NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor tie Provincie Utrecht. ||p
10.
WIE SPOEDIG HELPT
Woensdag 4 Februari 1914.
43e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
FEUILLETON.
W44il€IfWI«.
Aangezien ods gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstcin' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigstc
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
De Firma A LEWEiN STEIN
UTRECHT, CHOOHSTKAAT 14.
X-.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondageblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Lngezjnden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Lansestraat 47. Telephoonn. 60.
ADVERT ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De belangrijkheid van snel ingrij
pen is niet een van de allernieuwste
ontdekkingen; ons opschiift herinnert
aan een Latijnsche spreuk, ontleend
dus aan de mildvloeiende bron van
een wijsbpid, die van alle eeuwen is.
Bij de aanvaarding in het algemeen
van dei gelijke aanbevelingen en voor
schriften zijn wij evenwel cruiscb
genoeg om eigen meerlingen te raad
plegen en eigen ervaringen te doen
spieken. Op het gebied van weldadig
heid heeft de Nederiandsche natie
een eet vol verleden achter zich, al
thans een goeden naam op te houden.
De goedgeefschheid der vaderen is
bekend, is zichtbaar gebleven in tal
van slichtingen, waarvan tal van leden
van het thans levend geslacht genot
hebben, sommigen door het besturen.
Er zijn in den loop der lijden aari-
meikmgen gemaakt op een weldadig-
heidsbetooning. die niettemin in onze
dagen nog navolging vindt. Gewezen
is op de persoonlijke ijdelheid, die
een naam bewaard wil doen blijven,
anders in de meeste gevallen dra in
vergetelheid weggezonken; op een
heerschzucht, die nog na den dood
zich wil doen gelden; op van bekrom
pen inzicht getuigende bepalingen,
waardoor de vrijheid van de begiftigden
geheel werd aan banden gelegd. Maar
wie kan aan menscben uit vroegere
lijden kwalijk nemen dat zij bjj hun
zeer waardeeibare hoedanigheden,
niet het inzicht voegden waarin wij
meenen ons te mogen verheugen?
Thans worden toegepast blijven
ook dikwijls buiten toepassing!
allerlei theorieën omtrent armenver
zorging en armoedeweiing, langs sy
stematisch aangelegde wegen volgens
wettelijk vastgelegde regelen. »De
arme», bel woord is een klasse
beraming geworden, is een voorwerp
van maatschappelijk overleg. Wie tot
die groep te rekenen is, en daarin
een plaats erlangt, vindt zich weldra
ingedeeld en van een étiquet voorzien,
bevattende de voorschriften volgens
welke bij behoort te worden behan
deld. Wie er legen opziet, in de deel
neming aan dezen arbeid flaters te
begaan, hij wijke maar nooit af van
de vastgestelde gedragslijn. Presen
teert zich een «geval», de bedendaag-
philanthroop noieert hpt ter fine van
'onderzoek en geeft datum en plaats
op voor het komen vernemen van
i het resultaat. Het »geval« moet dus
geduld oefenen.
Wij hebben alle respect voor de
wijze, waarop in onzen tijd de maat
schappelijke verschijnselen, en inzon
derheid de minder gunstige, onder de
aandacht genomen en met ernst be
studeerd worden: voor bet overleg,
waarmede samenwerking gezocht en
ook verkregen wordt, voor de vol-
baiding bij het streven om niet alleen
het pijnlijke van die verschijnselen te
verzachien, maar bovenal de oorzaken
te doen verminderen in haar werking.
Do armen hebt gij altijd bij u
sprak eenmaal de groote Meester, als
wilde bij de illusie wegnemen, dat het
ooit gelukken zou da samenleving zoo
in te richten, dat er geen huis zou
zijn waar het brood niet ontbreekt,
geen zwerver zou rotiddoolen zonder
een wijkplaats te kunnen vinden; wij
zullen wel altijd, en de geslachten,
die het onze opvolgen zullen eveneens
voortduiend weikzaam moeten zijn om
»den arme" te steunen, zjjn kindertjes
te helpen verzorgen.
