NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
ft o. 18.
FEÜILLETON.
Woensdag 3 Maart 1315.
44e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE RECHTE LIJN.
DE OORLOG.
DE SCHOONE BATAAFSCHE
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langeatraat 77. Telephoonn. 00.
ADVERT ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In deze dagen van vertroebeling, nu
een schier wanhopig rondtasten den
twijfel uitdrukt, waann de menschheid
verkeert omtrent den te volgen weg.
twijfel zelfs of zij in al de eeuwen,
onder voortdurenden arbeid en strijd
op geestelijk gebied doorworsteld, wel
iets is vooruitgegaan in zedelijk be
wustzijn, is het moer dan ooit van
belang, dat wij ons rekenschap trachten
te geven van den toestand, in welken
wij ons bevinden, en van de richting,
die wij hebben te gaan, elk voor zich
en in gemeenschappelijk optrekken.
Illusiën hebben wij ons gemaakt,
die, eenmaal glanzend in rijke kleuren
pracht, thans zijn vervaagd in de
grauwe eentonigheid van wegzinken
den herfstdag. Te midden van velerlei
gewoel en van dikwijls feilen belangen
strijd hebben wij toch een verhoogde
schittering meenen te ontdekken langs
de hellingen, die wij opklommen naar
de toppen van een door broederschap
verkregen menschengeluk, totdat
op eenmaal de uitbarstingen van een
woesten haat, voor welken de taai
bijna geen woorden heeft om zich
krachtig genoeg uit te drukken, een
geestesgesteldheid openbaarde, die wij
geen dierlijkheid mogen noemen, om
dat daarmee deo dieren onrecht ge
daan zou worden.
En thans voelen wij ons somtijds
als gebiinddoekten in een doolhof.
Wij bewegen ons voort, maar loopen
telkens vast; en wanneer wij somtijds,
meenende een uitweg te hebben ge
vonden, voor een oogenblik de bedek
king der oogen wegschuiven, dan
bemerken wij wel tot afmattens toe
geloopen te hebben, maar riiet gevor
derd te zijn. Waren de wijsten onzer
van gedachte, dat zij op het punt
stonden het wereldraadsel te ont
hullen, de ontploffing der jongste
Augustusdagen heeft ook hen met
verbijstering geslagen, gelijk den al
chimist gebeurde, loen hij. meenende,
dat de eerste goudkorrels zich in zijn
retort begonnen af te scheiden, do
stukken van het gesprongen voorwerp
in het gelaat kreeg.
Men zegge niet, dat wij, in ons
tot dusver rustig gebleven vaderland,
ons van al deze dingen weinig hebben
aan te trekken. Al banteeren wij niet
zelf het wapen, al is eigen borst niet
door kogel of bajonet bedreigd, al
harsten niet boven onze hoofden de
granaten en worden onze woonsteden
niet tot puin geslagen, het is toch
het gezamenlijk bezit, dal aangetast
en vernietigd wordt, datgene wat
de voorgaande geslachten ons in ge
meenschap hebben nagelaten en het
welk wij nu zoo op eenmaal met al-
geheele vernietiging bedreigd zien.
Hebben zich, in de latere tijden, hier
en daar verschijnselen voorgedaan,
die in het oog van den ernstigen
waarnemer het karakter aannemen
van verwordingsteekene, dat proces
is dan tot staan gekomen, afgebroken
door een instorting.
Het maatschappelijk gebouw, aan
welks voltooiing wij werkzaam waren,
en dat er in het afgewerkte gedeelte
zóó uitzag, dat wij er eenige voldaan
heid over gevoelden, is bij uiterlijken
schijn, weinig sterker gebleken dan
de bouwsels in Oostersebe landen, die.
gezond aan de oppervlakte, door de
witte mieren inwendig verteerd bleken,
zoodra een voet ze aanraakte.
Dat te ontdekken, brengt verwar
ring en is oorzaak van grievende teleur
stelling.
De spil der wereldmachine is ont
wricht; haar bewegingen zijn schok
ken, haar geluid is een gehoorverwoes-
terid geknars geworden. Het Recht is
uit deu lechten stand gewrongen en
op eenmaal is het ons, al-of wij den
rechten weg zijn kwijtgeraakt, de rechte
Ijjn niet meer ie vinden is.
Als in het verleden de oorlogswoede
met rechtsbeginselen den spot dreef,
dan was dat een plaatselijke, een gedeel
telijke afwijking, ongetwijfeld te be
treuren. maar met niet al te zeer te
vreezen nawerking. De feiten btach
ten niet de overige volkpn, die niet
bij den krijg betiokken waren, in be-
roeiing. 't Zou wel weer terechtko
men.
Maar nu, in deze omstandigheden,
nu werkelijk bijna de eene helft der
menschheid tegen de andeie helft op
rukt, baar bedreigt met volledigen
ondergang, door uitpuiling, door uit
hongering bewerkt?
