NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad m voor de Provincie Utrecbt. FEUILLETON. 21. Zaterdag 13 Maart 1915. 44e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG DE OORLOG. BINNENLAND DE SCHOONE BATAAFSCHE Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlij k e Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09. ADVER1 ENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer 7'/t Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Koning Albert en zijn soldaten. De oorlogscorrespondent van De Tijd meldt aangaande de revue, die de koning en de koningin beiden te paard hebben gedaan van het regiment der grenadiers nog hel volgende; Niet ver van den historischen molen, waar de soldaten van het Ce en 26e Iini6regiment zich 30 Nov. zoo schit terend hebben gehouden, heeft de koning de jonge recruten van liet 6e en 26e begioet. Nadat de kolonel den koning had toegesproken, sprak de vorst zelf: «Oudere soldaten van bet 6e en 26o limeregiment, ik beveel u aan, de nieuwe recruten, die uwe strijdmakkers zullen zijn, met wilwitlendheid in uw gelederen op te nemen; weest voor hen welwillende raadgevers te midden der gevaren van den oorlog; weest waarlijk wapenbroeders, ten einde een onoverkomelijke hindernis te kunnen opwerpen aan de indringers, want wij moeten met behulp der bondgenooten, zelfs ten koste van het leven, strijden totdat onze gewesten zijn bevrijd. De koning sprak daarna nog op meer intiemen toon met de officieren en zeide het grootste vertrouwen in hen te stellen. Hij herinnerde breed voerig aan de glorievolle wapenfeiten van het 6e linieregiment, bijzonder aan bet moedig standhouden bij Nieuw- poort en aan de herovering van Rams- capelle 30 November 1914. Begrijpelijk heerschte er bijzondere geestdrift onder de soldaten, toen de koning langs de gelederen schreed. Allerlei uit België. Volgens de Echo Beige hebben de Duitscbe autoriteiten te Brussel het verkeer per rijwiel weder toegestaan. Hetzelfde blad verneemt, dat de heeren De Vos, burgemeester van Antwerpen, Louis Franck en Rijck- mans, voorzitter en ondervoorzitter van de Internationale Commissie, een aanklacht bebben ingediend tegen de anonyme schrijvens van een tegen ben gericht schotschrift. De schrijver of schrijvers zouden bekend zijn. Te Leuven hebben de Duitschers bankcredieten en de hulp vau Duit- sche architecten aangeboden tot weder- opbouwing der stad. Zij legden hierbij levens een nieuw plan over. De stads bestuurders bebben dit aanbod met fierheid afgeslagen. De Duitscbe gouverneur generaal van België heeft een besluit uitge vaardigd, dat onmiddellijk in weiking treedt en waarbij de uitvoer van goe deren zonder bijzorfiere maebtiging verboden is. De toestand in Rusland. Iemand, die lang in Petersburg heeft gewoond en nu over Stockholm is teruggekeerd, verhaalt over de stemming daar o.a. het volgende: De verliezen aan officieren der garde regimenten bedragen gemiddeld60%; er zijn ook regimenten waar er van 75 officieren maar 12 overbleven; van de officieren van een cavalerie- regernent bleven er maar 4 over. In alle kringen der bevolking van de hoofdstad heerscht de wenscb, dat de oorlog weldra uit moge zijn. In de pers ziet men daarvan niets, dat weet de cencuur wel te ver hinderen. De belangstelling voor de dagbladen bij het publiek is miniem. Sprekend over de mogelijkheid van onlusten, meende deze zegsman, dat daarvoor gedurende den oorlog wei nig vrees behoeft te beslaan. Mocht de oorlog voor Rusland verkeerd afloopen, dan zijn onlusten daarna zeer waarschijnlijk. De meeste fabrie ken werken thans voor de regeering en in verband daarmede zijn zeer vele fabrieksarbeiders van den dienst vrijgesteld. Ooder de troepen in Polen woedt de cholera in hevige mate; ook bij de troepen in Galicië komen zeer vele gevalleü voor. De onzijdigheid van België. Men herinnert zich, dat de Nord deutsche Allgemeine Zeitung indertijd de aandacht der geheele wereld trok, door haar mededeeling van in Brussel gevonden stukken, waai uit zou blijken, dat België van zijn onzijdigheid bad afstand gedaan, door een overeenkomst met Engeland te sluiten tot binnen laten van Engelsohe Iroepen. De Belgische regeering antwoordde op die beschuldiging, dat deze