NIEUWE
*Êf\ Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht, |9|
rso. 27.
Zaterdag 3 April 1315.
44e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE OORLOG.
Nederland en de Oorlog.
FEUILLETON.
DE SCHOONE BATAAFSCHE
13>
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09.
ADVERT ENT1ËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7% Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wat gebeurt er in België?
Er vvoidt in de laatste dagen een
eigenaardige beweging in Relgië waar
genomen, dte tot allerlei vermoedens
aanleiding geeft. Men meldt daarom
trent uit Terneuzen
Bij een bezoek langs de zuidergrens
viel waar te nemen, dat de Duitsche
posten alle in een nieuw pak walen
gestoken. Overal spraken zij er over,
weldra naar het front van de Yser
te moeten trekken. Verschillende tee
ketien wijzen er op, dat een dezer
dagen een ernstige poging tot door
breken verwacht wordt.
Vei plaatsing van enkele bureaux
van bevelvoerders van de kustplaatsen
Ostende en Brugge meer naar het
binnenland, b.v. naar Eecloo doen
veronderstellen, dat men zich op een
terugtocht voorbereid houdt.
Het groote Parijsche blad de Temps
hecht groote strategische beteekenis
aan 't gemelde feit, dat zich 'n be
langrijke troepenverschuiving heeft
voorgedaan langs den weg van Brugge
naar Eecloo, naar welke laatste plaats
ook de Duitsche generale staf zou zijn
overgeplaatst. Hieruit valt af te leiden,
dat de Duitsche terugtocht in West-
Vlaanderen wordt voorbereid. De Temps
erkent, dat deze gevolgtrekking mis
schien wat voorbarig is, doch wijst
op de ligging van Eecloo in het noord
westen van West-Vlaanderen, op 21
K.M. van Gent en op 25 K.M. van
Brugge. Wanneer de Duitsche generale
staf zich hier wil vestigen, zou een
eventueele terugweg der keizerlijke
troepen dus door het noorden van
Vlaanderen in de richting van Ant
werpen leiden en geenszins door de
streek ten zuiden van Gent naar
Brussel en Centraal-België, gelijk men
algemeen aanneemt.
Ook de gewonden moeten uit Brugge
worden weggebracht.
Naar uit Luik wordt gemeld pas
seerden daar vier lange treinen met
veldkanonnen, affuiten, munitiewa
gens en ander artilleriemateriaal, op
weg naar Gent, via Antwerpen,
vanwaar het geheel naar Kortrijk zou
worden vervoerd. De spoorweg tus-
scben Gent en Kortrijk wordt uit
sluitend voor troepentransporten ge
bezigd het wemelt in de laatste dagen
te Gent van nieuwe troepeu. Eenige
wagens van de bedoelde treinen waren
zorgvuldig overdekt, naar het heet
om een nieuw soort bommenwerper
te verbergen. Er zaten mannen op
in burgerkleeren, maar met soldaten-
petten en arbanden: werklieden en
beambten van Krupp, zei men.
Weenen en Boedapest bedrijgt?
Wie in Duitscbland reist, zegt de
correspondent vaD een Engelsch blad,
ontmoet onder do bevolking nog eenige
hoop op een goeden uitslag van den
oorlog; maar gaat men de Oosten-
rijksciie grens over, dan bespeurt men
verandering. Het publiek is zenuw
achtig geworden en vraagt zich af,
boe 't land den oorlog financieel eo
economisch nog een jaar zal kunnen
volhouden. Wel stelt men er vertrou
wen in 't westelijk front en lacht een
voudig met de mogelijkheid, dat
generaal Joffre een overwinning zou
kunnen behalen.
Ook verwacht men veel goeds van
de versterking van 't Oostenrijksche
leger door de nieuwe recruten, die in
April zullen opgeroepen worden.
Er zijn geen broodkaarten, maar er
is alleen roggebrood te kiijgen. Dat
de Hongaren ontevreden zouden zijn,
noemen de Oostenrijkers nonsens. De
Hongaren zijn overgehaald door het
huu toekennen van politieke macht
en nu vormen zij de ruggegraat van
de monarchie.
Rondom Weenen en Boedapest
worden loopgraven gedolven. Tusscben
Komaron en Vacz, aan den grooten
spoorweg tusscheu de twee hoofd
steden, worden sterke posities van
zware stukken voorzien. Komarom en
Vacz bebeerschen den overtocht over
den Donau boven Boedapest.
Bij Brasso (of Kronstadt) worden
troepen samengetrokken en de passen
van Roemenië worden met koorts
achtige haast versterkt. De Oosten
rijkers verklaren, dat de Middel-
Europeesche staten Roemenië kunnen
uitlachen.