Nu wordt er gezegd, dat bij de
snelle evolutie der aanvals- en der
verdedigingsmiddelen, schikkingen, die
voorbeen houdbaar en doelueffend
konden wezen, nu niet meer zijn te
handhaven.
Dat wil zeggen: Wy ontkennende
juistheid van zedelijke beginselen, tot
dusver als grondslag van handelingen
aanvaard. Dat beteekent: Wij hech
ten niet de minste waarde aan aan
gegane verbintenissen. Daarmee wordt
bedoeld: Geen rechten, van wie ook,
van vrouwen eo van kinderen, van
stiijdenden en van neutralen, zijn be
stand tegen den drang der oorlogs-
noodzaak. Een volk, worstelende voor
zijn leven, mag zich alles veroorloven,
alles, zonder eenige beperking.
Het is waar, niet in juist deze woor
den wordt dat gezegd. De nota's, die
de leidende staatslieden ter toelich
ting van hun besluiten samenstellen,
zijn niet van de Spartaansche kortheid
des hedendaagschen krjjgsheers, die
als éénig argument tegenover klach
ten wegens rechtverkrachiing stelt zijn
machtwoord: Omdat ik het wil. De
diplomatieke taal is minder sober van
uitdrukking; bovendien tracht zij juist
door die breedsprakigheid den schijn
te redden van werkelijke eerbiediging
van bestaande rechten, alleen min of
meer verzwakt doordien de tegenpartij
m ergerlijke mate die techten aan
tastte.
En zou het nu inderdaad waar zijn,
dat de uitgang van dit woud der ver
warring afgesloten is?
Ontdekkingsreizigers in tropische
landen hebben ons hun wedervaren
meogedeeld op tochten door ondoor
dringbare boomenoceanen, waar bijna
geen licht tot den grond doorstraalde,
weken- en soms maandenlang, bij stij
gende gevaren, verminderende mond
voorraden, dalenden moed der metge
zellen. Toch werd voortgegaan, onder
geweldige krachtsinspanning, op bel
kompas af.
Zoo ook bereikten Xenophons tocht-
genooten de redding-brengende zee
kust, na langen strijd en veel ontbe
ring. En het schijnt ons toe, dat de
menschheid, alle kiachten aan wendende
om aan den druk van het hedendaagsch
gebeuren weerstand te bieden, met
eiken dag naderbij komt aan het heer
lijk oogenblik, waarop de weeispiege
ling van den zeeoever aan den hori
zon opdoemt.
Dan zal bet geschonden Recht
zijn rechten kunnen hprnemen en
zijn majesteit opnieuw gehuldigd zien.
Maar dan zal ook wel op de meest
nadrukkelijke wijze zijn geleerd, dat
men het niet straffeloos terzijde stelt,
en dat de hoogste goederen der
menschheid geen beveiliging vinden
dan onder zgn bescherming.
Zijn wij, individueel, bij machte, om
iets te doen, dat de nadering van dat
tijdstip voorbereidt
Rechtstreeks niet misschien. Maar
naast, eri mogelijk ook te midden van
de legers, die de machthebbenden
tegen elkander in doen stormen om
den dood in de gelederen te zaaien,
is er rog een ander leger, nu gesmaad,
omdat het tegen den geweldigen drang
der wereld verwoesting niet bestand
bleek te zjjn, toch bereid is om weder
zijn banier te heffen en zijn kamp
te betrekken zoodia daarginds deoi kaan
begint te luwen. Stiijdende met het
wapen des geestes, ter herovering
van wat verloren ging, arbeidende
met hamer en troffel aan den her
bouw van wat tegen den grond werd
geslagen, zal dat leger zicb recruteeren
uit alle mannen en vrouwen, die met
elkander den opnieuw geopenden rech
ten weg volgen, de wederom zicht
baar geworden rechte lijn als eenige
leiddraad begeeron.
Wij hebben ons voor den opmarsch
der naaste toekomst bekwaam te
maken en te houden. Is de baan niet
zichtbaar getrokken, dan bewegen wij
ons op het kompas, hetwelk in bet
bezit is van alle eerlijke lieden, zonder
anderen gids en aanwijzing dan het
geloof aan de eindoverwinning, het
welk in de geestesrichting der thans
oorlogvoerenden zulk een overwel
digende leiding heeft. Alleen een
andere dan de gedroomde of verwachte-
zegepraal wenkt ons tegenhet is
die der Gerechtigheid.
De strijd om de Dardanellen.
De Times zegt in een hoofdartikel:
nEen geslaagde aanval op de Darda
nellen zou vau zeer gewichtige be-
teekenis zijn en zou gevolgen hebben,
die spoedig gevoeld zouden worden
op de voornaamste punten van 't
oostelijk en "t westelijk front. Be
schouw voor een oogenblik de positie
van Rusland. Het is een uitgestrekt
rijk, met millioenen soldaten en bezit
een teveel aan tarwevoorraden toch
is het meer van de rest van de wereld
afgesneden dan Duitschland. De Witte
Zee ligt dichtgevroren en Archangel
zal niet vóór Mei te beieiken zijn. De
Baltische Zee is hermetisch gesloten.
