NIEUWE lÈf Nieuws- en Advertentieblad Tjlf voor de Provincie Utrecht. |g§| Nederland en de Oorlog. FEUILLETON. No. 37. Zaterdag 8 Mei 1315. 44e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE OORLOG. DE SCHOONE BATAAFSCHE Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een adres der Engelsche arbeiders. De arbeidersleider Bentillet, verte genwoordiger van de vakvereeniging der transportarbeiders die 250.000 leden telt, heeft Poincaré een adres overhandigd uit naam van de Engel sche georganiseerde arbeiders. In dit adres wordt gezegd dat Duitschland door de wereld in zulk een kolossalen oorlog te verwikkelen, de grootste misdaad begaan beeft die ooit jegens de menschheid bedreven is. Duitsch land wordt gelaakt omdat het onmee- doogend de internationale rechten en de neutraliteit van België met voeten gelreden heeft, een moorddadigen aan val gedaan heeft op Frankrijk en andere vreedzame landen en voorts omdat het zich schuldig gemaakt heelt aan allerlei gruwelijke wandaden in de veroverde streken. Deze oorlog is in het oog der geallieerden een popu laire oorlog. Negentig procent van de strijders bebooreQ tot de groote ar beidersklasse en alle staatslieden en kapitalisten waardeeren de dapperheid en de offers van het volk, dat zich betijdwillig in den stiijd werpt om de menschheid te redden. Het adres eindigt met het in her innering brengen van de woorden des grootsten Engelschen staatsraans: «Laten wij de degen niet in de schede steken vóór dat België alles herkregen heeft wat het ten offer heeft gebracht, niet vóór Frankrijk volstrekt zekor is van waarborgen tegen iedere agres sieve bedreiging, niet vóór de rech ten der kleine naties gegróndvest zijn op een onaantastbare basis, niet vóór de hegemonie van het Pruisische mili- tairisme voor goed vernietigd is.« N. v. d. D. Het kolonvraagstuk in Engeland. De Titnes meldt, dat de regeertng ernstige maatregelen zal nemen om den uitvoer der kolen na te gaan. Want het wordt hoog tijd, dat men voor gebruik der Britscbe regeering steenkolen in groote voorraden gaat reserveeren. Immers de vermindering der productie wordt in bet eerste jaar van den oorlog op veertig millioen ton geschat, grootendeels tengevolge van de dienstneming van 150,000 mijn werkers bij het leger. Daarbij heeft de admiraliteit tegenwoordig twaalf maal zooveel kolen noodig als in vre destijd. Intusschen zijn de besprekingen tus- scben Lloyd George en de vertegen woordigers der mijnwerkersbonden, handelende over de loonsverhooging. Zaterdag j I. op niets uitgeloopen. Rinuen drie dagen in Calais. Engelsche correspondenten in Noord- Fiankrijk vertellen, dat de Duitschers Zaterdag opnieuw getracht hebben giftdampen naar de vijandelijke linies te laten drijven, doch dat hun dit door den wind belet is. De Duitschers hebben strenge op dracht, ingeval zij krijgsgevangen ge maakt dreigen te worden, de hun ver strekte respirators en de tegengiften die hun voor de giftige dampen ver strekt zijn te vernietigen. Toch is een van die respirators in Engelsche banden gevallen. De aanvallen in de buurt van Yperen bewijzen, volgens evengenoemde cor respondent, dat de Duitschers bun plannen om naar Calais door te breken, riog niet hebben opgegeven. Zij zijn op het oogenblik blijkbaar ook van vol doende munitie voorzien. Er is een Taube over Calais gevlogen, die een bundel papieren uitwierp, waarop stond «Verwacht ons binnen drie dagen in Calais.n De reddingsringeu der koningin. De koningin van Engeland heeft aan de geheele Britscbe marine reddings- ringen geschonken uit eigen middelen. Thans is de Fransche marine aan de beurt, die er voorloopig 5000 ontvangt. De ringen worden voortdurerd om den hals gedragen en met lucht opgeblazen, wanneer het gevaar dreigt. Wie te water raakt, blijft tenminste met bet hoofd boven water drijven. De zijde-industrie van Lyon, De «Petit Parisien« zegt, dat van alle takken van nijverheid die te Lyon worden uitgeoefeud, de zijde-industrie het meest geleden heeft door den oor log. Terwijl in 1913 de omzet 467 millioen frans bedroeg, is tot nu toe slechts een derde van dien omzet be reikt. De 80 millioen zijde, die meu anders aau Duitschland leverde, zijn thans natuurlijk