steunde op een verminkte weergeving van 't geen tusschen den Belgischen generaal Ducarne en den Engelschen militairen gezantschapsattacbé Bernardiston be sproken was. De Nordd. Allgem. had namelijk den zin: «De Engelschen zouden België eerst binnenrukken «na« de schending van 't Belgische gebied door de Duitschers» weggelaten, en daardoor aan bet gebeele stuk zijn ware beteekenis ontnomen. Bovendien had de Nordd. Allgemeine van het woord «conversation», onderhoud, ge sprek, botweg «convention» overeen komst, gemaakt. Bij zulk een handelswijze is alle commentaar overbodig, zegt de Bel gische regeeriog. Zij verklaart, dat de Britsche gezant nooit aan dergelijke gesprekken heeft deelgenomen, en dat ook geen der Belgische ministers, noch in den ministerraad, noch in privé van eenig vooistel dienaangaande beeft kennis genomen. Zij constateert, dat de door de Duitschers gevonden dossiers licht ver spreiden, doch alleen op voorwaarde, dat geen enkel document verminkt worde of verdonkerenmaand. Tegenover onophoudelijke lasterin gen js de Belgische regeering van oordeel, dat het gebiedende plicht is, den schender van België opnieuw het stigma van eerloosheid op te drukkeD, dat tot op heden zijn eenige wettige verovering is, en zij bevestigt: lo. dat vóór de oorlogsverklaring geen enkele Fransche troep, hoe ge ring ook, in België was doorgedrongen. Geen eerlijk getuigenis kan reeds tegenover deze bewering gesteld wor den 2o. dat zij niet alleen nooit een troepenaanbod, gedaan door een der gerandeerende mogendheden heeft af gewezen, rnaar dat zij, direct nadat de oorlog verklaard was, krachtig de militaire bescherming van baar borgen hetft ingeroepen 3o. dat België, terwijl het overeen komstig zijn plicht, de krachtige ver dediging van zijn verstrekte plaatsen op zich heeft genomen, de mede werking, welke zijn borgen voor die verdediging tot zijn beschikking hebben kunnen stellen, heeft ingeroepen en met dankbaarheid aanvaard. België, slachtoffer geworden van de rechte lijn, die het gevolgd heeft, buigt het hoofd voor niemand, zijn eer tart de aanvallen van de leugen; bet stelt zijn vertrouwen in het wereld-oordeel. Als het uur der rechtvaardigheid slaat, behoort de zege aan ben, die alles hebben opgeofferd om, met bewust heid, de waarheid, het recht, de eer te dienen. Nederland en Duitschland. Men schrijft ons uit Keulen d.d. 8 Maart Naar aanleiding van het artikel in de Nordd. Allg. Zeitung betreffende wedergave in de Tel. van de verkla ringen die onder-staatssecretaris Zim merman tegenover mr. Troelstra in het bekende interview heeft afgelegd, schrijft de Köln. Volkszeilung van hedenavond in een hoofdartikel ge- J titeld «Holland en Duitscbland" be treffende de kwestie van de betrek kingen tusschen beide landen na den oorlog, o.m. het volgende: Vanuit politiek oogpunt heeft Duitscb land er niet het minste belang bij Holland tot iets te willen dwingen of ook maar te willen overhalen indien Holland hiertoe uit beweegredenen van eigenbelang niet vanzelf wenschte over te gaan. Holland heeft tegenover ons alle plichten der neutraliteit naar zijn beste krachten nagekomen. Wij behoeven daarvoor niet dankbaar te zijn, want Holland deed dit in zijn eigen belang en niet om ons een ge noegen te doen. Maar wij zullen toch moeten erkennen dat wij daarom tegen over Holland hetzelfde standpunt van de meest oprechte loyaliteit hebben in te nemen en dat wij in 't bijzon der alle rechten van Holland tot in de kleinste bijzonderheden moeten eerbiedigen. Het zou zeer zeker een slechte op- portuniteitspolitiek zijn en van een nog slechter begrip van hel Hollandsche volkskarakter getuigen zoo wij een anderen weg uitwilden. Holland kan dus voor gansch de toekomst er van overtuigd zijn dat het aan Duitschland een goeden na buur zal bebben, die ten volle met zijn rechten en belangen rekening houdt. Het blad gaat dan de economische toestanden in Holland na het beweert daarbij dat Holland geen industrieland is en nooit een worden kan. Holland is voornamelijk een doorgansland en zal in zijn eigen belang het best doen met dit te blijven. Daarna herinnert het blad aan het geen de heer Zimmerman betreffende de economische toenadering tusschen Holland en Duitschland heeft gezegd en gaat voort Als verstandige Hollanders zonder vooringenomenheid de woorden van den Duitschen Staatsman nagaan, dan kunnen zij er slechts de volgende uit legging aan gevenDuitschland zal zijnerzijds niet het initiatief nemen om een economische toenadering tot Holland in het leven te roopen; bet zal rustig (het moge nog zoo lang duren) afwachten of Holland in de toekomst eenmaal het initiatief zal nemenhet zal op geen enkele wijze, direct noch indirect, pressie op Holland uitoefenen. Als echter Holland in de toekomst Historisch romantisch verhaal. 