De weg naar de Zwarte Zee is afge
sloten door de Dardanellen en den
Bosporus. Wladiwostok ligt te veraf,
om van veel nut te zijn. Rusland is
ingesloten en het is de plicht van de
verbondenen, om, zoo mogelijk, een
toegang te maken.
Onmetelijke voordeelen zouden het
gevolg zijn van een vrijen weg naar
Odessa. Schepen, geladen met graan,
zouden uitvaren, en schepen, beladen
met voorraden, welke Rusland zoo
hard noodig heeft, zouden binnen
kunnen komen. Ook de politieke ge-
Historisch romantisch verhaal.
4)
Als zij den Rijn bij Batavodurum over was, had zij nauwelijks
een uur te rijden, of zij kwam aan bosch en heide en tusschen
eiken en beuken, dennen en sparren over vlakten van ruw
spichtig gras, kon zij soms uren ronddraven. Nu was zij thuis
en zij had zich den vorigen avond al bij het naar bed gaan
stellig voorgenomen den volgenden morgen er reeds vroeg op
uit te gaan. Zij had er haar broeder niets van gezegd. Deze
zou het trouwens niet goedgekeurd hebben, want tengevolge van
den oorlog was de overzijde van den Rijn thans zeker geen
geschikte streek voor een jong meisje om alleen rond te zwerven;
zij liep evenveel gevaar Romeinsche cohorten als zwervende
Germaansche benden te ontmoeten. Yroeg was zij opgestaan
en daar zij haar broeder niet beneden in het woonvertrek aan
trof, had zij haastig een paar sneedjes van het eigengebakken
brood genuttigd en vreezende dat de komst van haar broeder
haar plan soms in duigen zou werpen, was zij naar den stal
gegaan, had haar paard gezadeld en was weggereden.
Een paar uur later treffen wij haar aan midden op de heide.
Zij zat daar tusschen een twaalftal sparreboomen welke rondom
een heuveltje stoDdcn en vanwaar men een heerlijk gezicht op
den omtrek had. Links had zij het gezicht op den burcht van
Grinnes, vlak voor zich zag zij Batavodurum, terwijl tusschen
deze beide plaatsen de Rijn als een zilver lint door de groene
vlakte stroomde; rechts bevond zich Trajectnm maar dit waB
door uitgestrekte bosschen aan haar oog onttrokken en bovendien
zou de afstand toch te groot zijn geweest om het duidelijk te
kunnen waarnemen. Claudia had heerlijk gereden en een frisch
rood kleurde haar wangeD.
In vrij achtelooze houding had zij zieh neergevlijd tegen een
met mos begroeiden en met dennennaalden bedekten kant aan
den voet der boomen. Zij was immers alleen en zij wilde van
die stille eenzaamheid genieten en vrijuit haar gedachten laten
gaan. Natuurlijk was zij in een oogenblik weder in Rome ver
plaatst. Zij sprak weer met Petro, met Lucretia en zij hoorde
weder de aangename stem van Petilius welke haar zoo heerlijk
in de ooren klonk. En de hoofdpersoon waaromheen haar ge
dachten zich groepeerden, was hij en bleef hij. Waar zou hij
nu zijn? Naar welk leger was hij vertrokken, toen hij afscheid
van de Petroniussen had genomen. Naar Syrië? Naar den Rijn?
Als hij naar den Rijn was vertrokken, weldan was hij
misschien niet eens zoo ver van haar verwijderd. Dan kon hij
wel te Arenacum, te Yadaof te Grinnes zijn. Onwillekeurig
speelde een glimlach om hare lippen en glansden haar oogen
vriendelijk zacht. Wat was dat? Hinnikte daar niet een paard,
glinsterde daar niet iets beneden tusschen het kreupelhout?
Werkelijk daar kwam een vergulden helm tusschen de struiken
te voorschijn, even daarna een paardekop.
Claudia schrikte en stond onwillekeurig op. Haar oogen be
drogen haar niet, daar naderde een Romeinsch krijgsman die
zijn paard aan den teugel tegen den steilen, muilen zandweg
opleidde. Het volgende oogenblik stonden krijger en paard op
den hoogen heiderand, nog geen honderd passen van haar af.
De krijgsman zag haar in haar wit kleed tusschen do sparre
boomen staan. Hij hield een oogenblik de hand boven de oogen
om hot helle zonlicht te keeren en keek scherp naar de hoornen-
groep. Plotseling maakte hij een snelle beweging als van ver
rassing en kwam naar haar toe. Het klonk haar in de ooren
als een juichkreet toen hij in blijde verrassing uitriep:
„Claudia! gij hier?"
Arnhem. WageaingeD.