En die arme, welk een veelsoortig
wezen vertoont hij Geen combinaties
van eigenschappen zijn denkbaar, die
bij niet te aanschouwen geeft, en als
er, om hem op eenigszins afdoende
wijze te helpen, bekendheid met zijn
aard en met geheel zijn toestand noodig
is, dan is daar voorwaar een studie
veld van oneindige uitgebreidheid.
Dat die omvang niemand afscbrikke.
Er is in de ziel van die onder droe
vige levensomstandigheden verkee-
rende, dikwijls als minderwaardig
beschouwde medemenschen bloe
ders eri zusters zegt men immers, in
de taal van den godsdienst? zoo
veel te lezen, als men genoeg is ge-
voiderd om eenmaal het letterschrift
te verstaan.
Nu is in den aard van de moderne
armen verzorging dit het voortreffelijke,
dat zij de gelegenheid opent om in
die lectuur zich te oefenen. Zij legt
zelfs den grondslag voor een nieuwe
wetenschap, voor welke geen leerstoel
aan eenigo hoogeschool zal worden
ingericht en die zelfs weldra zich los
maakt van haar officipelen oorsprong,
een wetenschap, gebouwd op het
beginsel eener nooit vertragende en
in de meest hopelooze gevallen nog
moedig zich voortbewegende barm
hartigheid.
Het contact tusschen kerkelijke,
pai ticuliere en gemeentelijke ai trien-
zorg, waarop een halve eeuw en langer
nog is aangestuuid, begint riu, ook
tengevolge van maatregelen van wet
geving, eenigszins vaste vormen te
krijgen, en daarom is het thans noodig
het oog te richten op een gevaar,
verbonden aan dergelijke organisaties,
hoe nuttig deze ook zijn mogen.
Het onvoldoende van de resultaten,
die van armenzorg werden gezien,
schreef men niet ten onrechte voor
een groot deel toe aan haar stelsel
loosheid. Er werd en er woidt nog
gegeven in den blinde, uit een soort
van sleur of om zich los te maken
van het gezeur. Het ras der üulpbe-
hoeveuden die geregeld »hun klanten
afloopen", is uog lang niet verdwenen,
het telt exemplaren van ongeloofelijke
taaiheid; en evenals de ingezetenen
zijn ingedeeld in wijken van inkwar
tiering, zijn zij bet ook, alhoewel
niet ten stadbuize! als bewoners van
een bedelwijk, die de een aan den
ander overdoet. Het geval is bekend,
dat zij als bruidschat werd gegeven
aan een in 't huwelijk tredend paar.
De industrie, op deze wijze in stand
gehouden, trekt alle werkschuwen,
alsmede de maatschappelijke wrak
stukken, tot verlammens toe geteisterd.
Voorheen wareri het in de eersie
plaats deze paria's, die de liefdadigheid
zich aantrok; om te weten met welk
succes, behoeft men slechts de ver
halen zich te berinneren van de ben
den-vorming in de sterkst bewoonde
plaatsen, vari de gevaren voor de
openbare veiligheid door de vermeer
dering van het corps landloopeis en
bedelaars in het aanzijn geroepen, van
hun weerzinwekkende levenswijze. De
verbetering, in latere tijden hierin
merkbaar, dat de beroepsbedelarij lot
geringer afmelingen is gebracht, heb
ben wij ongetwijfeld te danken aan
een juister organisatie van de onder
steuning.
Maar voor één ding moeten wij op
passen, namelijk dat van de hulpver-
leening het spontane niet verloren
gaat. De besle regeling, dit weten wij
ook wel, is niet zonder leemten, en
talrijk zijn de gevallen, waarin op
grond van reglementaire bepalingen
hulp geweigerd moet wordnn aan
menscben, die in bitteren nood zitten.
Wat zal de voor de handhaving dier
voorschriften verantwoordelijke per
soon doen, als hem grenzen zijn ge
steld van leeftijd, van gezinsgrootte,
van verdiensten in normale tijden?