7) Zoodra de Romeinsche arenden te Batavodurum verschijnen, ben ik dan ook van plan mij terug te trekken naar de Nabalia. Niet dat ik mij eenigszins ongerust maak. Wij tarten de Romeinen ons op het eiland te volgen. Durft Cerealis dit dan is hij ver loren. Dit neemt echter niet weg, dat gij niet naar de hoeve aan de Nabalia kunt gaan. Ik weet slechts een wijkplaats voor je en die is de hoeve van Brinio. Gij moet naar Sorana gaan." „Naar Sorana," riep Claudia verschrikt. „Naar Sorana. En als ik dan Brinio ontmoet, wat moet ik zeggen?" „Dat is uw zaak. Gij hebt natuurlijk te zorgen dat Brinio begrijpt, dat het beter is dat gij uw hart volgt, dan dat gij hem liefde huichelt. Maar ik geloof niet, dat gij dikwijls Brinio zult zien. Brinio is te Helium of to Flenium en denkt aan niets anders dan onzen en zijn vijand afbreuk te doen. Wellicht zult Hellevoetsluis f Vlaardiügen? gij hem gedurende uw verblijf op zijn hoevo niet eenmaal zien. Maar in allen gevalle raad ik je de edele Sorana eenigszins voor te bereiden. Zij is een trotsche vrouw, die een huwelijk tusschen jou en Brinio zeer gaarne zou willen, maar zij is tevens een vrouw, die de neiging des harten boven alles stelt en die als ge haar bekent, dat ge niet haar zoon maar een Romein bemint, stellig smartelijk zal zijn aangedaan, maar niettemin begrijpen kan wat je drijft. Overhaast je evenwel niet. Stel een verklaring uit zoolang gij kunt. Tijd gewonnen, is menigmaal veel gewonnen. Gij moet hier van daan om drie redenen; ten eerste, omdat ge liefde koestert voor een Romein, ten tweede, omdat ge hier in gevaar zoudt raken, ten derde, omdat ik vernomen heb dat Briganticus hier in de nabijheid is." „Brigantius!" riep Claudia verschrikt. „Ja, uw neef, hij die je liefheeft, en gezworen heeft dat je zijn vrouw zult werden. Ik heb vernomen, dat hij te Yada is. Is dit waar dan zal er weldra een ontmoeting tusschen hem en mij plaats hebben, want gisterenavond zijn Verax, Classicus en Tutor hier geweest en hebben wij besloten, dat Classicus en Tutor een aanval zouden doen op Grinnes en ik op Yada." „Zult gij zelf Briganticus moeten bestrijden?" vroeg Claudia angstig. „Ja, schrikt gij daarvoor?" „Als twee bloedverwanten elkander met vijandige bedoelingen ontmoeten, heeft dit gewoonlijk doodelijke gevolgen." „Uw opmerking is juist," hernam Claudius. „Ik voor mij hoop dan ook nimmer tegenover Briganticus te staan. Wel is hij naar den vijand overgeloopen, wel heeft hij ons veel nadeel berokkend, maar hij is en blijft mijn neef, het kind mijner zuster. Bovendien weet ik dat het voornamelijk is uit wanhoop dat hij jou verloren heeft, dat hij tot den vijand overliep. In Britannië heeft hij zich onderscheiden en hij hoopte met roem beladen hier terug te komen. Hij wist wel, dat ge niet meer van hem hieldt en dat ge er niet over dacht de belofte als kind gedaan, dat ge zijn vrouw zoudt worden te houden. Hij hoopte echter, dat ge zijn driftige buien en het bad in den Rijn vergeten Jpudt zijn. Hij had zich evenwel vergist, want uw hart was koud als ijs voor hem geworden. Dit heeft hij later nog beter begrepen toen men hem het bericht bracht, dat Brinio op onze hoeve vertoefd had en het gerucht ging dat gij Brinio's vrouw zoudt worden. Hij kende Brinio en wist wel dat deze een gevaarlijk medeminnaar was. Brinio's blauwe oogen, zijn breed voorhoofd, zijn lange blonde haren, gevoegd bij zijn reusachtige sterkte, welke gepaard gaat met een zachtaardig karakter, maakt hem juist geschikt de lieveling der Germaansche vrouwen te zijn. Briganticus begreep dat nu zijn kansen geheel verkeken waren.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1