Alle spoorwegen, die naar Roemenië
leiden, zijn feitelijk geblokkeerd door
petroleum- en graanwagons, Roemenië,
dat behoef ik niet te zeggen, is een
der graanschuren van Europa en heeft
rijke oliebronnen. Ik hoorde dat on
langs 30.000 wagons voedingsmiddelen
naar Oostenrijk-Hongarije waren ge
gaan. Mijlen ver zijn de grenswegen
versperd door ossen- en paardenwa-
gens, hoog met maïs en bloem beladen.
Langs de spoor- en dorpswegen ziet
men bergen van die zakken. Ik be
rekende dat er te Predeal alleen
200.000 van die zakken waren.
Roemenië belet thans het doorvoeren
van Oostenrijkscb-Duitsche munitie
naar Turkije, nadat echter belang
rijke boeveelheden zijn gepasseerd.
Het uur van den hongersnood sal
voor^Duitschlaud vóór het einde
des jaars slaan.
Deze woorden staan vermeld in bet
officieele Fransche rapport.
Het gebrek aan voedsel, zoo heet
het verder daarin, begint zichzelf te
doen gevoelen, zooals blijkt uit de
vorming van een monopolie en de uit-
deeling van rantsoenen.
Wat de gebrekkige Duitsche gra
naten betreft, merkt het rapport op,
dat de hoofdoorzaak gelegen is in de
slechte hoedanigheid van het materi
aal. Duitscbland zal hoe langer hoe
meer gaan lijden onder de onmoge
lijkheid om over zee aan te voeren.
Zoo is er in Duitschland een verschrik
kelijke schaarschte aan rubber. Toen
de oorlog uitbrak, was er geen groote
voorraad in het land. Thans is de
verkoop van rubber in eiken vorm
verboden. Zelfs elastieke ballen voor
kinderen mogen niet worden verkocht.
Nog ernstiger is het kopergebrek,
terwijl koper toch noodig is voor de
aanmaak van granaten en munitie.
De Duitscbers zitten er zeer over, in
dat zij in de onmogelijkheid zijn zich
dat kostbaar materiaal te verschaffen.
Ook de kwestie van het kruit geeft
den generalen staf veel hoofdbreken.
Er is gebrek aan salpeter en aan
nitraten om het te maken.
Toch erkent het rapport, dat er nog
groote voorraden munitie zijn. Maar
zelfs al blijft het verbruik ver beneden
het tegenwoordige, toch zal Duitschland
wegens munitiegebrek den oorlog niet
langer dan Juni kunnen voortzetten.
In den grond van hun hart begrijpen
de regeeringskriogen volkomen, dat er
geen uitweg meer is. Zij weten, dat
zij verslagen zijn, doch vechten alleen
door om de gunstigste voorwaarden
te bedingen.
Internationaal goederenvervoer.
Men schrijft uit Oldenzaal
Nu door de Nederlandsche scheep
vaart geen goederen meer worden
aangenomen, welke uit Duitschland
afkomstig en voor Amerika bestemd
zijn, is het vervoer over Oldenzaal
zeer verminderd. Enorme hoeveel
heden goederen, welke vóór den oor
log uit Duitschland via Hamburg per
boot naar Amerika werden verzonden,
gingen later via Oldenzaal naar Rot
terdam en dan per schip naar Amerika.
In normale tijden heeft er over Olden
zaal steeds een drukke invoer plaats
van manufacturen, confectie, kiame-
rijen enz., alles bestemd voor ons
land. Ook deze invoer is sedert het
uitbreken van den oorlog enorm ver
minderd en de qualiteit der goederen,
die thans nog worden ingevoerd, is
eveneens zeer gedaaldvooral betreft
dit de confectie. Jaarlijks werden over
hier voor duizenden guldens b.v. kost
bare mantels ingevoerd; water thans
van dit artikel binnenkomt is in hoofd
zaak gemaakt van half katoen of half
jute en half wol. De opbrengst aan
invoerrechten zal daardoor niet beter
worden.
Het aantal der zoogenaamde »Satn-
mel«-wagenladingen van goederen uit
Berlijn, Leipzig enz. naar Oldenzaal
en verder, is ook al zeer verminderd.
In vorige jaren kwam men hier b.v.
tegen Paschen banden en materiaal
te kort, om alles na inklaring zoo
spoedig mogelijk te kunnen doorzeil
den. Thans is van die drukte geen
zweem te bespeuren. Opmerkelijk is
het dat hier dezer dagen uil Duitsch
land niet minder dan eenige wagou-
ladingen gloeikousjes en magnesia-
ringen voor banggloeilicht en bestemd
voor ons land, aankwamen. Nimmer
te voren arriveerde hier een dergelijke
zending in zoo groote hoeveelheid.
't Is duidelijk, dat door het verbod
van uitvoer, gelegd op tal van artike
len de uitvoer naar Duitschland even
eens zeer is verminderd. Enkele arti
kelen, die vroeger per schip naar
Duitschland werden vervoerd, gaan
thans per spoor over Oldenzaal, zooals
groote hoeveelheden bindrotting en
kurk in platen, benevens katoen voor
Bremen.