Bovendien, al wordt de steun toe
gekend, deze is gewoonlijk zoo afge
meten, zoo kil zoo gespeend aan
meewarigheid, ontdaan van het on
reglementair meeleven met den ge
holpene. Naar de leer der Mohamme
danen is aalmoezen geven een middel
om toegang tot het Paradijs te ver
krijgen. Een al te materieele opvatting
heeft er een koopsommelje van ge
maakt; toch ligt er, in hoog6r licht
beschouwd, een klare waarheid in.
Het is noodig, dat de zorg voor de
armen niet alleen van dezen het
maatschappelijk peil verhooge, hen
weer geschikt make om met eigen
kracht den strijd des levens verder te
voeren, hun een plaats verschatte in
de gemeenschap waar zij weer nul tig
kunnen worden voor anderen- maar
bovendien moet zij inwerkpn op de
harten der helpers, moet zij hen wer
kelijk overeenkomstig de Oostersche
leer, nader hg den hemel brengen.
Dan komt ook meermalen, afgeschei
den van alle regelingen, die op een
voorafgaand onderzoek wijzende vraag
om dadelijke hulp te voorschijn, en op
deze is het antwoord dikwijls lang
niet gemakkelijk le geven. De onge
lukkige, die zich bij u aanmeldt, kan
niet altijd wachten op den loop van
het gewone proces inlichtingen,
inschrijving, verschijning ter aange
wezen plaats en wat daar meer aan
vast zit; zijn maag is leeg, zijrv kin
deren schreien om voedsel, en al
behooit hij nu niet tot de eerste-
rangsindividuen, de kwellingen van
den honger en het nijpende van de
koude voelt hij evenzeer als degenen
die ja, misschien een klein trapje
hooger staan hij.
Menschen, die zich door deze over
weging hebben laten leiden gedurende
een levenstijdperk van eenigen duur,
zullen stichtelijke verhalen kunnen
doen van de tallooze manieren, waarop
zij zijn beetgenomen, en de kans is
niet gering, dat hetzelfde, alweer met
de noodige variatiën in den opzet,
hun nog meermalen zal overkomen.
Er bestaat een afdoend middel orn
zich daarvoor te vrijwaren; velen
missen den moed om het toe te passen,
en waarlijk, zij zijn deslechlsten niet.
Iemand hoorden wij zeggen, toen hem
bleek, dat hij er wederom was inge-
loopen: »Oeb, als ik zoo in de ellende
zat als die stakker, wie weet of ik
niet nog erger dingen doen zou
Spoedig helpen en goed helpen zijn
twee, die elkander geenzins uitsluiten.
Regelingen maken, die in alle gevallen
beide tot hun rechtdoen komen, schijnt
niet mogelijk. Wellicht hebben wij ook
het bestaan dezer telkens opnieuw zich
voordoende moeielijkheid te beschou
wen als een voordeel: zij is een reken-
sum, die een ethisch karakter draagt,
ons voorgelegd in 's levens leerschool.
ALLES KOMT EENMAAL OP Z'N
POOTEN TERECHT
A. S.
DOOK
H. BOOMS.
Al)
Bij den braven officier moest echter
de oorzaak gezocht worden in de toe
vallige aanraking met die beide dames,
die eenigen tijd te voren zijn pijnzenden
geest als een schim voorbij gezweefd
waren, zoodat zij toen slechts een
oogenblik en nog slechts zeer voor
bijgaande zijne aandacht hadden ge
trokken, en nu op die bijzondere wijze
andermaal zijn weg kruisten.
Niet alleen het geluid der stem van
de oudere dame wier gelaat hij door
de dichte voile niet goed kon onder
scheiden, maar vooral het lieve, vrien
delijke, aantrekkelijke en levendige
gezichtje van het meisje, had een bij
zonderen, onverklaarbarèn indruk op
hem gemaakt.
Door alles kwam het hem voor alsof
hij beide goed kende en dikwijls met
hen samen geweest was en toch kon
hij zich hunne namen niet te binnen
brengen, of zich herinneren waar hij
hen reeds ontmoet had; hij peinigde
zijn herinneringsvermogen en liet alle
gebeurtenissen van den laatsten tijd
aan zijn geest voorbijgaan, doch ner
gens vond hij eene omgeving, waarin
beide of een van beide pasten.