uitgebleven. Naar aanleiding van de vergiftige gassen. De Duitsche vindingrijkheid is met de uitvinding van de beruchte vergif tige gassen, bij Yperen, blijkbaar niet uitgeput. Het Fransche communiqué van gisteravond maakt weer van an dere chemische moordmiddelen ge wag. Tot welk een verwildering een der gelijke wijze van oorlogvoeren aanlei ding kan geven, blijkt uit een schrij ven, dat de Fransche journalist Gu- stave Tory van een zijner lezers mocht ontvangen en waarin wordt voorge steld, eenige duizenden honden met hondsdolheid in te spuiten en dan op de Duitschers los te laten, waarop men het plezier zal smaken, te zien, boe de «Boches" elkaar verslinden. Nederland en de Belgen. Bij gelegenheid van den verjaardag van Prinses Juliana schreef de Gazet vati Brussel een artikel, (versierd met het portret onzer Koningin en een afbeelding van het Koninklijk Paleis in Den Haag), waarin o.m. het vol gende voorkomt: «Op dezen dag is het voor ons, Vlamingen, een behoefte, onze stam en taalgenooten uit het Noorden te betuigen hoezeer wij hun verlichte vaderl&ndsche gevoelens waardeeren en hun onzijdige houding op prijs stel len. Het is immers dank aan deze onzijdigheid, dat het Nederlandscbe volk ons de onschatbare diensten heeft kunnen bewijzen, die we niet ge noeg kunnen gedenken. Hoe toch zul len wij ooit vergelden wat het gast vrije Nederland gedaan heeft voor de honderdduizenden Belgische vluchte lingen, die er opgenomen, verpleegd en gevoed werden, ja, waarvan er nog een gedeelte is ondergebracht op kos- tenderNederlandsche lasten betalers!.... En is het niet, dank zjj de mede werking der Hollandsche Regeering, dat er voldoende levensmiddelen naar België komen? »Er zijn menschen hier te lande, die wenschen dat Holland in den Euro- peeschen oorlog betrokken worde, ja, er vrijwillig aan deelneme. Onbegrij pelijke verblindheid! Die dwazen den ken dan niet aan het lot van onze vluchtelingen, waarvan Holland niet langer dan last zou kunnen dragen; zij denken er niet aan dat de toevoer langs de zee zou zijn afgesneden en wij aan hongersnood zouden prijsgegeven zijn. En wat een zwarte ondankbaar heid aan een land dat ons niets dan goed bewezen heeft, bet ergste te wenschen wat men wenschen kande verschrikkingen van den oorlog! «Doch de verstandige Belgen den ken er zoo niet over, bewust als ze zijn van hun groote schuld aan hun noorderburen." Deze woorden wijzen wel op een belangtijke meeningsverandering in België ten opzichte van ons land! Het heeft maandenlang niet ontbroken aan critiek op onze neutraliteit, aan aan drang om ons in den oorlog te be trekken, en aan ontstemming over onze weigering. Maar ten slotte heeft dan toch het beter inzicht gezege vierd. Wij kunnen ons daarover slechts hartelijk verheugen. Vad. De uit Nederland gezonden bloemen. Dat de zending der tulpen uit Neder land in Frankrijk een goeden indruk gemaakt heeft, kon men reeds lezen in de Temps. Dat we daarmede de Franscben in het hart hebben getroffen, bewijst een mooi artikel «Fleurs de Hollande« in het Journal des Débats, waarin wij o.a. lezen: «Het is een beminnelijke gedachte van de Nederlanders. Bloemen zenden aan gewonden is een uitstekende wijze hen te onderscheiden. De zoete geur der bloemen doet de scherpe lucht van jodoform verdwijnen. Wanneer de bloemen met vriendelijke bedoeling worden gegeven, hebben zij nog een lieflijker geur, die van de herinnering en de vriendschap. Gij weet bovendien, dat in de taal der bloemen de tulp het symbool is van de sympathie en de hyacinth die van de standvastigheid d«r gevoelens Deze bloemen uit Nederland zijn ons welkom. Ze zullen niet enkel onzen gewonden genoegen doeu, maar de goede betrekkingen verlevendigen, die deze afschuwelijke oorlog tusscben Nederland en ons in het leven hebben geroepen.... De tulpen en hyacinten uit Neder land zullen geruimen tijd in de mode zijn in ons land, waar de mode niet zoo grillig en verandelijk is als men meent. Deze tulpen en hyacinthen, die men ons op zoo liefderijke wijze heeft ge zonden uit het land waar de mooiste tulpen bloeien, die uit Syrië en het Oosten werden overgebracht door de vroegere zeevaarders, zijn symbolische bloemen, die tot ons spreken. Zij zeggen ons en wij meenen haar te hooren zeggen: «Het land der tulpen vergeet bet land der violettes niet. Ziet ons aan en adem met voldoening onzen geur wij denken aan u en wenschen u veel goeds, met den glans onzer levendige kleuren, de teerheid en rein heid onzer bloemkelken, bieden wij u de wenschen en groeten van geheel een volk, dat door uw lot wordt be wogen en vervuld is van vreugde over uw herleving.N. Cl. Historisch romantisch verhaal. 