Geregeld heeft er een drukke uit
voer plaats van groenten en visch.
De maatregelen, getroffen om de
visch op hel station van afzending
onder rijksversluiting te brengen, heb
ben de visitatie alhier heel wat ver
gemakkelijkt en strekken ten zeerste
in het belang van onzen vischhandel
op 't buitenland.
In Duitschland heerscht groot ge
brek aan gesloten materiaalvandaar
dat vele soorten goederen, welke
steeds in gesloten wagens dieneD ver
voerd te worden, thans in open wagens
met dekkleeden verzonden worden,
't Spreekt vanzelf, dat deze goederen
vaak van de weersgesteldheid te lijden
hebben. Maar ook is bij aankomst
dezer artikelen aan bet station alhier
herhaaldelijk ontvreemding geconsta-
Historisch romantisch verhaal.
Civilis zei dat langs zijn neus weg. Zijn bedoeling was een
voudig te vernemen, of Coelius wist hoe de geslachtsnaam van
Petilius was. Coelius liet evenwel merken, dat hij ook niet wist,
ja zelfs er niet over gedacht had, hoe die geslachtsnaam was.
Hij antwoordde onmiddellijk: „Zoo P. C. Ja, dan kan het mis
schien wel Carvo wezen."
„Juist," antwoordde Civilis kort af. Hij wist genoeg.
„Nu Coelius, misschien zie ik je niet vóór je vertrek. Goede
reis. Pas op mijn zuster en wees waakzaam, waakzaam en nog
eens waakzaam."
„Gij kunt op mij rekenen Claudius, dat weet gij."
„Ja, dat weet ik," hernam Civilis, „den goden zij dank, ik
kan onbepaald op je vertrouwen. Nu goede reis." Hij drukte
Coelius de hand en verliet het vertrek.
NAAR SORANA.
Den volgenden morgen vinden wij Coelius en zijn nicht op
een afstand van een paar uren van hun woning maar toch nog
aan den oever van den Rijn. Na het gesprek met Civilis was
Coelius Claudia gaan opzoeken en had haar aangetroffen in haar
eigen vertrek waar zij bezig was eenige kleedingstukken en
kleinoodiën in te pakken. Toen Coelius het vertrekje binnen
kwam waarvan de deur openstond, keek Claudia hem met
een eenigszins hoogroode kleur van het bukken en de haast
vragend aan.
„Wel?" vroeg zij.
„Alles is in orde. Petilius heeft uw schrijven ontvangen. Hij
heeft mij verschillende boodschappen voor u medegegeven, welke
ik niet alle meer weet, maar wel kan ik zeggen dat, hij steeds
veel van je zal blijven houden, dat hij wederkeerig hoopt dat
gij hem niet vergeten zult en dat overigens alles wat gij doet
zijn goedkeuring wegdraagt. Hij weet wel, dat gij niets doen
kunt, wat hem zou mishagen."
„Was hij niet erg teleurgesteld, dat hij mij niet ontmoette?"
„Ja, in het begin teekende zijn gelaat groote teleurstelling,
maar nadat ik hem uw schrijven had gegeven, werd hij iets
opgewekter en deed mij de mededeelingen welke ik u heb over
gebracht."
Claudia trok een gezicht alsof zij zeggen wilde, dat die mede
deelingen wel wat uitvoeriger hadden kunnen zijn, maar daar
zij heel goed begreep dat de kortheid meer de schuld van den
overbrenger dan van Petilius was, antwoordde zij eenvoudig, dat
zij zich verheugde dat Petilius zich in de omstandigheden wilde
schikken.
Daarop vertelde Coelius haar van zijn gesprek met Civilis en
dat hij door dezen belast was haar naar Sorana's hoeve te ge
leiden.
„O, ik wist dit hedenmorgen reeds," antwoordde Claudia.
„Natuurlijk dacht Claudius dadelijk aan u en ik ben blij dat gij
medegaat. Ten eerste, omdat gij zulk een zorgvol voorzichtig
reisgenoot zijt en ten tweede, omdat ik met u ten minste nog
eens over Petilius zal kunnen praten. Deed Petilius u nog vragen
over mij
„O ja, hij ging zelfs aan het raden, wie gij eigenlijk waart.
Gij hadt met hem afgesproken, dat gij niet zoudt vragen wie hij
was en hij evenmin zou vragen hoe uw geslachtsnaam was. Toen
hij mij echter ontmoette, kon hij niet nalaten eenig onderzoek
te doen en ik vrees dat ik hem heb laten merken dat gij de
zuster van Civilis zijt."
Claudia trok de schouders op.
„Dat had hij toch den een of anderen dag te weten gekomen,