Yooral kwam het hem onverklaar
baar voor, dat beide dames, die hem
zoo bekend voorkwamen, toch geen
van beiden eenig blijk hadden gegeven
dat zij hem herkenden, waartoe vooral
hier nu toch wel aanleiding was ge
weest; hij vreesde in beleefdheid te
kort te komen als hij de dames vroe
ger ontmoet had en het nu bleek dat
hij zich hunner niet meer kon herin
neren, zoodat de anders vrij brutale,
ondervindingrijke flirter zich benauwd
begon te gevoelen tegen het oogen
blik dat hij met hen alleen zou ziju
en dan misschien een flater begaan
die zijne eigenliefde te na kwam. Ten
einde zijn herinneringsvermogen nu
en dan op te frisschen, en ook omdat
hij er hoe langer hoe meer behagen
in kreeg, bleef hij telkens, naar hij
meende ongemerkt, het lieve, intelli
gente kindergezichtje der kleine zes
tienjarige bakvisch met alle aandacht
gadeslaan, tevensgespannen luisterende
naar de bekende stem der oude dame,
die nu en dan haar zenuwachtig giebe
lend kleinkind eene vriendelijke ver
maning scheen te geven, als de kleine
in een geestdriftige bui zich knus-
koesterend tegen haar aan drong.
Hoe ongemerkt Nol ook meende te
spieden zoo was het bakvisch je, hoe
jong ook, toch reeds door fijn vrou
welijk gevoel dat zoo speciaal elke
schoone en vooral de jonge eigen is,
zich volkomen bewust van de be
wonderende attentie van den knappen
galanten heer die, te oordeelen naar
zijn uiterlijk, blijkbaar eene hooge
positie bekleedde; door die bewonde
ring was zij wel gevleid, maar toch
nog wat verlegen, daar zij door haar
verblijf op de kostschool nog onvol
doende getraind was in Haagsche onder
vinding, zoodat nu en dan een lieve
blos van verlegenheid het aardige ge
zichtje overtoog en nog aantrekkelij
ker maakte, al getuigden Van Dijcke's
blikken niet vau de gewone sensueele
brutaliteit der ouderp Haagsche hee-
ren bij eene ontmoetiug met dergelijke
jeugdige naïve schooneu zonder onder
vinding, maar integendeel van vrien
delijke belangstelling, bewondering eu
vereering, als hij meende onbespied te
zijn in die oogenblikken dat zij zich
zoo natuurlijk kinderlijk tegen de groot
moeder aandrong in hare behoefte om
lief tegen iemand te zijn.
En ook de oudere dame bleek met
hare gedachten bezig, daar zij meestal
op de vragen der kleine een kort ont
wijkend of een verkeerd antwoord gaf,
als drong dat niet geheel in zijne be-
teekenis tot haar door, waut het stön d
ook haar voor den geest dat zij het
gezicht van haren redder iu den nood
meer gezien en zijne stem meer ge-
jhoord had, al was het eerste misschien
ook verouderd en het andere meer
geposeerd geworden, doch jen slotte
gaf zij zich gewonnen, niet denkende
dat die man daar tegenover haar zich
diezelfde vraag deed, en vermoedende
dat die heer bij de afrekening wel de
beleefdheid zou hebben zijn naam te
noemen, al zou bij 't alleen moeten
doen omdat zij hem den haren zou
zeggen.
Gedurende dit wederzijdsche gepie
ker was de tram-wagen de Atjehstraat
genaderd en stopte tot verbazing van
Van Dijcke die 't nog volstrekt niet
met zichzelven eens was koe te ban
delen, maar toch dadelijk als galante
cavalier uitstapte om de dames en
en vooral de oudere bij die voor haar
zoo moeilijke taak de behulpzame hand
te reiken.
Voorzichtig en stmiaend op de haar
zoo hartelijk tot hulp toegestoken
krachtige hand steeg de oude dame
uit, doch het jonge ding nam wel die
hand aan maar om dan laardoor bijna
gedragen met één sprong op straat te
springen, den vriendelijken heer een