTEN TERECHT
DOOB
A. S. H. BOOMS.
40)
Nadat hij hieraan werktuigelijk vol
daan had, hoorde hij de tegenover hem
zittende oude dame twee kaartjes
Bankaplein vragen en een oogenblik
later werd zijne aandacht getrokken,
omdat hij het jonge meisje met 'n bij
zonder zachte, welluidende stem hoorde
zeggen,
O, oma! wat is er toch?
wat zoekt u?
Kind, ik heb mijne portemonnaie
vergeten of verloren I Ik kan niet
betalen en we moeten dus maar
weer uitstappenantwoordde de
dame met verschrikte stem.
Kassian, die arme oma! ...riep
het kleintje meêwarig uit.
Reeds maakten zy aanstalten om den
tramwagen te verlaten en verzochten
den conducteur te doen stoppen, toen
deze op beleefden doch beslisten toon
daartegen bedenkingen opperde die
de beide dames de schrik om 't hart
deed slaan.
Pardon, mevrouw, zeide de con
ducteur, u vroeg twee plaatsen Ban
kaplein en die heb ik er al uitgescheurd,
zoodat ik die voor twintig cent moet
verantwoordende Directie neemt er
geen genoegen meê als ik zoo'n ver
haal doe en dat is heel natuurlijk,
want anders kon ik alle weggeworpen
bewijsjes wel oprapen en zeggen, dat
ze mij teruggegeven zijn door menschen
die geen geld bij zich hadden of in
de verkeerde tram waren gestapt.
Die lange omhaal van woorden trok
meer speciaal de aandaeht van Van
Dijcke en de schrik der beide angstig
en erg verlegen rondziende dames op
merkende, kwam zijne gewone harte
lijkheid en dienstvaardigheid bij hem
boven.
Mevrouw, voegde hij de oudste
dame beleefd toe, vergun mij u uit ae
verlegenheid te helpen! en, voor
dat de dame daarop iets had kunnen
antwoorden, had Nol den conducteur
met een beteekeDisvollen wenk een
kwartje in de handen gestopt, waarop
deze, na de kaartjes aan het jonge
meisje te hebben gegeven, als dank
voor de fooi, zeer beleefd groetend
heenging.
O, mijnheer, ik vind 't allerliefst
van u I Ik dank uMaar hoe
kan ik u 't geleende teruggeven?...
vroeg de oudste dame, terwijl haar
kleinkind den ridderlij ken heer die hare
Oma zoo vriendelijk te hulp kwam een
bewonderenden dankbaren blik toe
zond nit hare groote van blijdschap
schitterende oogen.
Onnoodig, mevrouw! Geef
u als 't u belieft het geld maar namens
uw lief kleinkind aan de eerste de
beste arme, die zal dan een zegen over
dat hoofdje inroepen en men kan
Dooit weten welk nut dat nog kan
hebben voor zoo'n aardig, vroolijk
jong ding.
De kleine bakvisch scheen erg ge
vleid en lachte, doch keek daarbij hare
grootmoeder eenigzins verlegen aan
deze antwoordde.
Ja maar mynheer, ik
gaf 't u liever zelf terug, om u te be
wijzen dat ik wel degelijk mijn beurs
verloren of vergeten heb, want ik weet
dat somtijds misbruik wordt gemaakt
van de galanterie der heeren, of van
het goede vertrouwen van den conduc
teur.
Wat u beiden betreft, mevrouw,
is dat bewijs voor mij onnoodig, maar
ik heb niets te verzuimen en daarom
wil ik, als dank voor de eer die u mij
gunde om u van dienst te zijn, u gaarne
tot uwe woning vergezellen en daar
het geld in ontvangst nemen, dat ik
als een djimat zal bewaren en dan
uit naam van u en uwe lieve klein
dochter het dubbele bedrag aan 'n
arme geven, zoodat deze er dus geen
schade bij hebben zal en de gewenschte
zegen toch op dat kinderhoofdje neêr-
komt.
U is wel vriendelijk, mijnheer!
Ik dank u ook namens mijn kleinkind.
Ik zal niet te veel van u eischen, want
ik woon niet ver van de tram, in een
der eerste huizen in de Atjehstraat.
Hé! Heerlijk nou, hé dom groot
moedertje? was toch zoo doodmoe!
kassian snoesje! riep 't lieve
ding vleiend uit, daarbij steelsgewijze
naar den redder in nood ziende, zoo
wel nit aandrang tot uiting van haar
Talisman.
verrukking, als van innigen dank voor
de hulp aan den vriendelijk voorko
menden onbekende.
Het incident was hiermede voorloo-
pig geëindigd, want Van Dijeke was,
juist omdat hij altijd galant was tegen
over 't schoone geslacht, altijd huive
rig om zich te indringend te toonen
de dames voerden een fluisterend ge
sprek, waarbij het jonge meisje weer
het meest aan 't woord was, onderwijl
nu en dan een blik werpende op hem
die zij reeds in hare zoele bakvisch-
ijdelheid min of meer als een aanbid
der beschouwde, ongeacht zijn toch
blijkbaar hoogen leeftijd. De zich op
't huwelijkspad bevindende kolonel zat
weer in gepeins verdiept in zijn hoekje
eene voor den vroolijken man anders
zeer ongewone bezigheid, doch die hem
op den heerlijken, uitlokkenden lente
dag telkens overvallen was, evenals 'n
bni van melancholie zich van den geest
van 'n ongelukkigen onbegrepen ver
liefde meester maakt, als hij denkt aan
haar naar wie hij smachtend verlangt
en die hem toch niet in 't miost aan
moedigt., of als een meisje dat eene
declaratie verwacht eu lioopt, en plot
seling ontdekt dat misschien hare meest