23) Tot dion tijd diende hij hen due, door hier en daar aanvallend op te treden, bezig te houden. De aanval van Classicus en Tutor kort geleden op Grinnes, die den Romeinen belangrijke verliezen had gekost, was het begin van dit plan, zijn aanval heden op Yada was de voortzetting. Zoo lag hij dus nu met zijn krijgsmakkers tegen over Yada, maar aan de overzijde der rivier. De schuiten en booten werden op een rij gelegd met den kop naar Vada en op een gegeven teekenen zou de rivier worden overgestoken. De ruiterij zou achter de vaartuigen aanzwemmen. Civilis reed met zijn beide neven Yerax en Julius Yictor onophoudelijk langs den oever en gaf overal zijn bevelen. Een paar Friesche hoofden zorgden dat de bevelen van Civilis bij de hulpbenden werden opgevolgd. Plotseling klonk hoorngeschal en alle schuiten en booten zetten zich gelijktijdig in beweging. De roeiers roeiden als razenden en in bijna geen tijd waren schuiten en booten in het midden der rivier. Op dat oogenblik verschenen de Romeinen op den hoogen rivieroever en zwaaiden met hun wapenen, terwijl zij een geweldig krijgsgeschreeuw aanhieven. Zij schenen te zeggen: „komt maar op, wij zullen je warm ontvangen." Snel naderden de vaartuigen den oever. Plot seling klonk een geheimzinnig gesnor door de lucht en in minder dan geen tijd was de hooge Rijnoever schoon geveegd van Romeinen. De boogschutters door Civilis vóór op de vaar tuigen geplaatst, hadden allen tegelijk hun pijlen afgeschoten en met die zekerheid welke later keizer Hadrianus in bewonde ring deed geraken, toen hij de proeven van bekwaamheid van den Bataafschen boogschutter Soranus bijwoonde, hadden zij van de Romeinen, die zich op deu hoogen oever gewaagd hadden, ruim de helft in het zand doen bijten, terwijl de overigen hun heil in een haastige vlucht zochten. Even daarna stieten de schuiten en booten tegen den oever en met het schild boven het hoofd stormden do mannen van Civilis den kant op. Niemand trachtte hen tegen te houden, maar toen zij boven kwamen, zagen zij dat de Romeinen aan den voet der sterkte in slagorde geschaard stonden en bereid waren den strijd te aanvaarden. De Romeinen waren versterkt door een gedeelte van Brigan- ticus' hulpbende. De Galliërs, die namelijk deel van die afdeeling uitmaakten, hadden zich bij de Romeinen gevoegd. Do Batavieren van Briganticus, die lief en leed met hem hadden gedeeld in Britannië en die uit genegenheid voor hem er in berust hadden voor de Romeinen te strijden, toonden weinig lust tegen Civilis het zwaard te trekken zoo zij niet aangevallen werden en Briganticus was met den Romeinschen bevelhebber overeen geko men deze mannen te belasten met de bewaking der sterkte. De Romeinsche bevelhebber kreeg hierdoor de beschikking over al zijn krijgers in het open veld. Briganticus had zich niet bij zijn krijgers in de sterkte op gesloten, maar voerde zijn Galliërs aan. Nauwelijks waren de krijgers van -Civilia op den hoogen Rijnoever of het gevecht ving aan. Civilis plaatste zich op eenigen afstand in de onmid dellijke nabijheid van den Rijn en zond zijn krijgsvolk in dichte drommen den vijand te gemoet. Yerax en Julius Yictor bene vens de Friesche hoofden voerden gedurig dichte troepen tegen den vijand aan. Er werd met groote verwoedheid gestreden. De Romeinen waren ver in de minderheid en als er geen hulp kwam, zouden zij stellig het onderspit moeten delven. Steeds drongen de benden van Civilis op, meer en meer Romeinen vielen en de overgeblevenen werden steeds sterker naar den burcht opgedrongen. De Romeinsche bevelhebber gaf echter den moed niet op, want hij had boden naar Arenacum gezonden en twijfelde niet of van daar, waar het tiende legioen lag, zou

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1